SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  60
Télécharger pour lire hors ligne
Uri Rosenthal,
minister van Buitenlandse Zaken
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/dcemberr 201060
jaargang 9 | nummer 6 | november/december 2010 Magazine
nationale veiligheid
en crisisbeheersing
Thema: Internationale dimensie
Cyber security
Aanpak Q-koorts geëvalueerd
Vier vragen aan:
Wat is het doel van uw recente voorstel tot
versterking van de Europese
rampenbestrijdingscapaciteit?
“Ons beleidsvoorstel behelst de ontwikkeling
van een structuur voor efficiëntere rampen-
bestrijding door de EU zodat het mogelijk
wordt sneller hulp te bieden waar en
wanneer dat nodig is en dat tegen de laagste
kosten voor de belastingbetaler. Doelen zijn
betere planning met behulp van referentie-
rampscenario’s, de beschikbaarheid van
middelen voor snelle interventie zowel
binnen als buiten de EU te waarborgen,
de logistiek te verbeteren en de kosten-
effectiviteit te waarborgen door dubbel
werk te vermijden en voort te bouwen op
hetgeen reeds goed functioneert.
Het komt erop neer dat we voorstellen een
European Emergency Response Capacity (EERC) op te
zetten op basis van vooraf door de lidstaten
toegezegde middelen en vooraf overeen-
gekomen noodplannen. Deze middelen
blijven onder het beheer van de EU-landen
zelf, maar zullen ter beschikking worden
gesteld zodra een gezamenlijke Europese
interventie nodig is. Ook zal er een European
Emergency Response Centre worden opgezet door
samenvoeging van het huidige Monitoring and
Information Centre (MIC) en de ECHO-crisis-
centra voor humanitaire hulp. Het centrum
zal 24 uur per dag operationeel zijn.
Behalve voor monitoring en coördinatie zal
er ook een grote capaciteit voor planning
beschikbaar zijn.”
Hoe kunnen de lidstaten bijdragen aan deze
responscapaciteit?
“Elke staat heeft de plicht de veiligheid van
zijn ingezetenen te beschermen. Grote
rampen kunnen de nationale capaciteit
echter te boven gaan. In dergelijke gevallen
kan een gecoördineerde Europese
interventie effectiever zijn. Wij stellen een
‘bottom up’ aanpak voor die gebaseerd
wordt op bestaande capaciteiten waarbij de
lidstaten bepaalde middelen in een pool
onderbrengen (bij voorbeeld voor water-
zuivering, search and rescue of voor het
bestrijden van bosbranden, medische
units). Deze middelen worden beschikbaar
gesteld voor EU-operaties, maar blijven
onder het nationale gezag.”
Hoe kijkt u aan tegen samenwerking en
afstemming met andere internationale
organisaties zoals het Rode Kruis, de NAVO en
UN-OCHA?
“Bij grote rampen buiten de EU coördineert
en bevordert het MIC de hulp van lidstaten
die dan adequaat wordt geïntegreerd in de
overige hulpinspanningen. Voor de
Verenigde Naties is het efficiënter wanneer er
afgestemd kan worden op basis van één goed
gecoördineerd hulppakket vanuit de EU dan
te moeten onderhandelen met 27 verschil-
lende partners. Daarom is de VN een zeer
groot voorstander van onze initiatieven tot
betere afstemming van EU-interventies. De
Commissie ondersteunt de leidende rol van
de VN bij rampen buiten de EU. We onder-
houden verder een uitstekende werkrelatie
met het UN Office for Coordination of Humanitarian
Affairs (UN-OCHA). Een andere belangrijke
partner is de Internationale Federatie van
Rode Kruis- en Halvemaanverenigingen (IFRC)
die snel kan optreden bij natuurrampen en op
jaarbasis ongeveer 30 miljoen mensen
bijstaat. In 2009 heeft de Commissie ruim 13
miljoen euro gefinancierd voor operationele
activiteiten en capaciteitsopbouw van het
IFRC.
We werken pragmatisch samen met de NAVO.
Een aantal van onze lidstaten heeft bij
voorbeeld gebruik gemaakt van de luchtbrug
van de NAVO om na de aardbeving van 2005
hulpgoederen naar Pakistan te brengen.
Tijdens rampen waarbij beide operationeel
zijn, wisselen het MIC en het Euro-Atlantic
Disaster Response Coordination Centre van
de NAVO informatie uit.”
Wat is uw bijdrage aan de nieuwe Europese
interne veiligheidsstrategie?
“Het waarborgen van de interne veiligheid
voor Europeanen is een prioriteit bij de EU.
Op grond van het Verdrag van Lissabon en
het programma van Stockholm hebben de
lidstaten begin 2010 een interne veiligheids-
strategie ontwikkeld en de Europese
Commissie opgeroepen concrete voorstel-
len voor maatregelen uit te werken. Eind
november is de interne veiligheidsstrategie
gepubliceerd. Eén van de actiepunten uit de
strategie betreft het optreden van de EU bij
rampen, en bouwt voort op mijn voorstel
over EU-capaciteit voor rampenbestrijding.
In de nieuwe strategie wordt het belang van
optreden door de EU op dit terrein niet
alleen benadrukt als een mechanisme om
het verlies van mensenlevens te voorkomen
en lijden te verzachten, maar ook als een
middel om de veiligheid binnen Europa te
bevorderen.”
Kristalina Georgieva,
EU-commissaris voor internationale
samenwerking, humanitaire hulp
en crisisbestrijding
Redactieadres Magazine nationale veiligheid
en crisisbeheersing
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
E-mail: crisisbeheersing@minbzk.nl
Redactie
Redactiecommissie: Ruth Clabbers,
Marije Breedveld, Donna Landa,
David van Veenendaal,
Lodewijk van Wendel de Joode en
Geert Wismans (samenstelling en
eindredactie)
Redactiesecretariaat: Nalini Bihari
(070-426 53 00)
Redactieraad
Prof. dr. Ben Ale (Technische Universiteit
Delft)
Dr. Arjen Boin (Universiteit Utrecht)
Mr. dr. Ernst Brainich
Dr. Menno van Duin (Nederlands Instituut
Fysieke Veiligheid)
Prof. dr. Georg Frerks (Universiteit
Wageningen)
Prof. dr. Bob de Graaff (Nederlandse
Defensie Academie)
Prof. dr. Ira Helsloot (Vrije Universiteit
Amsterdam)
Prof. dr. Erwin Muller (Universiteit Leiden)
Prof. dr. Uri Rosenthal (Universiteit Leiden)
Dr. Astrid Scholtens (Crisislab)
Prof. dr. Erwin Seydel (Universiteit Twente)
Prof. dr. Peter Werkhoven (TNO Defensie en
Veiligheid)
Prof. dr. Rob de Wijk (The Hague Centre for
Strategic Studies)
Aan dit nummer werkten mee:
Ben Ale, Delilah Al-Khudairy, Alessandro
Annunziato, Vincent van Beest, Harold
Boersen, Marc Bökkerink, Andries
Boneschansker, Marije Breedveld, Claartje
Brons, Anton van Wijk, Raimond Duijsens,
Maris den Engelsman, Pamela van Erve, Erik
Frinking, Peter Glerum, Kristalina
Georgieva, Jan Goeijenbier, Corsmas
Goemans, Erik van der Goot, Peter
Goudsmits, Tom de Groeve, Jolanda Haak,
Siobhan Harty, Alexander Heijnen, Michiel
Hoorweg, Eric J. van der Horst, Gábor
Iklódy, Khan Jahier, Erik Klaver, Douwe
Leguit, Jens P. Linge, Gaël Marchand, Ron
de Meyer, Immanuel Nijssen, Hans Oude
Alink, Marc van Oudheusden, Michel
Rademaker, Marlies van Reenen, Ad de Roo,
Caroline van der Schaaf, Ton Slewe, Erik
Soonieus, Kim Steenbergen, Marijke
Stokkel, Erik Teepe, Marieke Timmermans,
Jan van Tol, Maaike van Tuyll, Laurens van
der Varst, Paul Vierveijzer, René Voogt, Rob
de Wijk, Janneke Zaal
Fotografie
Eagle, Europese Commissie, EU-MIC, Rob
Jastrzebski, NATO, Nederlandse Rode Kruis,
Public Safety Canada, Jan van Tol,
WaterSave.EU, WFF
IIlustraties
ENISA, HCSS, NATO, Nederlandse Rode
Kruis, Marc van Oudheusden, Provincie
Zeeland, WFF
Vormgeving
Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag
Productiebegeleiding
Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
Directie Communicatie en Informatie /
Grafische en Multimediale Diensten
Druk
OBT bv, Den Haag
© Auteursrecht voorbehouden.
ISSN 1875-7561
Colofon
Voor een gratis abonnement mail: crisisbeheersing@minbzk.nl.
Het magazine is te downloaden via
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/crisis-en-nationale-veiligheid.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010w 59
3 | Introductiecolumn Rob de Wijk 5 | Nationale Veiligheid - de Britse aanpak
6 | Nieuwe uitdagingen voor de NAVO 9 | Naar Europese richtlijnen voor methodiek
risicoanalyse 10 | Nationale risicoanalyse in Frankrijk 11 | De EU Interne Veiligheids-
strategie 12 | EU-crisismanagement: uitdagingen en oplossingen 15 | World Foresight
Forum april 2011 16 | Europa en internationale assistentie – zenden en ontvangen
18 | All-hazards risk assessment crisismanagement – de Canadese aanpak 20 | Rode Kruis
World Disaster Report symposium 24 | Internationale aandacht voor de risico-regelreflex
28 | Noodhulp Pakistan netcentrisch gecoördineerd 29 | Handboek maakt internationale
bijstand werkbaar 30 | Up Safety – Europees project Ondergrondse veiligheid 31 | Water.
Save.EU 60 | Vier vragen aan Europees Commissaris Georgieva
Inhoud
Het Magazine nationale
veiligheid en crisisbeheersing
is een tweemaandelijkse
uitgave van de directie
Nationale Veiligheid van
het ministerie van Veiligheid
en Justitie.
Het blad informeert,
signaleert en biedt een
platform aan bestuurders
en professionals over
beleidsontwikkeling,
innovatie, uitvoering en
evaluatie ten aanzien van
nationale veiligheid en
crisisbeheersing.
De verantwoordelijkheid voor
de inhoud van de artikelen
berust bij de auteurs.
32 | Cyber Storm III@NL-ICT verstoringen zijn niet
alleen virtueel!
34 | Eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en
Digitale Veiligheid
36 | ICT kwetsbaarheid en invulling Nederlandse cyber
security strategie
37 | Oefening Cyber Europe 2010
40 | Evaluatiecommissie Q-koorts
42 | Kabinetsreactie op rapport Commissie Van Dijk
43 | Giframp Hongarije – alweer… toezicht
44 | Bosbranden in Rusland
46 | Slachtofferregistratie na rampen
48 | Hulpverleners ten onrechte bang voor
	 radioactieve besmetting
50 | Voorbereiding op pandemie – case Luchtvaart!
51 | Boekrecensie: Gwynne Dyer - Klimaatoorlogen
52 | Bezuinigingsdruk vraagt om slimmer
samenwerken
54 | Link(s)e bewegingen in Nederland: definities en
veiligheidsrisico’s
56 | Openbare orde en veiligheid op de BES
58 | Regiobijeenkomsten zelfredzaamheid bij
noodsituaties
58 | Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming
58 | Bob de Graaff hoogleraar Inlichtingen en Nationale
Veiligheid
Thema: Internationale dimensie
Overige onderwerpen
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20102
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 3
1	
voetnoot
3Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
De dimensie
Ik voel mij altijd wat ongemakkelijk met vragen
naar Nederland en de internationale dimensie van
crisisbeheersing. Want er is een veelheid aan
internationale initiatieven zonder veel samenhang.
Nederland heeft er soms iets, maar vaak niets mee te
maken. Bovendien lijken initiatieven hetzelfde,
maar verschilt de inhoud enorm. Ook hebben veel
landen hun zaken minder op orde dan Nederland.
Dit alles maakt het lastig iets zinnigs te zeggen.
prof. dr. Rob de Wijk, voorzitter van de Denktank Nationale
Veiligheid, directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische
Studies en hoogleraar Internationale Betrekkingen in Leiden
Neem de nationale veiligheidsstrategieën. Nederland
heeft er een. Een fraai stuk werk, met een voorwoord
van de minister-president om de status ervan te
onderstrepen. Opmerkelijk is dat bijna niemand weet
dat die strategie bestaat, met inbegrip van vele
bestuurders. Hoe anders is dat met de Amerikaanse
National Security Strategy. President Obama publiceerde
de zijne afgelopen mei en haalde wereldwijd de media.
De reden waarom Obama wel, en Balkenende geen
aandacht kreeg, zit in de aard van het document. De
Nederlandse strategie is vooral een werkwijze waarmee,
ik citeer: “het kabinet beter dan voorheen (kan) bepalen
welke dreigingen de nationale veiligheid in gevaar
kunnen brengen en hoe (erop) te anticiperen”.
De Amerikaanse strategie is eigenlijk het resultaat van
zo’n werkwijze. Het is de visie van een president van een
supermacht die aangeeft welke rol de Verenigde Staten
in de wereld moet spelen. Het contrast met de strategie
van Obama’s voorganger is groot. Onder Bush heerste
triomfalisme over de hegemoniale macht van Amerika
waarmee, zo nodig alleen, wereldwijd democratie en
vrijheid, in zijn ogen voorwaarden voor vrede, zou
kunnen worden gebracht. De strategie van Obama erkent
dat Amerika verzwakt is, dat economie en begrotings-
tekort moeten worden aangepakt en dat geërodeerde
macht samenwerking met bondgenoten vereist.
De notie dat door verschuivende machtsverhoudingen de
wereld verandert en dat daarom herpositionering vereist
is, ontbreekt in de strategieën van de Europese Unie en
de NAVO. Die van de Unie stamt uit 2003, terwijl in 2008
een poging is gedaan een nieuwe versie te ontwikkelen.
Het resultaat was een verslag over de toepassing van de
Europese Veiligheidsstrategie dat weinig nieuws bevatte.
Het proces liep ondermeer stuk op de verschillende visies
van de lidstaten over wat de Unie op veiligheidsgebied
zou kunnen betekenen.
Hetzelfde blijkt uit de nieuwe NAVO-strategie die eind
november werd gepresenteerd. Het is geen wereldschok-
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20104
kend document. Evenals in de strategie van de Unie
ontbreekt in de NAVO-strategie elke verwijzing naar de
grote geopolitieke veranderingen waarover Obama wel
repte. Kennelijk is het onmogelijk om binnen bond-
genootschappen overeenstemming over een dergelijke
notie te krijgen. Wel geeft het document een goed inzicht
in de evoluerende visie op wat onze veiligheid bedreigt.
Traditionele veiligheidsrisico’s, zoals de bezetting door
een buurland zijn passé. De enige meer traditionele
dreiging wordt gevormd door een raketaanval door Iran,
hoewel dit land niet expliciet genoemd wordt. De
aandacht is in belangrijke mate verschoven naar de
bedreiging van de welvaart en de maatschappelijke en
politieke stabiliteit. Deze kunnen worden aangetast door
bij voorbeeld de bedreiging van handelsroutes, cyberaan-
vallen, vluchtelingenstromen als gevolg van klimaatver-
andering, en de onderbreking van de toevoer van energie
en grondstoffen. Vertaald naar de Nederlandse Strategie
Nationale Veiligheid betekent dit een verschuiving van
het vitale belang van de territoriale veiligheid, naar
economische, ecologische en fysieke veiligheid, en de
sociale en politieke stabiliteit.
Een strategie is niet meer dan een stuk papier. Het komt
er uiteraard op aan dat visie wordt vertaald naar actie.
De Strategie Nationale Veiligheid komt dicht bij een
operationeel document, maar merkwaardig genoeg
ontbreekt de bovenliggende visie en daarmee een
communicatiemiddel naar de burger. In feite wordt
gaande het implementatieproces het feitelijke beleid
ontwikkeld. In dit geval gebeurt dat aan de hand van
analyses die voortvloeien uit de Nationale
Risicobeoordeling.
Het voorgaande heeft consequenties voor Nederland.
Ik raak steeds meer tot overtuiging dat het nieuwe
ministerie van Veiligheid en Justitie de Strategie
Nationale Veiligheid moet evalueren en moet aanvullen
met een pakkende visie over de wijze waarop onze
rechtsstaat tegen nieuwe dreigingen wordt beschermd
zodat mensen in vrijheid kunnen samenleven. Zo’n visie
is nodig om duidelijk te maken dat veiligheid meer is dan
‘meer blauw op straat’ of minimumstraffen. De visie
dient evenveel aandacht te geven aan criminaliteit,
sociale veiligheid, terrorisme, crises en rampen en moet
de relatie duidelijk maken tussen interne en externe
veiligheid, dat het domein van defensie is. Nieuwe
dreigingen en de verwevenheid van interne en externe
veiligheid eisen niet minder dan een comprehensive
approach. Deze exercitie start met de Nationale
Risicobeoordeling.
De Europese Unie, die helaas in Nederland door velen
wordt gezien als een spilzieke, bemoeizuchtige
documentenproducerende bureaucratie heeft een
gestructureerde aanpak die als voorbeeld kan dienen.
Eind november presenteerde de Commissie een
actie-plan ter implementatie van bovenliggende
documenten, zoals het Verdrag van Lissabon en een
eerder dit jaar aangenomen Interne Veiligheidsstrategie.
Het actieplan gaat in op de meest waarschijnlijke
dreigingen en geeft aan welke actie moet worden
ondernomen op het gebied van terrorisme, cybercrime,
grensbewaking en rampenbestrijding. Die acties kunnen
vérstrekkende gevolgen hebben zoals de eis dat lidstaten
ter bestrijding van cybercrime een goed functionerend
CERT moeten hebben, deze aan elkaar moeten koppelen
en noodplannen moeten ontwikkelen. Overigens is
interessant dat de Unie na aanvaarding van het Verdrag
van Lissabon met de Solidariteitsclausule een
verplichting tot bijstand kent in geval van calamiteiten.
Als het tot feitelijke implementatie komt, geven
buitenlandse ervaringen nuttige inzichten. Zo kunnen
institutionele veranderingen dramatisch uitpakken als
deze voor een beperkt probleem worden doorgevoerd.
Kijk eens naar de ontwikkeling van het Department of
Homeland Security dat als antwoord op de aanslagen van
11 september 2001 werd opgericht. Contraterrorisme
kreeg daarom de grootste prioriteit. Toen in 2005 Katrina
New Orleans teisterde, bleek men onvoldoende
voorbereid en kreeg minister Michael Chertoff veel
kritiek in het Huis van Afgevaardigden. In Nederland mag
de aanleiding voor het veiligheidsministerie daarom niet
alleen maar de subjectieve veiligheidsbeleving van de
gemiddelde Nederlander zijn. Subjectief, omdat
Nederland objectief veiliger wordt.
Het is in dit verband nuttig om de bevindingen van de
Gemengde commissie veiligheid en rechtsorde (de
Commissie-Brinkman) van september 2005 er nog eens
op na de slaan. Want discussies over de noodzaak van een
veiligheidsministerie zijn van oudsher ingegeven door de
constatering dat Nederland de rampenbestrijding en
crisisbeheersing onvoldoende op orde heeft.
Zijn er meer zaken die Nederland van het buitenland
kan leren? Persoonlijk ben ik nogal gecharmeerd van de
wijze waarop de Britten door hun operationele focus
hun crisisbeheersing en rampenbestrijding hebben
georganiseerd. Die focus ontbreekt bij Nederlandse
bestuurders veelal. Dit is dus iets om naar te kijken als
we onze rampenbestrijding en crisisbeheersing echt op
orde willen krijgen.
Een strategie is niet meer dan een stuk papier.
Het komt er uiteraard op aan dat visie wordt
vertaald naar actie.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 5
Internationale dimensie
Nationale veiligheid is aangemerkt als de
eerste taak van de rijksoverheid en wordt de
hoogste prioriteit gegeven. Voor cyber
security is 650 miljoen pond vrijgemaakt
voor de kabinetsperiode, waar op andere
terreinen grote bezuinigingen worden
doorgevoerd. Voor het eerst zijn interne en
externe veiligheid in de nationale veilig-
heidsstrategie gecombineerd. Belangrijkste
thema’s zijn terrorisme, fragiele staten, cyber
security, civiele rampen (overstromingen en
influenza), energieveiligheid, georganiseerde
misdaad, klimaatverandering en grens-
toezicht. De aanpak van de nationale
veiligheidsrisico’s wordt uitvoerig beschreven
in “The Strategic Defence and Security
Review”.
Beide documenten zijn opgesteld door de
nieuwe Nationale Veiligheidsraad, waarin
de belangrijkste ministeries zijn vertegen-
woordigd. Hoofdstuk 6 van de Review geeft
inzicht in de structuurhervormingen die
recentelijk zijn doorgevoerd om de
doelstellingen van de strategie te realiseren.
De Nationale Veiligheidsraad onder leiding
van premier Cameron komt wekelijks bijeen
en wordt ondersteund door een permanente
Nationale Veiligheidsstaf. Voor elk van de
prioritaire thema’s zijn “lead ministers”
aangewezen, die verantwoordelijk zijn voor
de coördinatie van de belangrijkste
nationale veiligheidstaken op dat domein.
De werkzaamheden worden opgepakt door
gecoloceerde teams, bestaande uit
aangewezen ambtenaren van alle betrokken
ministeries in samenwerking met de private
sector, non-gouvernementele organisaties
en internationale partners.
Onderstaand diagram geeft een overzicht
van de nieuwe nationale veiligheids-
structuren op centraal niveau.
Voor de integrale teksten van strategie en
review zie www.cabinetoffice.gov.uk.
Nationale veiligheid
De Britse aanpak
Eind oktober heeft het Verenigd Koninkrijk, onder veel
media aandacht, haar nieuwe strategie Nationale Veiligheid
(“A Strong Britain in an Age of Uncertainty”) gepresenteerd.
De strategie heeft een centrale plaats in het kabinetsbeleid.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20106
Internationale dimensie
Het nieuwe Strategisch Concept verschilt in verschillende,
belangrijke opzichten van zijn voorloper uit 1999. Ten
eerste is het veel korter en leesbaarder, en zal het dus een
breder publiek bereiken. Ten tweede omarmt het nieuwe
document de globalisering als het belangrijkste kenmerk
van het strategische klimaat. Daarmee wordt dus ook het
“eurocentrische” standpunt van het concept uit 1999
verlaten. Het belangrijkste is echter dat - ook al bevestigt
het nieuwe Strategisch Concept nog eens het centrale
belang van de collectieve defensie zoals die is vastgelegd
in artikel 5 van het Verdrag van Washington - er ook een
overtuigende omschrijving in wordt gegeven van de
nieuwe, niet-traditionele bedreigingen van de veiligheid.
Verder geeft het Strategisch Concept concrete manieren
aan waarop de NAVO daar iets tegen kan doen.
Zo stelt het Concept de noodzaak centraal om de
middelen te ontwikkelen waarmee de bevolking en het
grondgebied van de NAVO kunnen worden verdedigd
tegen aanvallen met ballistische raketten, als essentieel
onderdeel van de collectieve defensie. Het maakt zich ook
sterk voor de verdere ontwikkeling van het vermogen van
de Alliantie om cyberaanvallen te voorkomen, te
herkennen, zich ertegen te verweren en de schade te
herstellen. Daaronder valt ook het gebruik van de
beleidsprocessen binnen de NAVO om de nationale
inspanningen voor cyberdefensie te versterken en te
coördineren. Bovendien komen de NAVO-lidstaten in het
nieuwe Strategische Concept overeen om de capaciteit te
vergroten die nodig is om internationaal terrorisme op te
sporen en zich ertegen te verdedigen. Dat houdt onder
meer in dat de dreiging grondiger wordt geanalyseerd, er
meer wordt overlegd met de partners van de NAVO en dat
militaire slagkracht wordt ontwikkeld die op deze taak is
berekend. En de verdragspartners stemmen er ook mee in
om de mogelijkheden van de NAVO om bij te dragen aan
Gábor Iklódy, NATO Assistant Secretary General for Emerging Security Challenges
Nieuwe uitdagingen
voor de
Toen de staatshoofden en regeringsleiders van de
NAVO in november voor de top in Lissabon
bijeenkwamen, moesten ze een vraag van cruciaal
belang beantwoorden: kan de NAVO een echte
alliantie voor de 21e eeuw worden? Het antwoord
dat ze daarop gaven was een ondubbelzinnig “Ja”.
Door het aanvaarden van een nieuw Strategisch
Concept, waarin de koers voor de komende jaren
wordt uitgezet, hebben de leiders van de NAVO de
trans-Atlantische alliantie opnieuw een centrale
rol toegekend met betrekking tot de veiligheid in
Europa en de wereld.
NAVO
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 7
de energiezekerheid verder te ontwikkelen. Daaronder
valt ook de bescherming van vitale infrastructuur,
transmissiegebieden en –leidingen. Tot slot wil de NAVO
ervoor zorgen dat de organisatie voorop loopt bij het
beoordelen van de invloed die nieuwe technologieën op
de veiligheid uitoefenen, en dat de militaire planning
rekening houdt met deze potentiële bedreigingen.
Door deze terreinen in hun nieuwe Strategische Concept
aan de orde te stellen, benadrukken de 28 NAVO-lidstaten
dat ze willen dat de NAVO een belangrijke bewaker van de
veiligheid blijft, niet alleen met betrekking tot traditio-
nele bedreigingen daarvan, maar ook met betrekking tot
niet-traditionele bedreigingen. Het zal echter zware
inspanningen vergen om deze voornemens in tastbaar
beleid om te zetten. Cyberaanvallen, terrorisme,
proliferatie en bedreigingen van de energievoorziening
worden niet voor niets “niet-traditioneel” genoemd: ze
hebben bepaalde kenmerken gemeen waardoor het nogal
moeilijk is om ze aan te pakken. Bovenal worden de
lidstaten door deze kenmerken niet alleen gedwongen
om anders te gaan denken over solidariteit binnen de
Alliantie, maar ook om nieuwe wegen te zoeken voor
aansluiting van de NAVO met de internationale gemeen-
schap als geheel, met name met civiele spelers en de
private sector.
Het eerste kenmerk dat deze niet-traditionele bedreigin-
gen gemeen hebben, is dat ze niet noodzakelijkerwijs
alle verdragspartners op dezelfde manier treffen. Een
terroristische aanval op één verdragsstaat kan wel alle
andere met zorg vervullen, maar hoeft niet automatisch
te worden beschouwd als een aanval op de Alliantie als
geheel. Dat zelfde geldt voor een cyberaanval op het
bancaire systeem of een aanval op de energievoorziening
van een individuele verdragsstaat. De beslissing òf en hoe
er wordt gereageerd ligt eerst en vooral bij het getroffen
land. In tegenstelling tot de Koude Oorlog, toen een
aanval van het Warschaupact op één van de verdrags-
staten van de NAVO een collectieve reactie van de andere
verdragsstaten tot gevolg zou hebben gehad, lenen de
bedreigingen van tegenwoordig zich niet voor een
dergelijke, min of meer automatische respons. Daaruit
vloeit ook de behoefte van de NAVO-lidstaten voort om
het solidariteitsconcept te verbreden en mogelijkheden te
zoeken om bijstand te verlenen die de traditionele
militaire scenario’s overstijgt.
Dit voert ons naar een tweede gemeenschappelijk
kenmerk van de nieuwe bedreigingen: ze vragen niet
noodzakelijkerwijs om een militaire reactie. Een goed
georkestreerde cyberaanval kan een land op een schaal
verlammen die in het verleden alleen met een invasie
vanuit het buitenland zou kunnen worden bereikt. Maar
als de aanval zou zijn uitgevoerd door bijvoorbeeld een
niet-gouvernementele organisatie, zou de NAVO niet echt
met militaire represailles kunnen dreigen. De proliferatie
van massavernietigingswapens zou, daarentegen, weer
wel nieuwe militaire verdedigingsmiddelen nodig
kunnen maken, zoals antiraketsystemen. Toch zal het de
voorkeurstactiek blijven om de proliferatie te ontmoedi-
gen door regionale veiligheidsproblemen op te lossen en
diplomatieke en economische dwangmiddelen en
stimulansen toe te passen. Kortom: hoewel de militaire
“gereedschapskist” van de NAVO een essentiële bijdrage
kan leveren, kan die op zichzelf geen totaaloplossing
bieden.
Vanouds lag de kracht van de NAVO in haar vermogen tot
afschrikking. De Alliantie maakte niet werkelijk gebruik
van geweld om potentiële aanvallers af te schrikken. De
enorme militaire macht en het politieke en economische
gewicht van de Alliantie voorkwam iedere aanval.
Datzelfde zou ook van toepassing moeten zijn op de
nieuwe uitdagingen waar men tegenwoordig voor staat:
potentiële bedrijvers van wandaden dienen te weten dat
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20108
Internationale dimensie
de NAVO in het geval van een aanval als geheel zal
reageren. Het is niet nodig om te specificeren of deze
reactie politiek, economisch of militair zal zijn. In feite is
het een voordeel om vaag te blijven over de reactie van de
NAVO op een aanval.
Dit leidt weer tot het derde gemeenschappelijke kenmerk
van deze nieuwe uitdagingen: aangezien ze zowel van
buitenaf kunnen komen als uit het binnenland, en zowel
militair als economisch van aard kunnen zijn, dienen ze
op holistische wijze te worden benaderd. Dit betekent in
concrete termen dat de NAVO gestructureerde relaties
moet opbouwen met allerlei civiele spelers. Dat is niet
alleen van toepassing op de andere grote internationale
organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Europese
Unie, maar ook op niet-gouvernementele organisaties
(NGO’s) en op de private sector, bijvoorbeeld op het
gebied van energie en informatietechnologie. Al deze
spelers worden partners in de pogingen om het hoofd te
bieden aan de bedreigingen die de globalisering met zich
meebrengt. Gezien de enorme verschillen in doelstelling,
mandaat en werkwijze die tussen deze organisaties
bestaan, zal het een moeizaam proces worden om er een
doelmatige en op vertrouwen gebaseerde relatie mee op
te bouwen. Toch mag de NAVO deze uitdaging niet uit de
weg gaan.
Als de Alliantie de veiligheid van haar leden op effectieve
wijze wil blijven garanderen, moet zij een teamspeler
worden. De NAVO is dit pad nog maar net ingeslagen, en
het zal een moeilijke reis worden. Sommige van de
verdragsstaten zullen aarzelen om de NAVO een grotere
rol te laten spelen op gebieden als energiezekerheid en
het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. Hun
argument daarbij is dat zo allerlei zaken, die om goede
redenen in de politieke sfeer zouden moeten blijven, te
zeer worden gemilitariseerd. Anderen maken zich
misschien zorgen dat, door zich op deze nieuwe
bedreigingen te richten, de aandacht van de NAVO wordt
afgeleid van haar kerntaak - de gemeenschappelijke
defensie. Er kan alleen op dergelijke overwegingen
worden ingegaan – waarbij hopelijk de bezorgdheid
wordt weggenomen – als de verdragspartners meer tijd
besteden aan het bespreken van de bedreigingen die zich
nu en in de toekomst voordoen, en als ze, door daar een
effectief antwoord op te formuleren, aantonen dat de
NAVO van nut is en een meerwaarde heeft. De afgelopen
jaren is veel van de tijd en aandacht van de lidstaten
besteed aan het managen van de NAVO-operaties, zoals
die in Afghanistan en Kosovo, waardoor men zich te
weinig over toekomstige uitdagingen heeft gebogen.
Wat er op dit moment nodig is, is dan ook een nieuw
evenwicht tussen het heden en de toekomst. De NAVO
moet een cultuur ontwikkelen waarin het politieke debat
niet beperkt is tot de zaken waarbij de NAVO in militaire
zin direct betrokken is, maar dat zich ook uitspreekt over
zaken die “alleen maar” politiek relevant zijn. Zo lang
ieder debat in de NAVO wordt gezien als een voorberei-
ding op militaire operaties, zal een op de toekomst
gericht, verlicht debat over de nieuwe uitdagingen in de
21e eeuw onhaalbaar blijven.
De nieuwe “Emerging Security Challenges Division”
(ESCD) zal een eigen bijdrage moeten vormen aan een
dergelijke nieuwe debatcultuur. Deze nieuwe divisie, die
voorafgaand aan de top in Lissabon in het leven is
geroepen, brengt voor het eerst het werk bijeen dat wordt
verricht aan de bovengenoemde bedreigingen: terrorisme,
proliferatie, cyberaanvallen en bedreigingen van de
energievoorziening, waaronder ook bedreigingen van het
milieu worden begrepen. Bovendien zal de nieuwe
“Strategic Analysis Capability” eenheid de strategische
horizon aftasten, op zoek naar bedreigingen van de
veiligheid van de lidstaten. Dit zal een stimulans zijn voor
het debat onder de verdragspartners en de unieke waarde
versterken die de NAVO heeft als het belangrijkste forum
voor veiligheidsoverleg tussen Europa en Noord-Amerika,
de sterkste alliantie van gelijkgestemde naties ter wereld.
Een nieuwe divisie in de Internationale Staf van de NAVO,
nauwere banden met andere spelers, en een meer op de
toekomst gericht debat onder de lidstaten: dat zijn de
elementen die de manier zullen bepalen waarop de NAVO
de nieuwe, groeiende bedreigingen van de veiligheid zal
aanpakken. Er zullen diepgaande veranderingen in de
structuur en het beleid van de NAVO nodig zijn om deze
benadering werkelijk effectief te maken. Maar de NAVO is
ten volle bereid deze veranderingen te ondergaan. Omdat
de verdragspartners hebben begrepen dat de Atlantische
Alliantie alleen door veranderingen te aanvaarden, zijn rol
als steunpilaar van de veiligheid in een geglobaliseerde
wereld kan waarmaken.
9Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
Daarin heeft de Commissie het mandaat
gekregen om, samen met lidstaten, vóór het
einde van 2010 niet-bindende richtlijnen
voor methodieken voor risicoanalyse te
ontwikkelen. Lidstaten krijgen dan een jaar
de tijd om deze richtlijnen te implementeren.
Eind 2012 moet de Europese Commissie een
‘cross sectoral overview of the major natural
and man-made risks’ gereed hebben.
De bijeenkomsten boden een belangrijke
gelegenheid om bestaande methoden van
risicoanalyse en de ervaringen die daarmee
zijn opgedaan door lidstaten, naast de
concept-richtlijnen van de Europese
Commissie te leggen. Met name de expert-
meeting bood een goed platform voor een
gedachtewisseling met de Europese
Commissie. Daarnaast was er gelegenheid
om te netwerken en kennis te nemen van
elkaars meest actuele ervaringen.
In de ochtend werden de conceptrichtlijnen
besproken in aanloop naar de informele
Europese DG-bijeenkomst. Bij deze expert-
meeting waren België, Duitsland, Frankrijk,
Hongarije, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal,
Slovenië en het Verenigd Koninkrijk
aanwezig. De Europese Commissie begon
met het presenteren van de richtlijnen. In de
daaropvolgende discussie kreeg de
Commissie vanuit verschillende landen
complimenten voor het feit dat zij in de
richtlijnen stelde dat risicoanalyse gevolgd
zou moeten worden door een capaciteiten-
analyse. Daarnaast werden verschillende
suggesties gedaan, waarvan ik hier de
belangrijkste twee benoem. De scope van de
richtlijnen moet niet alleen natuurlijke en
industriële rampen omvatten, maar álle
soorten rampen door natuur of mens (al dan
niet moedwillig) veroorzaakt. Bovendien
moeten de richtlijnen niet alleen uitgaan van
kwantitatieve data, maar moet het ook
mogelijk zijn kwalitatieve data te verwerken,
omdat veel informatie niet te kwantificeren
Frankrijk gaf vervolgens een presentatie over
de totstandkoming van hun methodiek voor
risicoanalyse (zie ook artikel hierna, red.).
Wat opvalt, is het korte tijdsbestek (begin was
maart 2010), waarin zij – door keuzes te
maken en interdepartementaal verstandig
samen te werken en te coördineren – in korte
tijd veel hebben bereikt. Eind 2011 volgt nog
een belangrijke stap, namelijk de review,
improvement en verdieping. Omwille van de
tijd heeft Frankrijk ervoor gekozen eerst
globale risicoanalyses te maken, maar men
realiseert zich dat er daarna ook nog veel
werk te verrichten valt. Tot slot kijkt Frankrijk
ook vooruit naar de fase van bepaling van wat
openbaar mag worden voor publiek
(transparantie staat hoog in het vaandel) en
wat niet (politieke keuzes).
In de middag vond een DG-bijeenkomst
plaats met het Verenigd Koninkrijk, Slovenië,
Portugal, Frankrijk en Duitsland. De DG’ en
onderschreven de suggesties voor verbetering
van de concept richtlijnen uit de expertmee-
ting. Ze benadrukten nog sterker de
noodzaak de scope van de richtlijnen zo veel
mogelijk all hazard te laten zijn (inclusief
moedwillig veroorzaakte rampen). Ook
vroegen de DG’en aandacht voor het belang
de richtlijnen zo eenvoudig mogelijk te
houden, zodat lidstaten die nog gaan
beginnen met het opstellen van een
methodiek dit ook binnen de gestelde
termijn kunnen realiseren. Naast de
richtlijnen zelf spraken de DG’en ook in
bredere zin met elkaar over civiele bescher-
ming binnen de Europese Unie. Aan de orde
kwamen daarbij onder andere de Europese
Repons Capaciteit, de interne veiligheids-
strategie en de samenwerking tussen DG JLS
en DG ECHO. Afgesproken is hierover een
gezamenlijke, strategische notitie op te
stellen. Slovenië heeft aangeboden de
eerstvolgende bijeenkomst van de DG’en te
organiseren.
Beide bijeenkomsten waren nuttig en boden
voldoende gelegenheden om elkaar (verder)
te leren kennen en constructieve stappen te
zetten op weg naar goede richtlijnen voor
risicoanalyse. De richtlijnen zijn naar
aanleiding van de suggesties uit de expert-
meeting aangepast en geagendeerd voor de
officiële DG-conferentie voor civiele
bescherming en zullen in 2011 in de
raadwerkgroep PROCIV worden besproken.
Pamela van Erve, programma Dreigingen en Capaciteiten,
directie Nationale Veiligheid, ministerie van Veiligheid en Justitie
Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag
Naar Europese richtlijnenvoor
methodiek risicoanalyse
Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden
over de ‘Guidelines on Risk Assessment  Risk Mapping for Civil Protection’.
Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld
naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009.
is.
Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag
Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden
over de ‘Guidelines on Risk Assessment  Risk Mapping for Civil Protection’.
Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld
naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009.
Drie jaar na Nederland is ook Frankrijk
begonnen met het uitvoeren van een
nationale risicoanalyse (NRA). In deze NRA
worden alle moedwillige en niet-moedwillige
bedreigingen, natuurrampen, ongevallen
of door de mens veroorzaakte calamiteiten
die de Franse bevolking, gebiedsdelen,
instellingen of het milieu kunnen treffen,
geïdentificeerd, gekarakteriseerd en
gerangschikt. Alle dreigingen die de Franse
nationale veiligheid kunnen aantasten,
worden in een matrix geplaatst die de
relatieve gevolgen en waarschijnlijkheid
ervan laat zien.
Op de korte termijn willen we de planning
en capaciteitsopbouw voor de nationale
veiligheid efficiënter maken, het publiek
bewuster maken van de risico’s en zorgen voor
een betere communicatie over gevaren tussen
de centrale regering en de lokale autoriteiten
en particuliere belanghebbenden.
Op de langere termijn willen we het voor de
beleidsmakers gemakkelijker maken te
kiezen voor de beste maatregelen voor
mitigatie en capaciteitsopbouw en daarnaast
zorgen voor sterkere bilaterale en multilate-
rale samenwerking met andere EU-lidstaten
op het gebied van risicoanalyse, planning
voor noodsituaties en crisismanagement.
Frankrijk begon met zijn NRA op het
moment waarop risicoanalyses bovenaan
de prioriteitenlijst van de Europese Unie
stonden. Voor het ontwikkelen van een NRA
op lidstaatniveau kon onder andere worden
teruggegrepen op het Programma van
Stockholm, de Conclusies van de Raad
(30 november 2009) en de Strategie voor
Interne Veiligheid van de EU.
De eerste stap in het proces bestond uit het
opzetten van een interdepartementale
werkgroep onder de gezamenlijke leiding van
de Secretaris-Generaal voor Defensie en
Nationale Veiligheid (kabinet van de
minister-president) en het ministerie van
Binnenlandse Zaken. De tweede stap was het
opstellen van een methodologie voor het
beoordelen van de gevolgen en mate van
waarschijnlijkheid van elk risico en de
bijbehorende scenario’s. Hierbij maakte de
werkgroep dankbaar gebruik van het eerder
in Frankrijk uitgevoerde werk op het gebied
van de bescherming van vitale infrastructuur
en contraterrorisme, maar ook van de zeer
gedetailleerde methodologie die door
Nederlandse en Britse expertgroepen
beschikbaar was gesteld. De derde stap, die
nog in volle gang is, behelst het uitwerken
van zo’n 50 scenario’s voor de belangrijkste
dreigingen. Naar verwachting zal de NRA in
de zomer van 2011 ter goedkeuring aan de
regering worden voorgelegd.
Internationale samenwerking is essentieel
gebleken voor de succesvolle ontwikkeling
van de Franse NRA. Eerdere werkzaamheden
op het gebied van risicoanalyse, met name
door het Verenigd Koninkrijk, Nederland en
Duitsland, bleken van onschatbare waarde
voor de Commissie bij het opstellen van
conceptrichtlijnen voor de NRA. Daarnaast
vormden ze een inspiratiebron voor de Franse
werkgroep.
Dankzij deze inspanningen en het leider-
schap van de Commissie zullen alle
lidstaten op zeer korte termijn van deze
richtlijnen kunnen profiteren en kunnen
voldoen aan het vastgestelde schema voor
de ontwikkeling van een NRA.
Tegelijk met het ontwikkelen van de Franse
nationale risicoanalyse richtte de directie
Toekomst en Planning Nationale Veiligheid
een nieuwe afdeling op, de VAA (Veille-Analyse-
Anticipation) ten behoeve van “preventieve
monitoring, analyse en preventie”. De
belangrijkste missie van VAA is de afdeling
Planning te voorzien van voortdurende
dreigingsanalyses op basis van zwakke
signalen en het nationale operationele
centrum tijdig te waarschuwen.
Brandstofcrisis
Tijdens de brandstofcrisis werd CIC Beauvau,
het nieuwe nationale operationele crisis-
centrum van Frankrijk, voor de eerste maal
geactiveerd en wel tussen 18 oktober en
3 november. De VAA verleende ondersteuning
bij het beheersen van de crisis door de sociale
en brandstofsituatie reeds vanaf eind
september nauwlettend te monitoren.
Zodra het CIC was geactiveerd, opereerde
de VAA in de situatiecel om de besluitvor-
mingscel te voorzien van analyses van de
verschillende scenario’s volgens welke de
crisis zich zou kunnen ontwikkelen. Door 48
uur tot 10 dagen vooruit te blikken kon de
VAA de strategische en politieke besluit-
vormers laten zien waar de omslagpunten
zouden kunnen liggen en wat de mogelijke
consequenties van de situatie op de korte en
lange termijn zouden kunnen zijn voor de
economie. Er zullen vele lessen worden
getrokken uit deze crisis, maar de eerste inzet
van de VAA is over de hele linie effectief
gebleken en noodt tot het bestuderen van
verdere verbeteringen op dit terrein.
Nationale risicoanalyse in
Frankrijk
Gaël Marchand,
senior consultant, directie Toekomst
en Planning Nationale Veiligheid
(DPPSN), ministerie van
Binnenlandse Zaken, Frankrijk
Catastrophique 5
Probabilité
National Risk Assesment Matrix
Impact
Très faible 1 Faible 2 Moyenne 3 Forte 4 Très forte 5
Majeur 4
Modéré 3
Mineur 2
Insignifiant 1
Risk Level
Extreme
High
Medium
Low
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201010
Internationale dimensie
11Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
De EU Interne Veiligheidsstrategie
in Actie
De Europese Commissie is een discussie
gestart met de lidstaten, JBZ-agentschappen
(o.a. Europol, Eurojust en Frontex) en het
Europees Parlement over de interne veilig-
heid van de Europese Unie. Op grond van het
Verdrag van Lissabon en het Stockholm-
programma hebben de lidstaten begin 2010
een interne veiligheidsstrategie ontwikkeld
en de Europese Commissie opgeroepen om
concrete voorstellen voor maatregelen uit te
werken. In de op 22 november door
Eurocommissaris Cecilia Malmström gepu-
bliceerde mededeling ‘EU interne veiligheids-
strategie in actie,’1
worden vijf strategische
doelen voor de interne veiligheid voorge-
steld. Het gaat daarbij om het verstoren van
internationale criminele netwerken, het
voorkomen van terrorisme en aanpakken van
radicalisering en rekrutering, het verhogen
van het niveau van internetveiligheid voor
burgers en het bedrijfsleven, het verbeteren
van grensbeheer en het vergroten van de
veerkracht van Europa bij crises en rampen.
Nederland ziet in de strategische doelen veel
van haar eigen inbreng terug en is dan ook
tevreden met deze keuze van de Commissie.
De Europese Commissie stelt 41 concrete
maatregelen voor om deze strategische
doelen te kunnen bereiken in de periode
2010-2014. Een greep uit deze maatregelen
levert het volgende beeld op. De economie
wordt beter beschermd tegen criminele
infiltratie door de inzet en inschakeling van
de bestuurlijke aanpak. Door het opzetten
van een EU netwerk voor voorlichting over
radicalisering en een handboek te ontwik-
kelen met acties en ervaringen worden de
lidstaten ondersteund in de aanpak van radi-
calisering. Het vergroten van bewustzijn van
de dreiging onder EU-burgers en de acties die
zij zelf kunnen ondernemen, een nauwere
samenwerking met de private sector en het
vergroten van de EU-capaciteit om cyberaan-
vallen beter te kunnen pareren, dragen bij
aan het verhogen van het niveau van inter-
net-veiligheid. Nauwere samenwerking tus-
sen Frontex, Europol en Douaneautoriteiten
en een betere analyse van de kritieke punten
aan de buitengrenzen vergroot de veiligheid
van grensbeheer.
Ook op het terrein van crisisbeheersing stelt
de commissie een aantal maatregelen voor.
De Commissie komt met een coherente bena-
dering van crisispreventie en –management
voor alle soorten van rampen, uitgaande van
dreigingen- en risicoanalyses. De Commissie
presenteert hiertoe aan het einde van dit jaar
richtlijnen voor risicoanalyse voor rampen-
respons gebaseerd op een multi-hazard en
multi-risk benadering. Daarnaast heeft de
Commissie het voornemen om in 2012 op
basis van nationale risicoanalyses en strate-
gieën een sectoroverstijgend overzicht van
toekomstige dreigingen (natuurlijke en door
mensen veroorzaakt) op te stellen. Ook wordt
een voorstel gedaan voor uitvoering van de
Solidariteitsclausule.
De Europese Commissie zal jaarlijks een
voortgangsverslag voorleggen aan de Raad
en het Europees Parlement. Daarnaast ziet
Nederland graag dat COSI, het permanent
comité voor operationele samenwerking
op het gebied van interne veiligheid, een
belangrijke rol speelt bij het toezicht op de
uitvoering van de operaties en acties die
georganiseerd worden in het kader van de
interne veiligheid van de EU. Alleen door een
goede uitvoering van de voorgenomen maat-
regelen in nauwe samenwerking met de uit-
voeringsorganisatie en JBZ-agentschappen,
kunnen de strategische doelen behaald
worden.
Janneke Zaal, Afdeling Internationale Zaken,
ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
Veiligheidsdreigingen en risico’s op het terrein van terrorisme,
georganiseerde criminaliteit, cyber security, crises en rampen, beperken
zich niet tot de nationale grenzen. De Europese Commissie heeft zich in
samenwerking met de lidstaten dan ook op de afzonderlijke terreinen
ingezet om de veiligheid in EU te vergroten. De Interne Veiligheids-
strategie verbindt de initiatieven op deze terreinen om gezamenlijk
de veiligheid binnen de EU verder te vergroten.
1	
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. De EU Interne Veiligheidsstrategie in Actie: Vijf stappen naar
een veiliger Europa, COM(2010) 673, 22 november 2010.
De kracht van het optreden van de EU bij crises zit hem in
haar vermogen de verschillende instrumenten van de
Gemeenschap te combineren. Haar instellingen en de
lidstaten hebben er dan ook al vele malen gebruik van
gemaakt voor rampen binnen en buiten de Gemeenschap.
Door een aantal factoren zijn de EU-instellingen echter
onder steeds grotere druk komen te staan om het
vermogen van de EU tot aanpakken van risico’s, voor-
bereiding en bestrijding verder uit te breiden. Het op 1
december 2009 in werking getreden verdrag van Lissabon
biedt nieuwe kansen om de crisismanagementcapaciteit
van de EU verder te versterken, uit te breiden, beter te
coördineren en efficiënter te maken. In het verdrag blijkt
de solidariteit met kwetsbare groepen uit de nieuwe
juridische basis voor humanitaire hulp en civiele
bescherming (artt. 214 en 196 van het verdrag inzake het
functioneren van de EU). Met behulp van het mechanisme
voor civiele bescherming wordt de hulp van de lidstaten
binnen en buiten de Unie eenvoudiger en beter
afgestemd, terwijl het instrument voor humanitaire hulp
de rol van de EU als ‘s werelds grootste humanitaire donor
belichaamt. Via het instrument voor humanitaire hulp
kan de EU noodfondsen en de expertise van haar
partnerorganisaties (instellingen van de VN, het Rode
Kruis/de Rode Halve Maan en humanitaire ngo’s)
mobiliseren. Met de oprichting van de Europese Dienst
voor extern optreden (EEAS) creëert het verdrag ook een
juridische basis voor verbetering van de afstemming
tussen de bestrijding van rampen en de mogelijke
politieke en veiligheidsrisico’s van het optreden van de
EU bij rampen buiten de Unie. Ook voorziet het in de rol
van de EU als belangrijke donor van ontwikkelingshulp
die hulp kan bieden aan rampgebieden over de gehele
wereld, waardoor de banden tussen noodhulp, herstel
en ontwikkeling kunnen worden versterkt.
De bijdrage van het Joint Reseach Centre
In de vier fasen van crisismanagement (preventie,
voorbereiding, bestrijding en herstel) moet voor de
besluitvorming steeds tijdige, relevante en betrouwbare
informatie beschikbaar zijn. Deze informatie kan
afkomstig zijn uit allerlei bronnen: modellen, observatie-
netwerken ter plaatse, algemene internetmedia, sensoren
op afstand, sms, blogs, Twitter, sociale media, andere
vrijwillig ter beschikking gestelde informatiebronnen,
veldwerk en interne en externe betrokkenen. Er moeten
technische oplossingen worden ontwikkeld om deze
bronnen te kunnen inzetten voor risico- en dreigings-
De Europese Unie beschikt dank zij een aantal instrumenten over
een aanzienlijke besluitvormingscapaciteit voor de gehele
crisismanagementcyclus, variërend van preventie en voorbereiding
tot bestrijding en herstel.
12 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
Internationale dimensie
Delilah H.A. Al-Khudhairy, Ad de Roo, Alessandro Annunziato,
Erik van der Goot, Tom de Groeve, Jens P. Linge - Gemeenschappelijk Centrum
voor Onderzoek van de Europese Commissie (EC JRC), Ispra, Italië
Bijdragen vanuit de wetenschappelijke tak
	 uitdagingen
	 en oplossingen
13Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
analyses, tijdige anticipatie op bedreigingen door
vroegtijdige detectie en voorspellingen, doeltreffende
maatregelen dankzij vroegtijdige waarschuwing/
alarmering, algemene bekendheid met de situatie en
bevordering van de uitwisseling van informatie tussen
relevante stakeholders (tussen het veld en het crisiscen-
trum). Goedkopere en snellere computers en nieuwe
informatie- en communicatietechnologieën hebben het
crisismanagement en de manier waarop stakeholders te
werk gaan de afgelopen vijf jaar ingrijpend veranderd.
Het Joint Research Centre (JRC) is de wetenschappelijke
en technische tak van de Europese Commissie en legt
vooral de nadruk op gericht onderzoek op het gebied
van informatie- en communicatietechnologie ten
behoeve van beveiligings- en crisismanagement. Het
centrum voorziet EU-instellingen, lidstaten en
internationale organisaties van wetenschappelijke en
technische ondersteuning voor de gehele cyclus van
crisismanagement, dus van preventie en voorbereiding
tot bestrijding en wederopbouw. Het JRC kan bogen op
een infrastructuur voor mondiale informatiegaring en
modellering die voort-durend verbeterd wordt en de basis
vormt voor alle fasen van crisismanagement en bijdraagt
aan de verbetering van de capaciteiten van de Unie op dat
gebied. Verder wordt er onderzoek gedaan naar het
automatisch zoeken van beelden, tekst en gegevens en
naar extractie- en analysemethodes voor het doorzoeken
van grote gegevensbestanden uit meerdere bronnen (bij
voorbeeld internet en sensoren op afstand). Ook verricht
het JRC onderzoek naar nieuwe technologieën voor
crisis-management, zoals real-time integratie, analyse en
visualisatie van informatie. In dit artikel beperken we ons
tot voorbeelden van onze onderzoeksactiviteiten op het
gebied van vroegtijdige detectie, voorspelling en
waarschuwing.
Vroegtijdige detectie, voorspelling en waarschuwing
Het JRC heeft systemen ontwikkeld voor het voorspellen
en vroegtijdig ontdekken van en waarschuwen voor
mogelijke rampen of crises hetgeen dan vooral via
bulletins, forecasts en alarmmeldingen moet worden
doorgegeven. Deze systemen worden ondersteund met
computeranalyses van verschillende databronnen
(internet, satellietgegevens, modelsimulaties, observatie
ter plaatse, etc.) en dienen de door de EU beheerde
systemen voor snelle alarmering en kennisgeving aan te
vullen. De systemen bieden capaciteit voor informatie-
garing, risicomonitoring, analyse en vroegtijdige
waarschuwing bij crises, variërend van natuurrampen tot
bedreigingen voor de volksgezondheid en sociaal-
politieke crises. Ze bieden ook mogelijkheden voor het
identificeren van ophanden zijnde maar nog onbekende
crises die anders wellicht over het hoofd zouden worden
gezien en zijn dus onmisbaar voor de preventie van crises.
Drie representatieve voorbeelden zijn:
Het 24/7 Global Disaster Alert
and Coordination System (GDACS,
www.gdacs.org/), opgericht op
gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie
(ECHO, het bureau voor humanitaire hulp van de
Europese Gemeenschap en JRC) en de Verenigde
Naties voor het ontwikkelen van een mondiaal
systeem ter verbetering van de tijdige waarschuwing
bij grote humanitaire natuurrampen, zoals aard-
bevingen, tsunami’s, overstromingen en orkanen,
	 en een platform ter bevordering van de informatie-
uitwisseling op internationaal niveau tussen rampen-	
bestrijders. De waarschuwingen via het GDACS helpen
regelmatig bij het activeren van de diensten van de
Europese Commissie en de organisaties voor
humanitaire hulp en snelle noodhulp. Het GDACS telt
momenteel ruim 10.000 geregistreerde gebruikers
	 en wordt door de gemeenschap van humanitaire
hulpverleners en donoren gekenschetst als een van
	 de betrouwbaarste waarschuwingssystemen bij
humanitaire rampen. In 2010 zijn er via het GDACS
binnen 30 minuten alarmeringen met code rood
afgegeven bij zware aardbevingen, tsunami’s,
cyclonen en overstromingen buiten de EU. In het oog
springende voorbeelden zijn de aardbevingen in Haïti
en Chili eerder dit jaar, de overstromingen in Pakistan
afgelopen zomer en de tsunami onlangs in Indonesië.
	 Na de grote overstromingen
van de Elbe en de Donau in
augustus 2002, is het JRC
	 in nauwe samenwerking met de nationale hydro-
logische en meteorologische diensten het European
Flood Alert System (EFAS http://efas-is.jrc.ec.europa.eu)
gaan ontwikkelen, testen en gebruiken. Het EFAS
draagt bij aan de betere voorbereiding op over-
	 stromingen in Europa door de nationale informatie
aan te vullen met nieuwe maximaal tiendaagse
kansberekeningsvoorspellingen voor overstromingen
en reikt daarmee verder dan nationale voorspellings-
systemen. Het EFAS maakt gebruik van geavanceerde
systemen voor weersvoorspellingen, observaties aan de
grond, satellietgegevens en dat alles is geïntegreerd in
Figuur 1: GDACS-analyse aardbeving/tsunami in
Chili op 27 februari 2010.
een fysiek modelleringssysteem. Een waarschuwing
voor overstromingen wordt via een webinterface
door-gegeven aan het partnernetwerk van het EFAS
en het centrum voor civiele bescherming van de
Europese Commissie; de partners worden bij
specifieke overstromingen bovendien rechtstreeks via
de e-mail geïnformeerd. In 2010 zijn er via het EFAS al
31 e-mails met alarmeringen voor overstromingen
verzonden naar zijn partners, waaronder de
	 autoriteiten in Polen, de Tsjechische Republiek,
Slowakije, Hongarije, Roemenië, Kroatië en
Duitsland die werden getroffen door vernietigende
overstromingen. Dit systeem verschaft de Europese
Commissie en de lidstaten hydrologische diensten
van de lidstaten als eerste een Europees overzicht van
actuele en voorspelde overstromingen. Andere
werkzaamheden in het kader van het EFAS omvatten
onderzoek naar plotselinge overstromingen
	 (http://floods.jrc.ec.europa.eu), droogte en klimaat
verandering.
	 Het systeem voor medische informatie
(MedISys; http://medisys.newsbrief.eu)
is een volledig automatisch surveillance-
systeem voor de volksgezondheid waarmee de
openbare media 24 uur per dag worden gevolgd op
berichten over infectieziekten onder mens en dier
alsmede chemische, biologische, radiologische en
nucleaire (CBRN) bedreigingen. Het JRC heeft
MedISys ontwikkeld in samenwerking met het
Directoraat-Generaal SANCO van de Europese
Commissie om de informatie over epidemieën
binnen de EU te verbeteren. Zowel het Europees
Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)
als de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
(EFSA) baseren zich op MedISys voor het monitoren
van de media. Met behulp van de EMM, de Europese
mediamonitor, zoekt MedISys automatisch artikelen
op ongeveer 250 gespecialiseerde medische sites en
algemene nieuwssites in ongeveer 50 talen en licht
daarbij per dag ongeveer 100.000 artikelen door. Via
MedISys zijn zodoende diverse incidenten in verband
met de uitbraak van chikungunya, dengue, polio-
myelitis en het West-Nijlvirus opgemerkt. Het systeem
is ook ingezet tijdens de H1N1-pandemie in 2009 en
grootschalige evenementen als de Olympische Spelen
van 2008 en het wereldkampioenschap voetbal in
2010.
Conclusie
Het verdrag van Lissabon biedt een nieuw kader voor
het opzetten van effectievere, snellere en beter
gecoördineerde capaciteiten van de EU voor crisis-
management, waardoor betere multilaterale en
sectoroverschrijdende crisispreventie, voorbereidingen
en bestrijdingsmaatregelen mogelijk worden, hetgeen de
veiligheid en bescherming van burgers en de essentiële
diensten ten goede komt. Bij de implementatie van de
diverse EU-instrumenten waarop dit nieuwe kader
gebaseerd is, is een belangrijke rol weggelegd voor
technologie en ICT in het bijzonder. Als wetenschappe-
lijke tak van de Europese Commissie onderzoekt het JRC
met name de ICT waarbij gebruikt wordt gemaakt van
de snelle vorderingen op het gebied van ruimte- en
webtechnologieën en -modellen, om integrale
oplossingen voor crisismanagement te ontwikkelen en
te testen. Die kunnen gebruikt worden voor het
identificeren van kwetsbare gemeenschappen, het
bevorderen van de weerbaarheid van maatschappijen,
betere bestrijdingsmaatregelen om de slachtoffers in
noodsituaties te helpen, betere coördinatie bij de
bestrijding van crises en de wederopbouw van een
betere infrastructuur daarna. Bij zijn onderzoek richt
het JRC zich op de twee belangrijkste uitdagingen op
het gebied van crisismanagement van vandaag de dag.
De eerste is het verzamelen van relevante, betrouwbare
en gevalideerde gegevens uit de voortdurend groeiende
hoeveelheid informatie en data uit allerlei bronnen,
waaronder waarnemingen vanuit de ruimte maar ook
nieuwsberichten en de sociale media. De tweede
behelst het bevorderen van de bewustwording en
acceptatie van de toegevoegde waarde die technologi-
sche oplossingen kunnen bieden ter wille van de
effectiviteit, accountability en transparantie in alle
fasen van crisismanagement.
Figuur 2: De EFAS-voorspelling overstromingen Polen
(mei 2010)
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201014
Internationale dimensie
-
15Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
World Foresight Forum
De Summit is een topontmoeting van
150-200 wereldleiders en andere prominente
bestuurders. Internationale topsprekers,
waaronder José Maria Aznar (voormalig
premier, Spanje), Ruth Oniang’O (Rural
Outreach Program, Kenia), Avi Gil
(Diplomatic Advisor to President Shimon
Peres), François Heisbourgh (International
Institute for Strategic Studies) en Peter
Sutherland (Goldman Sachs International,
Londen School of Economics), zullen hun
visie geven op het thema secure our homelands
for future generations. In tegenstelling tot
andere grote fora wil het WFF openstaan
voor alle geïnteresseerden, met speciale
aandacht voor studenten en jonge
professionals.
Positionering
Het WFF past in de rij van internationale
fora zoals het World Economic Forum van
Davos en de Veiligheidsconferentie van
München. Waar ‘Davos’ zich richt op
mondiale economische problematiek, en
‘München’ op defensie, richt het WFF zich
op secure our homelands for future
generations. Doel is het ontwikkelen van
toekomstgerichte roadmaps als antwoord
op mondiale uitdagingen zoals verschui-
vende machtsverhoudingen, schaarste, de
wereldwijde financiële crisis en klimaat-
verandering die onze welvaart en veiligheid
kunnen aantasten. De initiatiefnemers zijn
Granaria Holdings, Den Haag Centrum voor
Strategische Studies (HCSS) en TNO. Tijdens
de kick-off ontving burgemeester Van
Aartsen, tevens voorzitter van de Raad van
Advies van het WFF, het eerste exemplaar
van een WFF-publicatie. Dit is de eerste van
een serie publicaties over de uitdagingen
waar de wereld voor staat, en die het kader
bepalen waarbinnen het WFF zich profileert:
geopolitiek en mondiale veiligheid;
economie en wetenschap; technologie en
innovatie; bestuur, wetgeving en
maatschappij.
Onvermoede partijen bijeen voor
verrassende oplossingen
Het WFF wil bijdragen aan een veilige,
vreedzame en welvarende maatschappij
voor toekomstige generaties. Om tot een
integrale aanpak van eerder genoemde
mondiale uitdagingen te komen brengt het
WFF volgend jaar deelnemers bij elkaar om
door synergie tot creatieve oplossingen te
komen. Dit zijn wereldleiders, de wereld-
wijde top van het bedrijfsleven, de overheid,
de wetenschap en relevante (internationale)
organisaties die zelden met elkaar over deze
thema’s spreken.
Lange Voorhout even centrum van
de wereld
Het WFF is het eerste forum dat zich op een
dergelijk allesomvattend terrein begeeft.
Het vindt plaats op en rond het bijzondere
Lange Voorhout. Hiervoor is gekozen omdat
discussies op verschillende locaties mogelijk
zijn en bijzondere interactie tussen
deelnemers kan plaatsvinden. Bovendien
past deze locatie midden in het hart van Den
Haag perfect bij de allure van dit evenement
van wereldklasse. De intentie om volgend
jaar april daadwerkelijk een verschil te
maken blijkt uit het WFF motto we think –
we speak – we act. Het WFF beoogt een groots,
internationaal, spraakmakend, tweejaarlijks
evenement te worden dat de uitstraling van
Den Haag - al sinds 1899 de internationale
stad van vrede en recht - versterkt.
Voor meer informatie
www.worldforesightforum.org.
Michel Rademaker MTL, plv. directeur HCSS,
en ir. Paul Vierveijzer, projectmanager World
Foresight Forum
Op 16 september is in aanwezigheid van
burgemeester Van Aartsen het startschot
gegeven voor het eerste World Foresight Forum
(WFF) dat volgend jaar van 11 tot en met 15 april
in Den Haag plaatsvindt. Het WFF zal bestaan uit
de Summit, de Convention, de Expo en het Festival.
April 2011
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201016
Internationale dimensie
Europa en internationale assistentie
zenden en
ontvangen
Toen in 2001 de oorspronkelijke versie van het European
Civil Protection Mechanism werd ingesteld, was helder
dat Europa haar gezamenlijke inspanningen op het
gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding (verder
zal de uitdrukking “civil protection” worden gebruikt)
wilde stroomlijnen. In een pakket van initiatieven werd
een coördinatie centrum ingericht dat zou gaan dienen
als een “one-stop shop”voor hulpverzoeken en gecoördi-
neerde respons (het Monitoring and Information Centre,
MIC). Daarnaast werd besloten om vertegenwoordigers
van de deelnemende landen de mogelijkheid te bieden
trainingen te volgen om in het veld de Europese
assistentie te kunnen coördineren en het getroffen land
te helpen in het bepalen van de behoeften (assessment).
En de mogelijkheid werd geschapen om in het kader van
het Exchange of Experts programma kennis te maken met
ontwikkelingen in andere deelnemende landen.
Het Mechanisme heeft zich, na de herziening (recast) van
2007, ontwikkeld tot een globale partner. Waar het
optreedt in zogenaamde “derde landen” (die landen die
niet verbonden zijn aan het Mechanisme) en als de
Verenigde Naties aanwezig zijn, zal de uitvoering van de
taak gebeuren onder de “over all coordination” van de
VN. Bij inzetten binnen Europa zal een European Civil
Protection Team haar functie zo moeten inrichten dat
zij, binnen de command and control lijnen van het
betreffende land, haar taken in aanvulling op de
nationale verantwoordelijkheden kan realiseren.
Internationale en door de EU grotendeels gefinancierde
oefeningen zoals EU FloodEx 2009 in de veiligheidsregio
Noord-Holland Noord en Orion 2010 in het Verenigd
Koninkrijk maken het mogelijk voor vertegenwoordigers
van het Mechanisme hierin ervaring op te doen, maar ook
voor het organiserende land om een eerste idee te krijgen
Eric J. van der Horst, gedetacheerd nationaal
expert en coördinator European Civil Protection
Training program
Mensen in crisissituaties zijn bijna per definitie mede afhankelijk van hulp
en assistentie van anderen. De ene mens helpt de ander, regio’s helpen
elkaar en landen verlenen assistentie vanuit verschillende motieven.
Partnerschappen en organisaties doen dit ook. Het European Civil Protection
Mechanism is een samenwerkingsverband tussen de Europese Commissie
en 31 Europese landen waardoor de daaraan deelnemende landen op een
efficiënte en effectieve manier assistentie kunnen verlenen zonder het reeds
getroffen land met extra coördinatie vraagstukken te belasten.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 17
wat het betekent als internationale bijstand zou moeten
worden aangevraagd en opgevangen.
In situaties in derde landen wordt steeds meer ervaring
opgedaan. Per jaar worden tussen de 15 en 20 missies
uitgezonden, waarin telkens een EU Civil Protection team
(EUCPT) de assessment en coördinatie taken voor het
Mechanisme in een getroffen land verzorgt. Veel landen
zenden ook op bilaterale basis assistentie, wat zeker de
coördinatietaken voor een dergelijk team uitdagend
maakt. Proberen overzicht te houden van alle (bilaterale
of via het Mechanisme) gestuurde assistentie en daarmee
het getroffen land ook te vrijwaren van additionele
coördinatieproblemen, is een van de moeilijkere
opgaven. Gelukkig maken steeds meer lidstaten enkel
gebruik van het Mechanisme, waardoor het getroffen
land een op voorhand gecoördineerd aanbod kan worden
gedaan. Dat het niet eenvoudig is, laten misschien de
onderstaande voorbeelden zien.
Tijdens de overstromingen in Pakistan zonden
Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Denemarken,
Spanje, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië,
Litouwen, Malta, Noorwegen, Zweden, Slowakije en
het Verenigd Koninkrijk via het Mechanisme mensen
en middelen. Door goede coördinatie tijdens de
voorbereidingen vanuit het MIC met de deelnemende
landen, alsook ter plekke tussen het EUCPT en de
National Disaster Management Agency van de Pakistaanse
overheid, de vertegenwoordigers van de Verenigde Naties
en vele andere hulporganisaties, werd het mogelijk
dat waterzuiveringstabletten, waterzuiveringsmodules
(uitvoerende teams), water verdeelstations, veld-
hospitaals, emergency health kits, medische goederen,
tenten, hoogwaardige voeding en stroomgeneratoren
werden overgebracht. Direct na aankomst werden de
goederen overgedragen aan die instanties die, op basis
van eerder uitgevoerde assessments, de middelen daar
zouden inzetten waar de nood hieraan het hoogst was.
Naast de “in kind assistance” werd meer dan 230 miljoen
Euro aangeboden door de EU.
Hierbij kan nog worden aangevuld dat door gedeeltelijke
financiering door de Europese Commissie van de
transportkosten, het voor de landen mogelijk of
aantrekkelijker wordt goederen aan te bieden waar anders
de transportkosten een breekpunt zouden kunnen zijn.
Voor Pakistan alleen al werd door de Commissie meer
dan 1 miljoen Euro aan transportkosten bijgedragen
(de helft van de totale kosten), onder meer door het mede
financieren van de huur van transportvliegtuigen.
In de situatie van Haïti begin dit jaar, liepen de
co-financieringskosten van transport op tot meer dan
4 miljoen Euro. Dit maakte het mede mogelijk dat
26 deelnemende landen, waaronder Nederland, onder
meer 12 Urban Search And Rescue teams inzetten,
2 veldhospitalen, 43 advanced medical posts (eerste
hulp posten, sommige met chirurgische mogelijkheden)
en medische teams, 7 assessment teams, tenten voor
20.000 mensen, een volledig basiskamp voor 300
hulpverleners, alsmede een technisch ondersteunings-
team, een veldhospitaal en een waterzuiveringsmodule
die mede door de EU gefinancierd zijn.
Daarnaast werden zeven weken lang drie achtereen-
volgende EUCPT’s ingezet met in totaal 13 verschillende
getrainde vertegenwoordigers van de deelnemende
landen (national experts) en drie vertegenwoordigers
van het MIC. Ook vanuit Nederland werd een volledig
getrainde expert van het Landelijk Operationeel
Coördinatie Centrum (LOCC) aangeboden en
geselecteerd. Naast het team dat in januari in Albanië
werd ingezet met een andere volledig getrainde expert
van het LOCC, opnieuw een resultaat van steeds
succesvoller samenwerking met het ministerie van
Buitenlandse Zaken.
Uiteraard hebben niet alle catastrofes een dergelijke
omvang als Haïti of Pakistan. De totale lijst van
activeringen van het Mechanisme in 2010 is er niet
minder indrukwekkend om:
Albanië - overstromingen, Haïti – aardbeving, Oekraïne
- mogelijk lek in een potassium opslag, Chili – aard-
beving, Polen en Hongarije – overstromingen, Guatemala
– storm, Moldavië – overstromingen, Verenigde Staten
– olie vervuiling, Portugal – bosbranden, Hongarije –
alkalisch slib, Pakistan – overstromingen en een nieuw
team is vertrokken naar Haïti vanwege de cholera
uitbraak.
Het is aantrekkelijk de mogelijkheden die het
Mechanisme biedt volledig te benutten, waardoor
getroffen landen optimaal gecoördineerde Europese
assistentie tegemoet kunnen zien en niet nog een extra
taak krijgen in het verwerken van gefragmenteerde
bilaterale hulp.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201018
Internationale dimensie
Op federaal niveau heeft het ministerie van Openbare
Veiligheid de nationale leiding over de coördinatie van
activiteiten op het gebied van crisismanagement en werkt
daarbij samen met de provincies, territoria en andere
entiteiten. De meeste crises worden veelal op lokaal
niveau gemanaged door de eerste lijn van de gemeente-
lijke, provinciale of territoriale autoriteiten. De federale
overheid is verantwoordelijk voor het management van
crises die tot haar bevoegdheid behoren en kan op
verzoek van de provincies en territoria niet-financiële
ondersteuning verschaffen bij de bestrijding.
Modernisering crisismanagementfuncties van de
Canadese regering
De rol van de federale overheid bij crisismanagement is
vastgelegd in de Emergency Management Act (2007) waarin
de bestaande praktijk werd gemoderniseerd door een
coördinerende en leiderschapsfunctie te creëren onder
de vlag van de minister van Openbare Veiligheid. Een
belangrijke conclusie die getrokken kon worden uit
crises zoals de ijsstorm in 1998, de grootschalige
stroom-uitval aan de oostkust van Noord-Amerika in
2003 en de uitbraak van SARS in 2004, was dat er
behoefte was aan een centrale coördinerende functie op
nationaal niveau. De minister van Openbare Veiligheid
vervult een coördinerende rol bij het crisismanagement
en de overige ministers leveren hun aandeel door de
dreigingen en risico’s te inventariseren die behoren tot of
verband houden met hun bevoegdheden - dus ook op het
gebied van vitale infrastructuur - en het uitwerken van
plannen voor crisismanagement voor die dreigingen en
risico’s aan de hand van richtlijnen verstrekt door de
minister van Openbare Veiligheid. In dit opzicht is
crisismanagement een gedeelde verantwoordelijkheid
binnen de Canadese overheid, maar de minister van
Openbare Veiligheid is daarnaast nog verantwoordelijk
voor het uitwerken van beleid, programma’s, richtlijnen
en andere maatregelen om effectief management binnen
de gehele federale overheid te bevorderen. Tijdens een
crisis zorgt de desbetreffende federale instantie die
bevoegd is ter zake van een belangrijk aspect van de crisis
voor de eerste respons (dat was tijdens de H1N1-crisis
bijvoorbeeld de Public Health Agency) en leveren de overige
federale instanties algemene of specifieke ondersteuning,
al naar gelang hetgeen er nodig is. Het ministerie van
Openbare Veiligheid vervult de coördinerende rol. Deze
rollen en verantwoordelijkheden worden omschreven in
het Federal Emergency Response Plan.
Opzet kader voor nationale samenwerking
De verschillende rollen en verantwoordelijkheden van
en de relatie tussen de federale overheid en de provincies
en territoria zijn vastgelegd in het Emergency Management
Framework for Canada (2005), dat momenteel wordt herzien.
De geactualiseerde versie wordt naar verwachting in 2011
gepubliceerd. Er wordt nauw samengewerkt tussen de
federale overheid, de provincies en territoria bij het
vaststellen van beleid en prioriteiten voor de planning
van crisismanagement.
De functionarissen komen regelmatig bijeen in werk-
groepen en besluitvormingsrondes ter bevordering van
gemeenschappelijke doelen, zoals het opzetten van een
nationaal openbaar alarmeringssysteem voor Canada en
het uitwerken van een CBRNE-strategie. Ook organisaties
uit de non-gouvernementele en vrijwilligerssector zijn
belangrijke partners bij crisismanagement. Ter wille van
de verplichtingen uit hoofde van het VN-actiekader van
Hyogo hebben de regering van Canada, de provincies en
All-hazards risk assessment voor
de planning van crisismanagement:
de Canadese aanpak
Siobhan Harty, Senior Director, Emergency
Management Planning Unit, ministerie van
Openbare Veiligheid, Canada
Crisismanagement in Canada
Canada is een federale staat en de bevoegdheden op
het gebied van crisismanagement worden dan ook
gedeeld tussen de federale overheid, de provincies
en de territoria.
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 19
de territoria het National Platform for Disaster Risk Reduction in
het leven geroepen om actoren uit het maatschappelijk
middenveld te betrekken bij het uitwerken van
strategieën om de risico’s te beperken. Het platform
kwam voor het eerst bijeen in oktober 2010 en de
bedoeling is dat jaarlijks te herhalen.
Nieuwe instrumenten
Zodra de Emergency Management Act van kracht werd in
2007, ontstond er ook een krachtig momentum om de
crisismanagementcapaciteit van de Canadese regering
te verbeteren. Het ministerie van Openbare Veiligheid
heeft ter ondersteuning van de ministeries en instanties
bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van
deze wet beleid, plannen en richtlijnen opgesteld.
Zo wordt de federale aanpak van crisismanagement
geschetst in de Federal Policy for Emergency Management van
2009 en dient de Emergency Management Planning Guide
(2010) om een gemeenschappelijke aanpak voor de
planning binnen alle federale instanties te bevorderen.
De bescherming van de vitale infrastructuur is ook een
belangrijk aandachtsgebied waarvoor in 2010 een nieuwe
nationale strategie en actieplan zijn gelanceerd. Met
behulp van geïntegreerde, allesomvattende en nationale
maatregelen kan steeds beter rekening worden gehouden
met de geografische en constitutionele factoren die het
crisismanagement in Canada bemoeilijken.
All Hazards Risk Assessment Framework
Zoals deskundigen en de mensen uit de praktijk op het
gebied van crisismanagement weten, is kennis van de
risicosituatie vereist voor een effectieve planning. Om de
ministers te ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid
voor het uitvoeren van risicoanalyses in het kader van
de Emergency Management Act, heeft het ministerie van
Openbare Veiligheid het voortouw genomen bij een
federaal proces ter ontwikkeling van een kader voor het
analyseren van allerlei soorten dreigingen en risico’s.
Verwacht wordt dat dit initiatief in het najaar van 2011 als
een pilot kan worden geïmplementeerd bij federale
instanties die opereren op het gebied van veiligheid en
beveiliging. Zodra de implementatie is afgerond zal het
kader worden uitgebreid naar de andere ministeries en
instanties.
Net als de Nederlandse en de Britse regering wil de
Canadese regering met behulp van het all hazards risk
assessment framework een betrouwbaar, uniform overheids-
perspectief verschaffen ter ondersteuning van degenen
die op federaal niveau belast zijn met de besluitvorming
en planning van crisismanagement. In tegenstelling tot
Nederland en het Verenigd Koninkrijk zal de reikwijdte
van de risicoanalyse van de regering van Canada echter
niet nationaal maar federaal zijn conform de verant-
woordelijkheden zoals die zijn vastgelegd in de Emergency
Management Act. De uitkomsten van de risicoanalyse
dienen ter ondersteuning van de besluitvorming voor
beleid en planning binnen de vier pijlers van crisis-
management: preventie/risicobeperking, paraatheid,
bestrijding en herstel. Ook zijn ze relevant voor de
capaciteitenplanning.
De ontwikkeling van een allesomvattende inventarisatie
van de risico’s aan de hand van de kaders voor all hazards
risk assessment verloopt in wezen langs dezelfde wegen die
in andere landen worden bewandeld. Als eerste kiezen
deskundigenwerkgroepen bestaande uit vertegenwoordi-
gers van allerlei federale instanties op het gebied van
veiligheid en beveiliging een reeks thema’s voor het
afbakenen van de identificatie van risico’s en dreigingen.
Vervolgens worden aan de hand van vastgestelde richt-
lijnen scenario’s uitgewerkt om te waarborgen dat ze
vergelijkbaar zijn. Deze scenario’s worden daarna
beoordeeld aan de hand van de mate van waarschijnlijk-
heid dat ze zich zullen voordoen en hun gevolgen voor
de verschillende aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de
economie, de maatschappij, het milieu of de nationale
reputatie. Tot slot worden de gevonden risico’s aan de
hand van hun scores qua impact en mate van waarschijn-
lijkheid in een risicomatrix afgezet tegen het scenario.
De uitkomsten van de risicoanalyse worden gedeeld met
de besluitvormers en planners die ze vervolgens mee-
nemen in de desbetreffende besluitvormingsprocedures.
In de loop der tijd zal het proces worden uitgebreid en
verder worden verfijnd, zodat de federale capaciteit
voor crisismanagement kan worden aangepast aan
veranderingen in de risicosituatie.
Voor meer informatie en de integrale teksten van
de in het artikel genoemde documenten zie:
www.publicsafety.gc.ca
Immanuel Nijssen en
Raimond Duijsens, resp.
adviseur strategie  beleid en
senior beleidsmedewerker,
Het Nederlandse Rode Kruis
Rotterdam en Rio de Janeiro. Twee ogenschijnlijk
verschillende wereldsteden. De ene veilig, de andere
gevaarlijk. Dat de problemen en risico’s bij de ene stad
wel zichtbaar zijn, betekent niet dat ze bij de andere
stad ondenkbaar zijn. Op 13 oktober 2010 bracht het
Nederlandse Rode Kruis een groot aantal deskundigen
samen tijdens een symposium “Over leven in de stad”,
waar zij spraken over stedelijke risico’s in Nederland en
daarbuiten, zoals beschreven in het Wereldrampen-
rapport van het Internationale Rode Kruis.
	
‘Iedereen is
	 hulpverlener’
RodeKruisWorldDisastersReportsymposium
overhumanitairegevolgenvanverstedelijking
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201020
1	
voetnoot
Kwetsbaarheid en weerbaarheid
De centrale vraag van het symposium was: welke
factoren zorgen voor risico’s en kwetsbaarheid in
steden en hoe kunnen deze risico’s worden ingedamd
en hoe kan kwetsbaarheid worden om gezet in
weerbaarheid? Het Rode Kruis richt zich met zijn
humanitaire missie op de meest kwetsbare groepen in
de samenleving, in Nederland maar ook internationaal.
Het verleent noodhulp bij rampen, maar stimuleert
ook preventieve maatregelen, zoals het stimuleren van
sociale contacten zodat mensen zelfredzaam worden,
het planten van mangrove bossen zodat mensen
beschermd worden, of het vergroten van Eerste Hulp
kennis zodat mensen sneller geholpen worden. Het
jaarlijkse Wereldrampenrapport van het Rode Kruis
geeft inzicht in kwetsbaarheden en onderliggende
factoren. Dit jaar ligt de focus op de risico’s die
verstedelijking met zich meebrengt.
Mijlpalen in verstedelijking
Voor de eerste keer in de geschiedenis wonen er meer
mensen in steden dan op het platteland. In Westerse
landen zoals Nederland is de verhouding al jaren
stabiel, maar vooral in ontwikkelingslanden groeien
steden hard, op sommige plaatsen zeer hard. Over het
algemeen is die groei een indicatie van de economische
ontwikkeling van een land. Hoe harder de economie
groeit, hoe sterker de trend van verstedelijking is.
Steeds vaker wordt het grootste deel van het BNP
verdiend in steden. Bangkok zorgt voor één derde van
het BNP van Thailand, en in eigen land is de Randstad
zelfs goed voor meer dan de helft van het BNP.
Zeker voor ontwikkelingslanden, waar veel is gericht op
economische groei, is verstedelijking dus een bood-
schapper van goed nieuws. Maar niet iedereen deelt
daar automatisch mee in de voordelen van die groei.
Sloppenwijken zijn daar het zichtbare resultaat van.
Ook die groei gaat hard. Zó hard zelfs dat het zorgt voor
de tweede mijlpaal: voor de eerste keer in de geschiedenis
wonen er meer dan 1 miljard mensen in sloppenwijken.
De verstedelijking en de groei van sloppenwijken zijn
trends die de komende jaren alleen maar sterker
zullen worden. Vooral in ontwikkelingslanden: daar is
de groei van steden vrijwel synoniem voor de groei
van sloppenwijken.
Humanitaire gevolgen
De humanitaire gevolgen van verstedelijking zijn
evident. De meeste steden kunnen die explosieve
groei niet of nauwelijks aan, en vooral de arme
bevolking lijdt daar onder: er is onvoldoende werk en
inkomens zijn laag. Grond om op te gaan wonen is
niet beschikbaar of veel te duur. Huisvesting is dus
vaak illegaal en op een kwetsbare plaats, en meestal
beide. De huizen zijn instabiel, en hebben geen
schoon water, toilet of elektriciteit. Bovendien wonen
de mensen erg dicht op elkaar. De optelsom van dat
alles is dat een ramp, áls die zich voordoet, ook direct
veel slachtoffers maakt. Een orkaan of een overstro-
ming vindt zogezegd veel mensen op z’n pad. En door
klimaatverandering zullen die rampenrisico’s alleen
maar groter worden. Ná een ramp blijkt de dichte
bebouwing vaak ook een enorme hindernis voor snelle
en effectieve hulpverlening. Al met al genoeg redenen
waarom verstedelijking, vooral in ontwikkelingslan-
den, een humanitaire opdracht betekent voor een
organisatie als het Rode Kruis.
Maar het betreft niet alleen natuurrampen. Een grote
concentratie van mensen leidt ook tot sociale problemen.
Wanneer armoede van generatie op generatie wordt
doorgegeven kunnen wijken veranderen in ghetto’s.
Het zijn verwaarloosde plekken die plaats bieden voor
anonimiteit en waar geweld floreert. Illegale handel,
vooral in drugs, maar ook gedwongen prostitutie en
mensenhandel, maken van die wijken vaak de zelfkant
van de maatschappij. De rellen in de banlieus in Parijs,
enkele jaren geleden, geven aan dat ghetto-vorming
niet beperkt blijft tot ontwikkelingslanden.
Een derde humanitaire uitdaging van verstedelijking is
gezondheid. In steden wonen veel mensen, dus daar
zijn doorgaans de grootste ziekenhuizen. Maar ook hier
geldt vaak – en niet alleen in ontwikkelingslanden –
dat de toegang tot zorg een functie is van iemands
inkomen. Voor grote groepen arme mensen, die in hun
dagelijks leven en werk grote gezondheidsrisico’s
lopen, is goede medische zorg onbereikbaar. De
concentratie van mensen brengt sowieso risico’s met
zich mee. In dichtbevolkte gebieden hebben virussen
haast vrij spel zich te verspreiden. Meer contact tussen
mensen maakt dat ziekten als Mexicaanse Griep of
SARS, maar ook HIV/Aids, vooral in steden veel mensen
kunnen besmetten. Een pandemie ligt vooral dáár op
de loer. Dat het Rode Kruis in die situaties op scherp
moet staan is evident.
21Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
Internationale dimensie
De laatste uitdaging heeft weer met geweld te maken.
Als gevolg van gewapende conflicten zijn grote groepen
mensen op de vlucht. In veel gevallen zoeken zij
onderdak bij familie of vrienden, in de beschermde
omgeving van een stad. De Verenigde Naties schatten
dat er wereldwijd ten minste zeven miljoen mensen op
deze manier in steden wonen. Vooral de illegale
vluchtelingen proberen zo onopvallend mogelijk te
leven om arrestatie en uitzetting te voorkomen. Ze
gaan op in de volle sloppenwijken, en staan daar bloot
aan dezelfde risico’s als de mensen die daar al wonen.
En vaak nog meer, omdat oorspronkelijke bewoners
hen als bedreiging zien voor hun toch al moeilijke
bestaan. Ook hier is de analogie met veel Westerse
steden duidelijk.
Risico’s in Nederland
Ook in Nederland land is sprake van verstedelijking,
dus ook hier te lande liggen er humanitaire uitdagingen.
Denk aan bebouwing in bepaalde gebieden met
overstromingsrisico’s, en wat dat betekent voor de
gebouwen en voor de mensen die daar wonen en
werken. Hulporganisaties als het Rode Kruis moeten
weten waar die kwetsbaarheden het grootst zijn, om
snel en adequaat hulp te kunnen verlenen.
Maar ook de andere problemen zijn zichtbaar in ons
land. Stedelijk geweld misschien nog niet zo scherp als
in andere landen, maar de voedingsbodem van
marginalisatie, armoede en uitsluiting is ook zeker hier
in veel steden aan de orde. Wat ziektes betreft stonden
GGD en het Rode Kruis in de startblokken tijdens de
Mexicaanse Griepgolf.
Stadsbewoners in Nederland kunnen zich goed redden
dankzij veel voorzieningen (water, elektriciteit, etc.),
maar wanneer die door een extreme gebeurtenis niet
meer beschikbaar zijn of functioneren, zijn stads-
bewoners ook direct erg kwetsbaar. Het vergroten van
zelfredzaamheid is voor zulke situaties van vitaal
belang.
Het symposium
Om een adequaat antwoord te geven op de humanitaire
problemen van verstedelijking is samenwerking tussen
organisaties belangrijk. Het vinden van oplossingen
voor het indammen van stedelijke risico’s kan alleen
vanuit een breed blikveld, door kennis te delen en
elkaar aan te vullen in expertise. Het Wereldrampen-
rapport van dit jaar geeft voldoende aanleiding om die
samenwerking te zoeken.
Tijdens het symposium troffen deelnemers met een
zeer diverse achtergrond elkaar. Zij namen ervaringen
mee vanuit de overheid, het bedrijfsleven, de politiek,
wetenschap en non-profitorganisaties. Die diversiteit
werd benut om buiten de gebaande paden te denken.
Er werd ingegaan op hoe we in Nederland kunnen leren
van stedelijke risico’s in ontwikkelingslanden, en hoe
de situatie er in eigen land uitziet. Tijdens het plenaire
gedeelte gaven de sprekers ieder vanuit hun expertise
een visie op het thema. Elco Brinkman, voorzitter van
Het Nederlandse Rode Kruis en voorzitter Bouwend
Nederland, toonde een uiteenzetting van verschillende
stedelijke risico’s, waarna Stelios Grafakos, Climate
Change Specialist Institute for Housing  Urban
Development Studies Erasmus Universiteit, een lezing
gaf over de relatie tussen stedelijke armoede en
rampenrisico’s en de invloed van klimaatverandering.
Esther de Kleuver, plv. directeur Nationale Veiligheid
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en Aleid Wolfsen, burgemeester van
Utrecht, maakten het perspectief vanuit de overheid
duidelijk, respectievelijk op nationaal en op plaatselijk
niveau. Ten slotte ging Erwin Muller, directeur COT
Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement en
hoogleraar Veiligheid en Recht Universiteit Leiden, in
op de effectiviteit van de vermindering van stedelijke
risico’’s en het belang van publiekprivate
partnerschappen.
De discussies in de verdiepingssessies die hierop
volgden, lieten zien dat kwetsbaarheid nooit gelijk
verdeeld is, niet in het Westen maar zeker niet in
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201022
Het vinden van oplossingen voor het
indammen van stedelijke risico’s kan alleen
vanuit een breed blikveld, door kennis te
delen en elkaar aan te vullen in expertise.
Internationale dimensie
$
$
$
$
$
Rampen, slachtoffers
en schade 2009
Azië
Afrika
Noord en Zuid-Amerika
Europa
Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)
Totaal
225
146
111
75
19
576
Totaal aantal rampen
per continent (2009)
Totale aantal door natuurrampen
getroffenen per continent x1.000 (2009)
Totale schade door natuurrampen
per continent in mln US dollars (2009)
Azië
Afrika
Noord en Zuid-Amerika
Europa
Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)
Totaal
Azië
Afrika
Noord en Zuid-Amerika
Europa
Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)
Totaal
111.793
24.468
5.776
146
77
142.260
15.449
173
13.337
10.789
1.726
41.474
$
$
$
$
$
$
$
$
$
$
$
$
Rampen
Getroffenen
Schade in mln US dollars
225
111.793
15.449
75
146
10.789
146
24.468
173
19
77
1.726
111
5.776
13.337
Bron: CRED, WDR/IFRC
1	
voetnoot
ontwikkelingslanden. Vooral armen en minderheden
lopen grote risico’s. Zij hebben vaak geen andere keuze
dan die risico’s opzoeken om te kunnen overleven:
huisvesting bij rivierbeddingen of op vulkaanhellingen.
In Nederland bestaan de risico’s vooral op sociaal vlak.
Veel mensen wonen in isolement en hebben weinig of
geen contact met buren of buurt. Tegelijkertijd zijn in
rampsituaties juist de buurtbewoners de eerste
hulpverleners. Het gebrek aan sociale cohesie in
Nederland draagt daarmee bij aan kwetsbaarheid
tijdens en na een ramp. Bovendien zijn Westerse
samenlevingen complex, waardoor de voorspelbaar-
heid van een ramp kleiner is, en dientengevolge de
impact groter.
In het geval van een ramp is het belangrijk dat mensen
weten waar ze naartoe kunnen, dat ze beschikken over
de juiste informatie en dat ze deze informatie begrijpen.
Toegang tot kennis is dus een cruciale factor. Dit maakt
een aantal groepen extra kwetsbaar. Onder andere
ouderen, analfabeten, gehandicapten en illegalen
hebben slecht toegang tot informatie, hebben weinig
begrip van de inhoud, of kunnen de gegeven instructies
niet uitvoeren. Ook het feit of mensen bekend zijn bij
instanties of organisaties is belangrijk. Als niet bekend
is dat op een bepaalde plaats illegalen worden, zal daar
ook geen hulp worden geboden. Verder zijn veel
eenzamen, zonder netwerk, tijdens een ramp helemaal
op zichzelf aangewezen. ‘Tafeltje dekje’ komt bijvoor-
beeld niet meer.
Mensen in Nederland hebben doorgaans weinig kennis
van hun ‘handelingsperspectief’ tijdens een ramp of
crisis, vooral ook omdat er geen besef is van mogelijke
risico’s, of zelfs geen interesse om dit te weten – men
waant zich veilig in de eigen woon- of werkomgeving,
beschermd door de overheid. Niet ten onrechte, gezien
de omvangrijke hulpverlenings-wetgeving, protocollen
en plannen waarbinnen overheidsdiensten en het Rode
Kruis vastgelegde verantwoordelijkheden hebben.
Mocht zich onverhoopt toch een noodsituatie
aandienen, dan vertrouwt ment volledig op externe
hulp. Hoe meer men zich beschermd voelt, hoe minder
men de noodzaak voelt zich voor te bereiden. In de
complexe samenleving is het echter niet realistisch te
verwachten dat noodhulp direct en aan iedereen
gegeven kan worden. Dat bewustzijn, plus de kennis
over wat men zelf kan en moet doen, moet worden
vergroot – een lastige opgave in een land waar zich
(gelukkig) zelden of nooit een ramp voordoet.
Een belangrijke eerste stap is het zorgen voor een
mentaliteitsverandering. Kennis bieden is cruciaal,
omdat dat zekerheid geeft en het risicobewustzijn
verhoogt. Door daarbij een handelingsperspectief te
bieden - ‘de hulpverlener in uw buurt bent uzelf’ - heeft
deze kennis een positieve uitwerking op de houding
van de bevolking, voor de eigen veiligheid maar ook
voor de zorg voor anderen. Als men doordrongen is van
het belang van zelfredzaamheid en gemeenschapszin,
en meer weet van het leven van mensen in de naaste
omgeving, helpt dat bij een betere voorbereiding op
rampen en crises, en worden overlevingskansen
vergroot. Vooral in de verstedelijkte wereld wordt
kennis over leven dan de voorwaarde voor overleven.
Alle lezingen en de uitkomsten van de verdiepings-
sessies zijn integraal te lezen op wdr.rode.kruis.nl.
12 oktober 2011
nieuw World Disasters Report symposium
In navolging van 2009 en 2010 zal ook in 2011 een
World Disasters Report symposium plaatsvinden op
de Internationale Dag van de Rampenbestrijding,
altijd de tweede woensdag van oktober.
23Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201024
Citaten uit programma OESO-conferentie
The notion of risk is intrinsically linked to
regulation, yet is often only partially
acknowledged in regulatory processes and
regulatory design. [ ] For regulation to be
efficient and effective, policy makers have to
explicitly recognise and manage the gap
between the level of risk acceptable to policy
makers and the level that is achievable
through regulation.
OESO
Op 28 en 29 oktober organiseerde de OESO in Parijs een
conferentie over regulering, samen met o.a. de
Europese Commissie en het Belgische
EU-voorzitterschap, met als titel ‘Regulatory Policy at
the Crossroads. Towards a new Policy Agenda’. Dit was
de afsluiting van een tweejarig project waarin de OESO
de systemen van regelgeving en toezicht in 15
EU-lidstaten onderzocht.1
Het doel van de conferentie
was OESO-landen te helpen om na de financiële crisis
niet door te schieten in te zware regulering die de
economie onnodig afremt, en om materiaal te
verzamelen voor herziening van de richtlijnen uit 2005
(OECD Guiding Principles for Regulatory Quality and
Performance). Er waren 350 deelnemers uit 51 landen.
De OESO is sinds kort actief met het risicothema en
heeft hierover laatst een belangwekkend rapport
uitgebracht: Risk and Regulatory Policy. Improving the
Governance of Risk. Een van de sessies tijdens de
conferentie ging dan ook over risico’s.
Sessie over risico’s
Simon Webb, voormalig DG bij het Britse Cabinet
Office, vertelde over zijn ervaringen met de manier
Met de Haagse conferentie ‘Dag van het Risico’ in mei bracht het programma
Vernieuwing Rijksdienst mensen uit binnen- en buitenland bij elkaar die iets willen
doen aan de risico-regelreflex. Dat is het mechanisme van overreactie op nieuwe
risico’s en op incidenten, die vaak leidt tot onnodig zware overheidsmaatregelen
die niet eens wezenlijk meer veiligheid opleveren. De conferentie heeft geleid tot
uitnodigingen voor presentaties bij de OESO en de UNECE. Zowel in Parijs als in
Genève trof ik een tamelijk gespecialiseerd gezelschap aan dat op zoek was naar
een breder begrip van risico’s. Beide gelegenheden waren ook een weerzien met
twee prominente sprekers van de Dag van het Risico: Simon Webb en
Donald Macrae.
Internationale aandacht voor de
risico-regelreflex
Jan van Tol, programma-
leider Risico’s en
Verantwoordelijkheden,
ministerie van BZK
1	
Het rapport over Nederland heet ‘Better Regulation in Europe: Netherlands’ en staat op www.oecd.org
Internationale dimensie
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 25
waarop de overheid de risico-regelreflex kan omzeilen.
Tijdens een crisis of direct na een incident denkt de
overheid vaak dat de brand blussen het enige is dat telt,
maar daarbij is ze niet alert genoeg op de risico-regelre-
flex. Na analyse van Britse crises en incidenten in de
afgelopen twintig jaar constateert Webb dat incidenten
vaak een bron zijn van inadequate regelgeving, die
bovendien het aanzien van de overheid kan schaden. De
meeste kans om in die valkuil terecht te komen is door
een verkeerde reactie tijdens de eerste uren en dagen
(bijvoorbeeld direct stevige maatregelen toezeggen
zonder goede beoordeling van de situatie) en door de
manier waarop het vervolg wordt georganiseerd. Het is
van het grootste belang dat de overheid de getroffenen
helpt, en tegelijk ruimte voor zichzelf schept om een
goede structurele reactie te kunnen geven. Bij ongeval-
lenonderzoek is het van belang om een scheiding aan te
brengen tussen enerzijds feiten, lessen en beleidsopties,
en anderzijds de schuld- en verantwoordelijkheidsvraag.
Aanbevelingen van een onderzoekscommissie kunnen
onmiddellijk een politieke lading krijgen, zeker als ze
impliciet gebaseerd zijn op de veronderstelling dat ieder
ongeluk voorkomen kan worden.2
Er zijn allerlei
praktische handvatten.
Prof. Jonathan Wiener gaf een voorproefje van zijn
nieuwe boek The Reality of Precaution. Daarin constateert
hij dat de VS en de EU ongeveer evenveel doen aan
risicobeheersing door middel van regels, alleen op
verschillende onderwerpen. Hij stelde dat het publiek
meestal niet zo bezorgd is over risico’s als de experts
zijn, maar juist wel heftig reageert op ongewone risico’s.
De voornaamste uitdagingen voor risicobeleid zijn
volgens hem:
•	 risico’s verspreiden zich snel tussen netwerken en
over nationale grenzen;
•	 risico brengt beleidsterreinen met elkaar in verbinding
als gevolg van het afwegen van voor- en nadelen van
veiligheidsmaatregelen (risk-risk tradeoff);
•	 ideëen lenen en uitproberen op mondiale schaal.
Wiener wees verder op het World Congress on Risk,
dat in juli 2012 in Australië plaatsvindt.
De presentatie van prof. Panagiotis Karkatsoulis liet
expliciet zien waarom betere regelgeving een relevant
thema is voor het veiligheidsdomein. In 2007 werd
Griekenland geteisterd door zware bosbranden, waar de
overheid opvallend veel moeite mee had. De voornaamste
oorzaak daarvan bleek de complexiteit van de regulering.
Nadere analyse bracht aan het licht dat er maar liefst 29
verschillende wetten, ministeriële en presidentiële
regelingen, en brandweervoorschriften zijn waarin iets
wordt geregeld omtrent brandbestrijding. En alsof dat
allemaal nog niet genoeg is, zijn de bevoegdheden
verdeeld over elf verschillende autoriteiten met een
navenant spinneweb aan procedures. Geheel in
tegenstelling met deze verkalkte structuren ontwikkel-
den vrijwillige blusacties zich spontaan volgens een
eenvoudige logica, met zelfs betere resultaten dan de
professionele werkwijze. De spreker concludeerde dan
ook dat een overdaad aan regels schadelijk is voor de
veiligheid, en dat formele regels flexibel genoeg moeten
zijn om ruimte te laten aan informele regels die gestalte
krijgen in de ‘echte’ wereld.
Een interessant punt uit de aansluitende discussie was
dat risico’s vaker herzien zouden moeten worden. In
Engeland bleek enkele jaren geleden uit analyse van
inspectiebevindingen dat controle van de technische
staat van een schip eigenlijk niet veel meer toevoegt aan
		 Aandachtspunten ambtelijke top voor de eerste
uren en dagen (Simon Webb)
•		 Zoek uit wat er werkelijk gebeurd is (de eerste
rapportages zijn bijna altijd onjuist).
•		 Besluit of het een echte crisis is. Zo ja, dan moet
er (in het Britse systeem) binnen enkele uren een
crisisteam worden samengesteld. Geef daarin
ook ruimte aan een skepticus.
•		 Denk aan de bredere context en de gewenste
strategische uitkomst wat betreft een
		 proportionele reactie op de feitelijke risico’s.
•		 Geef de minister een bruikbare tekst waarmee
		 hij niet in de verleiding komt om gevoelsmatig
een koers te bepalen zonder inzicht in de
consequenties.
	 Het aanleren van dergelijke technieken is aan te
bevelen, want onverwachte incidenten zetten de
overheid onder steeds grotere druk.
2	
Vgl. Hans de Bruijn, Een gemakkelijke waarheid. Waarom we niet leren van onderzoekscommissies, NSOB: 2007.
3	
Een gezamenlijke directie van Financiën en EZ die zich richt op betere regelgeving en minder regeldruk.
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)
Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Contenu connexe

Similaire à Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)
Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)
Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)Erik Klaver
 
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...Twittercrisis
 
Nationaalhandboekcrisisbesluitvorming
NationaalhandboekcrisisbesluitvormingNationaalhandboekcrisisbesluitvorming
NationaalhandboekcrisisbesluitvormingFrank Smilda
 
D66 - Europa waarom?
D66 - Europa waarom?D66 - Europa waarom?
D66 - Europa waarom?Raoul Boucke
 
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?'EU, vooruit, achteruit of stilstand?
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?Avans Hogeschool
 
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en Normering
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en NormeringKorte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en Normering
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en NormeringChris Hamans
 

Similaire à Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44) (9)

Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)
Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)
Lees mijn artikel: recensie over Russisch buitenlands beleid (vanaf pagina 27)
 
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...
Crisiscommunicatie en sociale media: EEN VERKENNING NAAR GEVOLGEN EN VRAAGSTU...
 
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
 
Nationaalhandboekcrisisbesluitvorming
NationaalhandboekcrisisbesluitvormingNationaalhandboekcrisisbesluitvorming
Nationaalhandboekcrisisbesluitvorming
 
D66 - Europa waarom?
D66 - Europa waarom?D66 - Europa waarom?
D66 - Europa waarom?
 
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?'EU, vooruit, achteruit of stilstand?
'EU, vooruit, achteruit of stilstand?
 
Avans academie lezing 14 5-2014
Avans academie lezing 14 5-2014Avans academie lezing 14 5-2014
Avans academie lezing 14 5-2014
 
Avans academie lezing
Avans academie lezing Avans academie lezing
Avans academie lezing
 
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en Normering
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en NormeringKorte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en Normering
Korte Introductie: Duurzaamheid in Regelgeving en Normering
 

Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

  • 1. Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/dcemberr 201060 jaargang 9 | nummer 6 | november/december 2010 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing Thema: Internationale dimensie Cyber security Aanpak Q-koorts geëvalueerd Vier vragen aan: Wat is het doel van uw recente voorstel tot versterking van de Europese rampenbestrijdingscapaciteit? “Ons beleidsvoorstel behelst de ontwikkeling van een structuur voor efficiëntere rampen- bestrijding door de EU zodat het mogelijk wordt sneller hulp te bieden waar en wanneer dat nodig is en dat tegen de laagste kosten voor de belastingbetaler. Doelen zijn betere planning met behulp van referentie- rampscenario’s, de beschikbaarheid van middelen voor snelle interventie zowel binnen als buiten de EU te waarborgen, de logistiek te verbeteren en de kosten- effectiviteit te waarborgen door dubbel werk te vermijden en voort te bouwen op hetgeen reeds goed functioneert. Het komt erop neer dat we voorstellen een European Emergency Response Capacity (EERC) op te zetten op basis van vooraf door de lidstaten toegezegde middelen en vooraf overeen- gekomen noodplannen. Deze middelen blijven onder het beheer van de EU-landen zelf, maar zullen ter beschikking worden gesteld zodra een gezamenlijke Europese interventie nodig is. Ook zal er een European Emergency Response Centre worden opgezet door samenvoeging van het huidige Monitoring and Information Centre (MIC) en de ECHO-crisis- centra voor humanitaire hulp. Het centrum zal 24 uur per dag operationeel zijn. Behalve voor monitoring en coördinatie zal er ook een grote capaciteit voor planning beschikbaar zijn.” Hoe kunnen de lidstaten bijdragen aan deze responscapaciteit? “Elke staat heeft de plicht de veiligheid van zijn ingezetenen te beschermen. Grote rampen kunnen de nationale capaciteit echter te boven gaan. In dergelijke gevallen kan een gecoördineerde Europese interventie effectiever zijn. Wij stellen een ‘bottom up’ aanpak voor die gebaseerd wordt op bestaande capaciteiten waarbij de lidstaten bepaalde middelen in een pool onderbrengen (bij voorbeeld voor water- zuivering, search and rescue of voor het bestrijden van bosbranden, medische units). Deze middelen worden beschikbaar gesteld voor EU-operaties, maar blijven onder het nationale gezag.” Hoe kijkt u aan tegen samenwerking en afstemming met andere internationale organisaties zoals het Rode Kruis, de NAVO en UN-OCHA? “Bij grote rampen buiten de EU coördineert en bevordert het MIC de hulp van lidstaten die dan adequaat wordt geïntegreerd in de overige hulpinspanningen. Voor de Verenigde Naties is het efficiënter wanneer er afgestemd kan worden op basis van één goed gecoördineerd hulppakket vanuit de EU dan te moeten onderhandelen met 27 verschil- lende partners. Daarom is de VN een zeer groot voorstander van onze initiatieven tot betere afstemming van EU-interventies. De Commissie ondersteunt de leidende rol van de VN bij rampen buiten de EU. We onder- houden verder een uitstekende werkrelatie met het UN Office for Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA). Een andere belangrijke partner is de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Halvemaanverenigingen (IFRC) die snel kan optreden bij natuurrampen en op jaarbasis ongeveer 30 miljoen mensen bijstaat. In 2009 heeft de Commissie ruim 13 miljoen euro gefinancierd voor operationele activiteiten en capaciteitsopbouw van het IFRC. We werken pragmatisch samen met de NAVO. Een aantal van onze lidstaten heeft bij voorbeeld gebruik gemaakt van de luchtbrug van de NAVO om na de aardbeving van 2005 hulpgoederen naar Pakistan te brengen. Tijdens rampen waarbij beide operationeel zijn, wisselen het MIC en het Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre van de NAVO informatie uit.” Wat is uw bijdrage aan de nieuwe Europese interne veiligheidsstrategie? “Het waarborgen van de interne veiligheid voor Europeanen is een prioriteit bij de EU. Op grond van het Verdrag van Lissabon en het programma van Stockholm hebben de lidstaten begin 2010 een interne veiligheids- strategie ontwikkeld en de Europese Commissie opgeroepen concrete voorstel- len voor maatregelen uit te werken. Eind november is de interne veiligheidsstrategie gepubliceerd. Eén van de actiepunten uit de strategie betreft het optreden van de EU bij rampen, en bouwt voort op mijn voorstel over EU-capaciteit voor rampenbestrijding. In de nieuwe strategie wordt het belang van optreden door de EU op dit terrein niet alleen benadrukt als een mechanisme om het verlies van mensenlevens te voorkomen en lijden te verzachten, maar ook als een middel om de veiligheid binnen Europa te bevorderen.” Kristalina Georgieva, EU-commissaris voor internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding
  • 2. Redactieadres Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH Den Haag E-mail: crisisbeheersing@minbzk.nl Redactie Redactiecommissie: Ruth Clabbers, Marije Breedveld, Donna Landa, David van Veenendaal, Lodewijk van Wendel de Joode en Geert Wismans (samenstelling en eindredactie) Redactiesecretariaat: Nalini Bihari (070-426 53 00) Redactieraad Prof. dr. Ben Ale (Technische Universiteit Delft) Dr. Arjen Boin (Universiteit Utrecht) Mr. dr. Ernst Brainich Dr. Menno van Duin (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid) Prof. dr. Georg Frerks (Universiteit Wageningen) Prof. dr. Bob de Graaff (Nederlandse Defensie Academie) Prof. dr. Ira Helsloot (Vrije Universiteit Amsterdam) Prof. dr. Erwin Muller (Universiteit Leiden) Prof. dr. Uri Rosenthal (Universiteit Leiden) Dr. Astrid Scholtens (Crisislab) Prof. dr. Erwin Seydel (Universiteit Twente) Prof. dr. Peter Werkhoven (TNO Defensie en Veiligheid) Prof. dr. Rob de Wijk (The Hague Centre for Strategic Studies) Aan dit nummer werkten mee: Ben Ale, Delilah Al-Khudairy, Alessandro Annunziato, Vincent van Beest, Harold Boersen, Marc Bökkerink, Andries Boneschansker, Marije Breedveld, Claartje Brons, Anton van Wijk, Raimond Duijsens, Maris den Engelsman, Pamela van Erve, Erik Frinking, Peter Glerum, Kristalina Georgieva, Jan Goeijenbier, Corsmas Goemans, Erik van der Goot, Peter Goudsmits, Tom de Groeve, Jolanda Haak, Siobhan Harty, Alexander Heijnen, Michiel Hoorweg, Eric J. van der Horst, Gábor Iklódy, Khan Jahier, Erik Klaver, Douwe Leguit, Jens P. Linge, Gaël Marchand, Ron de Meyer, Immanuel Nijssen, Hans Oude Alink, Marc van Oudheusden, Michel Rademaker, Marlies van Reenen, Ad de Roo, Caroline van der Schaaf, Ton Slewe, Erik Soonieus, Kim Steenbergen, Marijke Stokkel, Erik Teepe, Marieke Timmermans, Jan van Tol, Maaike van Tuyll, Laurens van der Varst, Paul Vierveijzer, René Voogt, Rob de Wijk, Janneke Zaal Fotografie Eagle, Europese Commissie, EU-MIC, Rob Jastrzebski, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Public Safety Canada, Jan van Tol, WaterSave.EU, WFF IIlustraties ENISA, HCSS, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Marc van Oudheusden, Provincie Zeeland, WFF Vormgeving Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag Productiebegeleiding Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Communicatie en Informatie / Grafische en Multimediale Diensten Druk OBT bv, Den Haag © Auteursrecht voorbehouden. ISSN 1875-7561 Colofon Voor een gratis abonnement mail: crisisbeheersing@minbzk.nl. Het magazine is te downloaden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/crisis-en-nationale-veiligheid. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010w 59 3 | Introductiecolumn Rob de Wijk 5 | Nationale Veiligheid - de Britse aanpak 6 | Nieuwe uitdagingen voor de NAVO 9 | Naar Europese richtlijnen voor methodiek risicoanalyse 10 | Nationale risicoanalyse in Frankrijk 11 | De EU Interne Veiligheids- strategie 12 | EU-crisismanagement: uitdagingen en oplossingen 15 | World Foresight Forum april 2011 16 | Europa en internationale assistentie – zenden en ontvangen 18 | All-hazards risk assessment crisismanagement – de Canadese aanpak 20 | Rode Kruis World Disaster Report symposium 24 | Internationale aandacht voor de risico-regelreflex 28 | Noodhulp Pakistan netcentrisch gecoördineerd 29 | Handboek maakt internationale bijstand werkbaar 30 | Up Safety – Europees project Ondergrondse veiligheid 31 | Water. Save.EU 60 | Vier vragen aan Europees Commissaris Georgieva Inhoud Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing is een tweemaandelijkse uitgave van de directie Nationale Veiligheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs. 32 | Cyber Storm III@NL-ICT verstoringen zijn niet alleen virtueel! 34 | Eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en Digitale Veiligheid 36 | ICT kwetsbaarheid en invulling Nederlandse cyber security strategie 37 | Oefening Cyber Europe 2010 40 | Evaluatiecommissie Q-koorts 42 | Kabinetsreactie op rapport Commissie Van Dijk 43 | Giframp Hongarije – alweer… toezicht 44 | Bosbranden in Rusland 46 | Slachtofferregistratie na rampen 48 | Hulpverleners ten onrechte bang voor radioactieve besmetting 50 | Voorbereiding op pandemie – case Luchtvaart! 51 | Boekrecensie: Gwynne Dyer - Klimaatoorlogen 52 | Bezuinigingsdruk vraagt om slimmer samenwerken 54 | Link(s)e bewegingen in Nederland: definities en veiligheidsrisico’s 56 | Openbare orde en veiligheid op de BES 58 | Regiobijeenkomsten zelfredzaamheid bij noodsituaties 58 | Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming 58 | Bob de Graaff hoogleraar Inlichtingen en Nationale Veiligheid Thema: Internationale dimensie Overige onderwerpen Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20102
  • 3. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 3 1 voetnoot 3Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 De dimensie Ik voel mij altijd wat ongemakkelijk met vragen naar Nederland en de internationale dimensie van crisisbeheersing. Want er is een veelheid aan internationale initiatieven zonder veel samenhang. Nederland heeft er soms iets, maar vaak niets mee te maken. Bovendien lijken initiatieven hetzelfde, maar verschilt de inhoud enorm. Ook hebben veel landen hun zaken minder op orde dan Nederland. Dit alles maakt het lastig iets zinnigs te zeggen. prof. dr. Rob de Wijk, voorzitter van de Denktank Nationale Veiligheid, directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies en hoogleraar Internationale Betrekkingen in Leiden Neem de nationale veiligheidsstrategieën. Nederland heeft er een. Een fraai stuk werk, met een voorwoord van de minister-president om de status ervan te onderstrepen. Opmerkelijk is dat bijna niemand weet dat die strategie bestaat, met inbegrip van vele bestuurders. Hoe anders is dat met de Amerikaanse National Security Strategy. President Obama publiceerde de zijne afgelopen mei en haalde wereldwijd de media. De reden waarom Obama wel, en Balkenende geen aandacht kreeg, zit in de aard van het document. De Nederlandse strategie is vooral een werkwijze waarmee, ik citeer: “het kabinet beter dan voorheen (kan) bepalen welke dreigingen de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen en hoe (erop) te anticiperen”. De Amerikaanse strategie is eigenlijk het resultaat van zo’n werkwijze. Het is de visie van een president van een supermacht die aangeeft welke rol de Verenigde Staten in de wereld moet spelen. Het contrast met de strategie van Obama’s voorganger is groot. Onder Bush heerste triomfalisme over de hegemoniale macht van Amerika waarmee, zo nodig alleen, wereldwijd democratie en vrijheid, in zijn ogen voorwaarden voor vrede, zou kunnen worden gebracht. De strategie van Obama erkent dat Amerika verzwakt is, dat economie en begrotings- tekort moeten worden aangepakt en dat geërodeerde macht samenwerking met bondgenoten vereist. De notie dat door verschuivende machtsverhoudingen de wereld verandert en dat daarom herpositionering vereist is, ontbreekt in de strategieën van de Europese Unie en de NAVO. Die van de Unie stamt uit 2003, terwijl in 2008 een poging is gedaan een nieuwe versie te ontwikkelen. Het resultaat was een verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie dat weinig nieuws bevatte. Het proces liep ondermeer stuk op de verschillende visies van de lidstaten over wat de Unie op veiligheidsgebied zou kunnen betekenen. Hetzelfde blijkt uit de nieuwe NAVO-strategie die eind november werd gepresenteerd. Het is geen wereldschok-
  • 4. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20104 kend document. Evenals in de strategie van de Unie ontbreekt in de NAVO-strategie elke verwijzing naar de grote geopolitieke veranderingen waarover Obama wel repte. Kennelijk is het onmogelijk om binnen bond- genootschappen overeenstemming over een dergelijke notie te krijgen. Wel geeft het document een goed inzicht in de evoluerende visie op wat onze veiligheid bedreigt. Traditionele veiligheidsrisico’s, zoals de bezetting door een buurland zijn passé. De enige meer traditionele dreiging wordt gevormd door een raketaanval door Iran, hoewel dit land niet expliciet genoemd wordt. De aandacht is in belangrijke mate verschoven naar de bedreiging van de welvaart en de maatschappelijke en politieke stabiliteit. Deze kunnen worden aangetast door bij voorbeeld de bedreiging van handelsroutes, cyberaan- vallen, vluchtelingenstromen als gevolg van klimaatver- andering, en de onderbreking van de toevoer van energie en grondstoffen. Vertaald naar de Nederlandse Strategie Nationale Veiligheid betekent dit een verschuiving van het vitale belang van de territoriale veiligheid, naar economische, ecologische en fysieke veiligheid, en de sociale en politieke stabiliteit. Een strategie is niet meer dan een stuk papier. Het komt er uiteraard op aan dat visie wordt vertaald naar actie. De Strategie Nationale Veiligheid komt dicht bij een operationeel document, maar merkwaardig genoeg ontbreekt de bovenliggende visie en daarmee een communicatiemiddel naar de burger. In feite wordt gaande het implementatieproces het feitelijke beleid ontwikkeld. In dit geval gebeurt dat aan de hand van analyses die voortvloeien uit de Nationale Risicobeoordeling. Het voorgaande heeft consequenties voor Nederland. Ik raak steeds meer tot overtuiging dat het nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie de Strategie Nationale Veiligheid moet evalueren en moet aanvullen met een pakkende visie over de wijze waarop onze rechtsstaat tegen nieuwe dreigingen wordt beschermd zodat mensen in vrijheid kunnen samenleven. Zo’n visie is nodig om duidelijk te maken dat veiligheid meer is dan ‘meer blauw op straat’ of minimumstraffen. De visie dient evenveel aandacht te geven aan criminaliteit, sociale veiligheid, terrorisme, crises en rampen en moet de relatie duidelijk maken tussen interne en externe veiligheid, dat het domein van defensie is. Nieuwe dreigingen en de verwevenheid van interne en externe veiligheid eisen niet minder dan een comprehensive approach. Deze exercitie start met de Nationale Risicobeoordeling. De Europese Unie, die helaas in Nederland door velen wordt gezien als een spilzieke, bemoeizuchtige documentenproducerende bureaucratie heeft een gestructureerde aanpak die als voorbeeld kan dienen. Eind november presenteerde de Commissie een actie-plan ter implementatie van bovenliggende documenten, zoals het Verdrag van Lissabon en een eerder dit jaar aangenomen Interne Veiligheidsstrategie. Het actieplan gaat in op de meest waarschijnlijke dreigingen en geeft aan welke actie moet worden ondernomen op het gebied van terrorisme, cybercrime, grensbewaking en rampenbestrijding. Die acties kunnen vérstrekkende gevolgen hebben zoals de eis dat lidstaten ter bestrijding van cybercrime een goed functionerend CERT moeten hebben, deze aan elkaar moeten koppelen en noodplannen moeten ontwikkelen. Overigens is interessant dat de Unie na aanvaarding van het Verdrag van Lissabon met de Solidariteitsclausule een verplichting tot bijstand kent in geval van calamiteiten. Als het tot feitelijke implementatie komt, geven buitenlandse ervaringen nuttige inzichten. Zo kunnen institutionele veranderingen dramatisch uitpakken als deze voor een beperkt probleem worden doorgevoerd. Kijk eens naar de ontwikkeling van het Department of Homeland Security dat als antwoord op de aanslagen van 11 september 2001 werd opgericht. Contraterrorisme kreeg daarom de grootste prioriteit. Toen in 2005 Katrina New Orleans teisterde, bleek men onvoldoende voorbereid en kreeg minister Michael Chertoff veel kritiek in het Huis van Afgevaardigden. In Nederland mag de aanleiding voor het veiligheidsministerie daarom niet alleen maar de subjectieve veiligheidsbeleving van de gemiddelde Nederlander zijn. Subjectief, omdat Nederland objectief veiliger wordt. Het is in dit verband nuttig om de bevindingen van de Gemengde commissie veiligheid en rechtsorde (de Commissie-Brinkman) van september 2005 er nog eens op na de slaan. Want discussies over de noodzaak van een veiligheidsministerie zijn van oudsher ingegeven door de constatering dat Nederland de rampenbestrijding en crisisbeheersing onvoldoende op orde heeft. Zijn er meer zaken die Nederland van het buitenland kan leren? Persoonlijk ben ik nogal gecharmeerd van de wijze waarop de Britten door hun operationele focus hun crisisbeheersing en rampenbestrijding hebben georganiseerd. Die focus ontbreekt bij Nederlandse bestuurders veelal. Dit is dus iets om naar te kijken als we onze rampenbestrijding en crisisbeheersing echt op orde willen krijgen. Een strategie is niet meer dan een stuk papier. Het komt er uiteraard op aan dat visie wordt vertaald naar actie.
  • 5. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 5 Internationale dimensie Nationale veiligheid is aangemerkt als de eerste taak van de rijksoverheid en wordt de hoogste prioriteit gegeven. Voor cyber security is 650 miljoen pond vrijgemaakt voor de kabinetsperiode, waar op andere terreinen grote bezuinigingen worden doorgevoerd. Voor het eerst zijn interne en externe veiligheid in de nationale veilig- heidsstrategie gecombineerd. Belangrijkste thema’s zijn terrorisme, fragiele staten, cyber security, civiele rampen (overstromingen en influenza), energieveiligheid, georganiseerde misdaad, klimaatverandering en grens- toezicht. De aanpak van de nationale veiligheidsrisico’s wordt uitvoerig beschreven in “The Strategic Defence and Security Review”. Beide documenten zijn opgesteld door de nieuwe Nationale Veiligheidsraad, waarin de belangrijkste ministeries zijn vertegen- woordigd. Hoofdstuk 6 van de Review geeft inzicht in de structuurhervormingen die recentelijk zijn doorgevoerd om de doelstellingen van de strategie te realiseren. De Nationale Veiligheidsraad onder leiding van premier Cameron komt wekelijks bijeen en wordt ondersteund door een permanente Nationale Veiligheidsstaf. Voor elk van de prioritaire thema’s zijn “lead ministers” aangewezen, die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de belangrijkste nationale veiligheidstaken op dat domein. De werkzaamheden worden opgepakt door gecoloceerde teams, bestaande uit aangewezen ambtenaren van alle betrokken ministeries in samenwerking met de private sector, non-gouvernementele organisaties en internationale partners. Onderstaand diagram geeft een overzicht van de nieuwe nationale veiligheids- structuren op centraal niveau. Voor de integrale teksten van strategie en review zie www.cabinetoffice.gov.uk. Nationale veiligheid De Britse aanpak Eind oktober heeft het Verenigd Koninkrijk, onder veel media aandacht, haar nieuwe strategie Nationale Veiligheid (“A Strong Britain in an Age of Uncertainty”) gepresenteerd. De strategie heeft een centrale plaats in het kabinetsbeleid.
  • 6. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20106 Internationale dimensie Het nieuwe Strategisch Concept verschilt in verschillende, belangrijke opzichten van zijn voorloper uit 1999. Ten eerste is het veel korter en leesbaarder, en zal het dus een breder publiek bereiken. Ten tweede omarmt het nieuwe document de globalisering als het belangrijkste kenmerk van het strategische klimaat. Daarmee wordt dus ook het “eurocentrische” standpunt van het concept uit 1999 verlaten. Het belangrijkste is echter dat - ook al bevestigt het nieuwe Strategisch Concept nog eens het centrale belang van de collectieve defensie zoals die is vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag van Washington - er ook een overtuigende omschrijving in wordt gegeven van de nieuwe, niet-traditionele bedreigingen van de veiligheid. Verder geeft het Strategisch Concept concrete manieren aan waarop de NAVO daar iets tegen kan doen. Zo stelt het Concept de noodzaak centraal om de middelen te ontwikkelen waarmee de bevolking en het grondgebied van de NAVO kunnen worden verdedigd tegen aanvallen met ballistische raketten, als essentieel onderdeel van de collectieve defensie. Het maakt zich ook sterk voor de verdere ontwikkeling van het vermogen van de Alliantie om cyberaanvallen te voorkomen, te herkennen, zich ertegen te verweren en de schade te herstellen. Daaronder valt ook het gebruik van de beleidsprocessen binnen de NAVO om de nationale inspanningen voor cyberdefensie te versterken en te coördineren. Bovendien komen de NAVO-lidstaten in het nieuwe Strategische Concept overeen om de capaciteit te vergroten die nodig is om internationaal terrorisme op te sporen en zich ertegen te verdedigen. Dat houdt onder meer in dat de dreiging grondiger wordt geanalyseerd, er meer wordt overlegd met de partners van de NAVO en dat militaire slagkracht wordt ontwikkeld die op deze taak is berekend. En de verdragspartners stemmen er ook mee in om de mogelijkheden van de NAVO om bij te dragen aan Gábor Iklódy, NATO Assistant Secretary General for Emerging Security Challenges Nieuwe uitdagingen voor de Toen de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO in november voor de top in Lissabon bijeenkwamen, moesten ze een vraag van cruciaal belang beantwoorden: kan de NAVO een echte alliantie voor de 21e eeuw worden? Het antwoord dat ze daarop gaven was een ondubbelzinnig “Ja”. Door het aanvaarden van een nieuw Strategisch Concept, waarin de koers voor de komende jaren wordt uitgezet, hebben de leiders van de NAVO de trans-Atlantische alliantie opnieuw een centrale rol toegekend met betrekking tot de veiligheid in Europa en de wereld. NAVO
  • 7. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 7 de energiezekerheid verder te ontwikkelen. Daaronder valt ook de bescherming van vitale infrastructuur, transmissiegebieden en –leidingen. Tot slot wil de NAVO ervoor zorgen dat de organisatie voorop loopt bij het beoordelen van de invloed die nieuwe technologieën op de veiligheid uitoefenen, en dat de militaire planning rekening houdt met deze potentiële bedreigingen. Door deze terreinen in hun nieuwe Strategische Concept aan de orde te stellen, benadrukken de 28 NAVO-lidstaten dat ze willen dat de NAVO een belangrijke bewaker van de veiligheid blijft, niet alleen met betrekking tot traditio- nele bedreigingen daarvan, maar ook met betrekking tot niet-traditionele bedreigingen. Het zal echter zware inspanningen vergen om deze voornemens in tastbaar beleid om te zetten. Cyberaanvallen, terrorisme, proliferatie en bedreigingen van de energievoorziening worden niet voor niets “niet-traditioneel” genoemd: ze hebben bepaalde kenmerken gemeen waardoor het nogal moeilijk is om ze aan te pakken. Bovenal worden de lidstaten door deze kenmerken niet alleen gedwongen om anders te gaan denken over solidariteit binnen de Alliantie, maar ook om nieuwe wegen te zoeken voor aansluiting van de NAVO met de internationale gemeen- schap als geheel, met name met civiele spelers en de private sector. Het eerste kenmerk dat deze niet-traditionele bedreigin- gen gemeen hebben, is dat ze niet noodzakelijkerwijs alle verdragspartners op dezelfde manier treffen. Een terroristische aanval op één verdragsstaat kan wel alle andere met zorg vervullen, maar hoeft niet automatisch te worden beschouwd als een aanval op de Alliantie als geheel. Dat zelfde geldt voor een cyberaanval op het bancaire systeem of een aanval op de energievoorziening van een individuele verdragsstaat. De beslissing òf en hoe er wordt gereageerd ligt eerst en vooral bij het getroffen land. In tegenstelling tot de Koude Oorlog, toen een aanval van het Warschaupact op één van de verdrags- staten van de NAVO een collectieve reactie van de andere verdragsstaten tot gevolg zou hebben gehad, lenen de bedreigingen van tegenwoordig zich niet voor een dergelijke, min of meer automatische respons. Daaruit vloeit ook de behoefte van de NAVO-lidstaten voort om het solidariteitsconcept te verbreden en mogelijkheden te zoeken om bijstand te verlenen die de traditionele militaire scenario’s overstijgt. Dit voert ons naar een tweede gemeenschappelijk kenmerk van de nieuwe bedreigingen: ze vragen niet noodzakelijkerwijs om een militaire reactie. Een goed georkestreerde cyberaanval kan een land op een schaal verlammen die in het verleden alleen met een invasie vanuit het buitenland zou kunnen worden bereikt. Maar als de aanval zou zijn uitgevoerd door bijvoorbeeld een niet-gouvernementele organisatie, zou de NAVO niet echt met militaire represailles kunnen dreigen. De proliferatie van massavernietigingswapens zou, daarentegen, weer wel nieuwe militaire verdedigingsmiddelen nodig kunnen maken, zoals antiraketsystemen. Toch zal het de voorkeurstactiek blijven om de proliferatie te ontmoedi- gen door regionale veiligheidsproblemen op te lossen en diplomatieke en economische dwangmiddelen en stimulansen toe te passen. Kortom: hoewel de militaire “gereedschapskist” van de NAVO een essentiële bijdrage kan leveren, kan die op zichzelf geen totaaloplossing bieden. Vanouds lag de kracht van de NAVO in haar vermogen tot afschrikking. De Alliantie maakte niet werkelijk gebruik van geweld om potentiële aanvallers af te schrikken. De enorme militaire macht en het politieke en economische gewicht van de Alliantie voorkwam iedere aanval. Datzelfde zou ook van toepassing moeten zijn op de nieuwe uitdagingen waar men tegenwoordig voor staat: potentiële bedrijvers van wandaden dienen te weten dat
  • 8. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20108 Internationale dimensie de NAVO in het geval van een aanval als geheel zal reageren. Het is niet nodig om te specificeren of deze reactie politiek, economisch of militair zal zijn. In feite is het een voordeel om vaag te blijven over de reactie van de NAVO op een aanval. Dit leidt weer tot het derde gemeenschappelijke kenmerk van deze nieuwe uitdagingen: aangezien ze zowel van buitenaf kunnen komen als uit het binnenland, en zowel militair als economisch van aard kunnen zijn, dienen ze op holistische wijze te worden benaderd. Dit betekent in concrete termen dat de NAVO gestructureerde relaties moet opbouwen met allerlei civiele spelers. Dat is niet alleen van toepassing op de andere grote internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie, maar ook op niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en op de private sector, bijvoorbeeld op het gebied van energie en informatietechnologie. Al deze spelers worden partners in de pogingen om het hoofd te bieden aan de bedreigingen die de globalisering met zich meebrengt. Gezien de enorme verschillen in doelstelling, mandaat en werkwijze die tussen deze organisaties bestaan, zal het een moeizaam proces worden om er een doelmatige en op vertrouwen gebaseerde relatie mee op te bouwen. Toch mag de NAVO deze uitdaging niet uit de weg gaan. Als de Alliantie de veiligheid van haar leden op effectieve wijze wil blijven garanderen, moet zij een teamspeler worden. De NAVO is dit pad nog maar net ingeslagen, en het zal een moeilijke reis worden. Sommige van de verdragsstaten zullen aarzelen om de NAVO een grotere rol te laten spelen op gebieden als energiezekerheid en het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. Hun argument daarbij is dat zo allerlei zaken, die om goede redenen in de politieke sfeer zouden moeten blijven, te zeer worden gemilitariseerd. Anderen maken zich misschien zorgen dat, door zich op deze nieuwe bedreigingen te richten, de aandacht van de NAVO wordt afgeleid van haar kerntaak - de gemeenschappelijke defensie. Er kan alleen op dergelijke overwegingen worden ingegaan – waarbij hopelijk de bezorgdheid wordt weggenomen – als de verdragspartners meer tijd besteden aan het bespreken van de bedreigingen die zich nu en in de toekomst voordoen, en als ze, door daar een effectief antwoord op te formuleren, aantonen dat de NAVO van nut is en een meerwaarde heeft. De afgelopen jaren is veel van de tijd en aandacht van de lidstaten besteed aan het managen van de NAVO-operaties, zoals die in Afghanistan en Kosovo, waardoor men zich te weinig over toekomstige uitdagingen heeft gebogen. Wat er op dit moment nodig is, is dan ook een nieuw evenwicht tussen het heden en de toekomst. De NAVO moet een cultuur ontwikkelen waarin het politieke debat niet beperkt is tot de zaken waarbij de NAVO in militaire zin direct betrokken is, maar dat zich ook uitspreekt over zaken die “alleen maar” politiek relevant zijn. Zo lang ieder debat in de NAVO wordt gezien als een voorberei- ding op militaire operaties, zal een op de toekomst gericht, verlicht debat over de nieuwe uitdagingen in de 21e eeuw onhaalbaar blijven. De nieuwe “Emerging Security Challenges Division” (ESCD) zal een eigen bijdrage moeten vormen aan een dergelijke nieuwe debatcultuur. Deze nieuwe divisie, die voorafgaand aan de top in Lissabon in het leven is geroepen, brengt voor het eerst het werk bijeen dat wordt verricht aan de bovengenoemde bedreigingen: terrorisme, proliferatie, cyberaanvallen en bedreigingen van de energievoorziening, waaronder ook bedreigingen van het milieu worden begrepen. Bovendien zal de nieuwe “Strategic Analysis Capability” eenheid de strategische horizon aftasten, op zoek naar bedreigingen van de veiligheid van de lidstaten. Dit zal een stimulans zijn voor het debat onder de verdragspartners en de unieke waarde versterken die de NAVO heeft als het belangrijkste forum voor veiligheidsoverleg tussen Europa en Noord-Amerika, de sterkste alliantie van gelijkgestemde naties ter wereld. Een nieuwe divisie in de Internationale Staf van de NAVO, nauwere banden met andere spelers, en een meer op de toekomst gericht debat onder de lidstaten: dat zijn de elementen die de manier zullen bepalen waarop de NAVO de nieuwe, groeiende bedreigingen van de veiligheid zal aanpakken. Er zullen diepgaande veranderingen in de structuur en het beleid van de NAVO nodig zijn om deze benadering werkelijk effectief te maken. Maar de NAVO is ten volle bereid deze veranderingen te ondergaan. Omdat de verdragspartners hebben begrepen dat de Atlantische Alliantie alleen door veranderingen te aanvaarden, zijn rol als steunpilaar van de veiligheid in een geglobaliseerde wereld kan waarmaken.
  • 9. 9Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 Daarin heeft de Commissie het mandaat gekregen om, samen met lidstaten, vóór het einde van 2010 niet-bindende richtlijnen voor methodieken voor risicoanalyse te ontwikkelen. Lidstaten krijgen dan een jaar de tijd om deze richtlijnen te implementeren. Eind 2012 moet de Europese Commissie een ‘cross sectoral overview of the major natural and man-made risks’ gereed hebben. De bijeenkomsten boden een belangrijke gelegenheid om bestaande methoden van risicoanalyse en de ervaringen die daarmee zijn opgedaan door lidstaten, naast de concept-richtlijnen van de Europese Commissie te leggen. Met name de expert- meeting bood een goed platform voor een gedachtewisseling met de Europese Commissie. Daarnaast was er gelegenheid om te netwerken en kennis te nemen van elkaars meest actuele ervaringen. In de ochtend werden de conceptrichtlijnen besproken in aanloop naar de informele Europese DG-bijeenkomst. Bij deze expert- meeting waren België, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk aanwezig. De Europese Commissie begon met het presenteren van de richtlijnen. In de daaropvolgende discussie kreeg de Commissie vanuit verschillende landen complimenten voor het feit dat zij in de richtlijnen stelde dat risicoanalyse gevolgd zou moeten worden door een capaciteiten- analyse. Daarnaast werden verschillende suggesties gedaan, waarvan ik hier de belangrijkste twee benoem. De scope van de richtlijnen moet niet alleen natuurlijke en industriële rampen omvatten, maar álle soorten rampen door natuur of mens (al dan niet moedwillig) veroorzaakt. Bovendien moeten de richtlijnen niet alleen uitgaan van kwantitatieve data, maar moet het ook mogelijk zijn kwalitatieve data te verwerken, omdat veel informatie niet te kwantificeren Frankrijk gaf vervolgens een presentatie over de totstandkoming van hun methodiek voor risicoanalyse (zie ook artikel hierna, red.). Wat opvalt, is het korte tijdsbestek (begin was maart 2010), waarin zij – door keuzes te maken en interdepartementaal verstandig samen te werken en te coördineren – in korte tijd veel hebben bereikt. Eind 2011 volgt nog een belangrijke stap, namelijk de review, improvement en verdieping. Omwille van de tijd heeft Frankrijk ervoor gekozen eerst globale risicoanalyses te maken, maar men realiseert zich dat er daarna ook nog veel werk te verrichten valt. Tot slot kijkt Frankrijk ook vooruit naar de fase van bepaling van wat openbaar mag worden voor publiek (transparantie staat hoog in het vaandel) en wat niet (politieke keuzes). In de middag vond een DG-bijeenkomst plaats met het Verenigd Koninkrijk, Slovenië, Portugal, Frankrijk en Duitsland. De DG’ en onderschreven de suggesties voor verbetering van de concept richtlijnen uit de expertmee- ting. Ze benadrukten nog sterker de noodzaak de scope van de richtlijnen zo veel mogelijk all hazard te laten zijn (inclusief moedwillig veroorzaakte rampen). Ook vroegen de DG’en aandacht voor het belang de richtlijnen zo eenvoudig mogelijk te houden, zodat lidstaten die nog gaan beginnen met het opstellen van een methodiek dit ook binnen de gestelde termijn kunnen realiseren. Naast de richtlijnen zelf spraken de DG’en ook in bredere zin met elkaar over civiele bescher- ming binnen de Europese Unie. Aan de orde kwamen daarbij onder andere de Europese Repons Capaciteit, de interne veiligheids- strategie en de samenwerking tussen DG JLS en DG ECHO. Afgesproken is hierover een gezamenlijke, strategische notitie op te stellen. Slovenië heeft aangeboden de eerstvolgende bijeenkomst van de DG’en te organiseren. Beide bijeenkomsten waren nuttig en boden voldoende gelegenheden om elkaar (verder) te leren kennen en constructieve stappen te zetten op weg naar goede richtlijnen voor risicoanalyse. De richtlijnen zijn naar aanleiding van de suggesties uit de expert- meeting aangepast en geagendeerd voor de officiële DG-conferentie voor civiele bescherming en zullen in 2011 in de raadwerkgroep PROCIV worden besproken. Pamela van Erve, programma Dreigingen en Capaciteiten, directie Nationale Veiligheid, ministerie van Veiligheid en Justitie Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag Naar Europese richtlijnenvoor methodiek risicoanalyse Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden over de ‘Guidelines on Risk Assessment Risk Mapping for Civil Protection’. Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009. is. Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden over de ‘Guidelines on Risk Assessment Risk Mapping for Civil Protection’. Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009.
  • 10. Drie jaar na Nederland is ook Frankrijk begonnen met het uitvoeren van een nationale risicoanalyse (NRA). In deze NRA worden alle moedwillige en niet-moedwillige bedreigingen, natuurrampen, ongevallen of door de mens veroorzaakte calamiteiten die de Franse bevolking, gebiedsdelen, instellingen of het milieu kunnen treffen, geïdentificeerd, gekarakteriseerd en gerangschikt. Alle dreigingen die de Franse nationale veiligheid kunnen aantasten, worden in een matrix geplaatst die de relatieve gevolgen en waarschijnlijkheid ervan laat zien. Op de korte termijn willen we de planning en capaciteitsopbouw voor de nationale veiligheid efficiënter maken, het publiek bewuster maken van de risico’s en zorgen voor een betere communicatie over gevaren tussen de centrale regering en de lokale autoriteiten en particuliere belanghebbenden. Op de langere termijn willen we het voor de beleidsmakers gemakkelijker maken te kiezen voor de beste maatregelen voor mitigatie en capaciteitsopbouw en daarnaast zorgen voor sterkere bilaterale en multilate- rale samenwerking met andere EU-lidstaten op het gebied van risicoanalyse, planning voor noodsituaties en crisismanagement. Frankrijk begon met zijn NRA op het moment waarop risicoanalyses bovenaan de prioriteitenlijst van de Europese Unie stonden. Voor het ontwikkelen van een NRA op lidstaatniveau kon onder andere worden teruggegrepen op het Programma van Stockholm, de Conclusies van de Raad (30 november 2009) en de Strategie voor Interne Veiligheid van de EU. De eerste stap in het proces bestond uit het opzetten van een interdepartementale werkgroep onder de gezamenlijke leiding van de Secretaris-Generaal voor Defensie en Nationale Veiligheid (kabinet van de minister-president) en het ministerie van Binnenlandse Zaken. De tweede stap was het opstellen van een methodologie voor het beoordelen van de gevolgen en mate van waarschijnlijkheid van elk risico en de bijbehorende scenario’s. Hierbij maakte de werkgroep dankbaar gebruik van het eerder in Frankrijk uitgevoerde werk op het gebied van de bescherming van vitale infrastructuur en contraterrorisme, maar ook van de zeer gedetailleerde methodologie die door Nederlandse en Britse expertgroepen beschikbaar was gesteld. De derde stap, die nog in volle gang is, behelst het uitwerken van zo’n 50 scenario’s voor de belangrijkste dreigingen. Naar verwachting zal de NRA in de zomer van 2011 ter goedkeuring aan de regering worden voorgelegd. Internationale samenwerking is essentieel gebleken voor de succesvolle ontwikkeling van de Franse NRA. Eerdere werkzaamheden op het gebied van risicoanalyse, met name door het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland, bleken van onschatbare waarde voor de Commissie bij het opstellen van conceptrichtlijnen voor de NRA. Daarnaast vormden ze een inspiratiebron voor de Franse werkgroep. Dankzij deze inspanningen en het leider- schap van de Commissie zullen alle lidstaten op zeer korte termijn van deze richtlijnen kunnen profiteren en kunnen voldoen aan het vastgestelde schema voor de ontwikkeling van een NRA. Tegelijk met het ontwikkelen van de Franse nationale risicoanalyse richtte de directie Toekomst en Planning Nationale Veiligheid een nieuwe afdeling op, de VAA (Veille-Analyse- Anticipation) ten behoeve van “preventieve monitoring, analyse en preventie”. De belangrijkste missie van VAA is de afdeling Planning te voorzien van voortdurende dreigingsanalyses op basis van zwakke signalen en het nationale operationele centrum tijdig te waarschuwen. Brandstofcrisis Tijdens de brandstofcrisis werd CIC Beauvau, het nieuwe nationale operationele crisis- centrum van Frankrijk, voor de eerste maal geactiveerd en wel tussen 18 oktober en 3 november. De VAA verleende ondersteuning bij het beheersen van de crisis door de sociale en brandstofsituatie reeds vanaf eind september nauwlettend te monitoren. Zodra het CIC was geactiveerd, opereerde de VAA in de situatiecel om de besluitvor- mingscel te voorzien van analyses van de verschillende scenario’s volgens welke de crisis zich zou kunnen ontwikkelen. Door 48 uur tot 10 dagen vooruit te blikken kon de VAA de strategische en politieke besluit- vormers laten zien waar de omslagpunten zouden kunnen liggen en wat de mogelijke consequenties van de situatie op de korte en lange termijn zouden kunnen zijn voor de economie. Er zullen vele lessen worden getrokken uit deze crisis, maar de eerste inzet van de VAA is over de hele linie effectief gebleken en noodt tot het bestuderen van verdere verbeteringen op dit terrein. Nationale risicoanalyse in Frankrijk Gaël Marchand, senior consultant, directie Toekomst en Planning Nationale Veiligheid (DPPSN), ministerie van Binnenlandse Zaken, Frankrijk Catastrophique 5 Probabilité National Risk Assesment Matrix Impact Très faible 1 Faible 2 Moyenne 3 Forte 4 Très forte 5 Majeur 4 Modéré 3 Mineur 2 Insignifiant 1 Risk Level Extreme High Medium Low Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201010 Internationale dimensie
  • 11. 11Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 De EU Interne Veiligheidsstrategie in Actie De Europese Commissie is een discussie gestart met de lidstaten, JBZ-agentschappen (o.a. Europol, Eurojust en Frontex) en het Europees Parlement over de interne veilig- heid van de Europese Unie. Op grond van het Verdrag van Lissabon en het Stockholm- programma hebben de lidstaten begin 2010 een interne veiligheidsstrategie ontwikkeld en de Europese Commissie opgeroepen om concrete voorstellen voor maatregelen uit te werken. In de op 22 november door Eurocommissaris Cecilia Malmström gepu- bliceerde mededeling ‘EU interne veiligheids- strategie in actie,’1 worden vijf strategische doelen voor de interne veiligheid voorge- steld. Het gaat daarbij om het verstoren van internationale criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en aanpakken van radicalisering en rekrutering, het verhogen van het niveau van internetveiligheid voor burgers en het bedrijfsleven, het verbeteren van grensbeheer en het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen. Nederland ziet in de strategische doelen veel van haar eigen inbreng terug en is dan ook tevreden met deze keuze van de Commissie. De Europese Commissie stelt 41 concrete maatregelen voor om deze strategische doelen te kunnen bereiken in de periode 2010-2014. Een greep uit deze maatregelen levert het volgende beeld op. De economie wordt beter beschermd tegen criminele infiltratie door de inzet en inschakeling van de bestuurlijke aanpak. Door het opzetten van een EU netwerk voor voorlichting over radicalisering en een handboek te ontwik- kelen met acties en ervaringen worden de lidstaten ondersteund in de aanpak van radi- calisering. Het vergroten van bewustzijn van de dreiging onder EU-burgers en de acties die zij zelf kunnen ondernemen, een nauwere samenwerking met de private sector en het vergroten van de EU-capaciteit om cyberaan- vallen beter te kunnen pareren, dragen bij aan het verhogen van het niveau van inter- net-veiligheid. Nauwere samenwerking tus- sen Frontex, Europol en Douaneautoriteiten en een betere analyse van de kritieke punten aan de buitengrenzen vergroot de veiligheid van grensbeheer. Ook op het terrein van crisisbeheersing stelt de commissie een aantal maatregelen voor. De Commissie komt met een coherente bena- dering van crisispreventie en –management voor alle soorten van rampen, uitgaande van dreigingen- en risicoanalyses. De Commissie presenteert hiertoe aan het einde van dit jaar richtlijnen voor risicoanalyse voor rampen- respons gebaseerd op een multi-hazard en multi-risk benadering. Daarnaast heeft de Commissie het voornemen om in 2012 op basis van nationale risicoanalyses en strate- gieën een sectoroverstijgend overzicht van toekomstige dreigingen (natuurlijke en door mensen veroorzaakt) op te stellen. Ook wordt een voorstel gedaan voor uitvoering van de Solidariteitsclausule. De Europese Commissie zal jaarlijks een voortgangsverslag voorleggen aan de Raad en het Europees Parlement. Daarnaast ziet Nederland graag dat COSI, het permanent comité voor operationele samenwerking op het gebied van interne veiligheid, een belangrijke rol speelt bij het toezicht op de uitvoering van de operaties en acties die georganiseerd worden in het kader van de interne veiligheid van de EU. Alleen door een goede uitvoering van de voorgenomen maat- regelen in nauwe samenwerking met de uit- voeringsorganisatie en JBZ-agentschappen, kunnen de strategische doelen behaald worden. Janneke Zaal, Afdeling Internationale Zaken, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Veiligheidsdreigingen en risico’s op het terrein van terrorisme, georganiseerde criminaliteit, cyber security, crises en rampen, beperken zich niet tot de nationale grenzen. De Europese Commissie heeft zich in samenwerking met de lidstaten dan ook op de afzonderlijke terreinen ingezet om de veiligheid in EU te vergroten. De Interne Veiligheids- strategie verbindt de initiatieven op deze terreinen om gezamenlijk de veiligheid binnen de EU verder te vergroten. 1 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. De EU Interne Veiligheidsstrategie in Actie: Vijf stappen naar een veiliger Europa, COM(2010) 673, 22 november 2010.
  • 12. De kracht van het optreden van de EU bij crises zit hem in haar vermogen de verschillende instrumenten van de Gemeenschap te combineren. Haar instellingen en de lidstaten hebben er dan ook al vele malen gebruik van gemaakt voor rampen binnen en buiten de Gemeenschap. Door een aantal factoren zijn de EU-instellingen echter onder steeds grotere druk komen te staan om het vermogen van de EU tot aanpakken van risico’s, voor- bereiding en bestrijding verder uit te breiden. Het op 1 december 2009 in werking getreden verdrag van Lissabon biedt nieuwe kansen om de crisismanagementcapaciteit van de EU verder te versterken, uit te breiden, beter te coördineren en efficiënter te maken. In het verdrag blijkt de solidariteit met kwetsbare groepen uit de nieuwe juridische basis voor humanitaire hulp en civiele bescherming (artt. 214 en 196 van het verdrag inzake het functioneren van de EU). Met behulp van het mechanisme voor civiele bescherming wordt de hulp van de lidstaten binnen en buiten de Unie eenvoudiger en beter afgestemd, terwijl het instrument voor humanitaire hulp de rol van de EU als ‘s werelds grootste humanitaire donor belichaamt. Via het instrument voor humanitaire hulp kan de EU noodfondsen en de expertise van haar partnerorganisaties (instellingen van de VN, het Rode Kruis/de Rode Halve Maan en humanitaire ngo’s) mobiliseren. Met de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS) creëert het verdrag ook een juridische basis voor verbetering van de afstemming tussen de bestrijding van rampen en de mogelijke politieke en veiligheidsrisico’s van het optreden van de EU bij rampen buiten de Unie. Ook voorziet het in de rol van de EU als belangrijke donor van ontwikkelingshulp die hulp kan bieden aan rampgebieden over de gehele wereld, waardoor de banden tussen noodhulp, herstel en ontwikkeling kunnen worden versterkt. De bijdrage van het Joint Reseach Centre In de vier fasen van crisismanagement (preventie, voorbereiding, bestrijding en herstel) moet voor de besluitvorming steeds tijdige, relevante en betrouwbare informatie beschikbaar zijn. Deze informatie kan afkomstig zijn uit allerlei bronnen: modellen, observatie- netwerken ter plaatse, algemene internetmedia, sensoren op afstand, sms, blogs, Twitter, sociale media, andere vrijwillig ter beschikking gestelde informatiebronnen, veldwerk en interne en externe betrokkenen. Er moeten technische oplossingen worden ontwikkeld om deze bronnen te kunnen inzetten voor risico- en dreigings- De Europese Unie beschikt dank zij een aantal instrumenten over een aanzienlijke besluitvormingscapaciteit voor de gehele crisismanagementcyclus, variërend van preventie en voorbereiding tot bestrijding en herstel. 12 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 Internationale dimensie Delilah H.A. Al-Khudhairy, Ad de Roo, Alessandro Annunziato, Erik van der Goot, Tom de Groeve, Jens P. Linge - Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie (EC JRC), Ispra, Italië Bijdragen vanuit de wetenschappelijke tak uitdagingen en oplossingen
  • 13. 13Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 analyses, tijdige anticipatie op bedreigingen door vroegtijdige detectie en voorspellingen, doeltreffende maatregelen dankzij vroegtijdige waarschuwing/ alarmering, algemene bekendheid met de situatie en bevordering van de uitwisseling van informatie tussen relevante stakeholders (tussen het veld en het crisiscen- trum). Goedkopere en snellere computers en nieuwe informatie- en communicatietechnologieën hebben het crisismanagement en de manier waarop stakeholders te werk gaan de afgelopen vijf jaar ingrijpend veranderd. Het Joint Research Centre (JRC) is de wetenschappelijke en technische tak van de Europese Commissie en legt vooral de nadruk op gericht onderzoek op het gebied van informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van beveiligings- en crisismanagement. Het centrum voorziet EU-instellingen, lidstaten en internationale organisaties van wetenschappelijke en technische ondersteuning voor de gehele cyclus van crisismanagement, dus van preventie en voorbereiding tot bestrijding en wederopbouw. Het JRC kan bogen op een infrastructuur voor mondiale informatiegaring en modellering die voort-durend verbeterd wordt en de basis vormt voor alle fasen van crisismanagement en bijdraagt aan de verbetering van de capaciteiten van de Unie op dat gebied. Verder wordt er onderzoek gedaan naar het automatisch zoeken van beelden, tekst en gegevens en naar extractie- en analysemethodes voor het doorzoeken van grote gegevensbestanden uit meerdere bronnen (bij voorbeeld internet en sensoren op afstand). Ook verricht het JRC onderzoek naar nieuwe technologieën voor crisis-management, zoals real-time integratie, analyse en visualisatie van informatie. In dit artikel beperken we ons tot voorbeelden van onze onderzoeksactiviteiten op het gebied van vroegtijdige detectie, voorspelling en waarschuwing. Vroegtijdige detectie, voorspelling en waarschuwing Het JRC heeft systemen ontwikkeld voor het voorspellen en vroegtijdig ontdekken van en waarschuwen voor mogelijke rampen of crises hetgeen dan vooral via bulletins, forecasts en alarmmeldingen moet worden doorgegeven. Deze systemen worden ondersteund met computeranalyses van verschillende databronnen (internet, satellietgegevens, modelsimulaties, observatie ter plaatse, etc.) en dienen de door de EU beheerde systemen voor snelle alarmering en kennisgeving aan te vullen. De systemen bieden capaciteit voor informatie- garing, risicomonitoring, analyse en vroegtijdige waarschuwing bij crises, variërend van natuurrampen tot bedreigingen voor de volksgezondheid en sociaal- politieke crises. Ze bieden ook mogelijkheden voor het identificeren van ophanden zijnde maar nog onbekende crises die anders wellicht over het hoofd zouden worden gezien en zijn dus onmisbaar voor de preventie van crises. Drie representatieve voorbeelden zijn: Het 24/7 Global Disaster Alert and Coordination System (GDACS, www.gdacs.org/), opgericht op gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie (ECHO, het bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap en JRC) en de Verenigde Naties voor het ontwikkelen van een mondiaal systeem ter verbetering van de tijdige waarschuwing bij grote humanitaire natuurrampen, zoals aard- bevingen, tsunami’s, overstromingen en orkanen, en een platform ter bevordering van de informatie- uitwisseling op internationaal niveau tussen rampen- bestrijders. De waarschuwingen via het GDACS helpen regelmatig bij het activeren van de diensten van de Europese Commissie en de organisaties voor humanitaire hulp en snelle noodhulp. Het GDACS telt momenteel ruim 10.000 geregistreerde gebruikers en wordt door de gemeenschap van humanitaire hulpverleners en donoren gekenschetst als een van de betrouwbaarste waarschuwingssystemen bij humanitaire rampen. In 2010 zijn er via het GDACS binnen 30 minuten alarmeringen met code rood afgegeven bij zware aardbevingen, tsunami’s, cyclonen en overstromingen buiten de EU. In het oog springende voorbeelden zijn de aardbevingen in Haïti en Chili eerder dit jaar, de overstromingen in Pakistan afgelopen zomer en de tsunami onlangs in Indonesië. Na de grote overstromingen van de Elbe en de Donau in augustus 2002, is het JRC in nauwe samenwerking met de nationale hydro- logische en meteorologische diensten het European Flood Alert System (EFAS http://efas-is.jrc.ec.europa.eu) gaan ontwikkelen, testen en gebruiken. Het EFAS draagt bij aan de betere voorbereiding op over- stromingen in Europa door de nationale informatie aan te vullen met nieuwe maximaal tiendaagse kansberekeningsvoorspellingen voor overstromingen en reikt daarmee verder dan nationale voorspellings- systemen. Het EFAS maakt gebruik van geavanceerde systemen voor weersvoorspellingen, observaties aan de grond, satellietgegevens en dat alles is geïntegreerd in Figuur 1: GDACS-analyse aardbeving/tsunami in Chili op 27 februari 2010.
  • 14. een fysiek modelleringssysteem. Een waarschuwing voor overstromingen wordt via een webinterface door-gegeven aan het partnernetwerk van het EFAS en het centrum voor civiele bescherming van de Europese Commissie; de partners worden bij specifieke overstromingen bovendien rechtstreeks via de e-mail geïnformeerd. In 2010 zijn er via het EFAS al 31 e-mails met alarmeringen voor overstromingen verzonden naar zijn partners, waaronder de autoriteiten in Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Kroatië en Duitsland die werden getroffen door vernietigende overstromingen. Dit systeem verschaft de Europese Commissie en de lidstaten hydrologische diensten van de lidstaten als eerste een Europees overzicht van actuele en voorspelde overstromingen. Andere werkzaamheden in het kader van het EFAS omvatten onderzoek naar plotselinge overstromingen (http://floods.jrc.ec.europa.eu), droogte en klimaat verandering. Het systeem voor medische informatie (MedISys; http://medisys.newsbrief.eu) is een volledig automatisch surveillance- systeem voor de volksgezondheid waarmee de openbare media 24 uur per dag worden gevolgd op berichten over infectieziekten onder mens en dier alsmede chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) bedreigingen. Het JRC heeft MedISys ontwikkeld in samenwerking met het Directoraat-Generaal SANCO van de Europese Commissie om de informatie over epidemieën binnen de EU te verbeteren. Zowel het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) als de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) baseren zich op MedISys voor het monitoren van de media. Met behulp van de EMM, de Europese mediamonitor, zoekt MedISys automatisch artikelen op ongeveer 250 gespecialiseerde medische sites en algemene nieuwssites in ongeveer 50 talen en licht daarbij per dag ongeveer 100.000 artikelen door. Via MedISys zijn zodoende diverse incidenten in verband met de uitbraak van chikungunya, dengue, polio- myelitis en het West-Nijlvirus opgemerkt. Het systeem is ook ingezet tijdens de H1N1-pandemie in 2009 en grootschalige evenementen als de Olympische Spelen van 2008 en het wereldkampioenschap voetbal in 2010. Conclusie Het verdrag van Lissabon biedt een nieuw kader voor het opzetten van effectievere, snellere en beter gecoördineerde capaciteiten van de EU voor crisis- management, waardoor betere multilaterale en sectoroverschrijdende crisispreventie, voorbereidingen en bestrijdingsmaatregelen mogelijk worden, hetgeen de veiligheid en bescherming van burgers en de essentiële diensten ten goede komt. Bij de implementatie van de diverse EU-instrumenten waarop dit nieuwe kader gebaseerd is, is een belangrijke rol weggelegd voor technologie en ICT in het bijzonder. Als wetenschappe- lijke tak van de Europese Commissie onderzoekt het JRC met name de ICT waarbij gebruikt wordt gemaakt van de snelle vorderingen op het gebied van ruimte- en webtechnologieën en -modellen, om integrale oplossingen voor crisismanagement te ontwikkelen en te testen. Die kunnen gebruikt worden voor het identificeren van kwetsbare gemeenschappen, het bevorderen van de weerbaarheid van maatschappijen, betere bestrijdingsmaatregelen om de slachtoffers in noodsituaties te helpen, betere coördinatie bij de bestrijding van crises en de wederopbouw van een betere infrastructuur daarna. Bij zijn onderzoek richt het JRC zich op de twee belangrijkste uitdagingen op het gebied van crisismanagement van vandaag de dag. De eerste is het verzamelen van relevante, betrouwbare en gevalideerde gegevens uit de voortdurend groeiende hoeveelheid informatie en data uit allerlei bronnen, waaronder waarnemingen vanuit de ruimte maar ook nieuwsberichten en de sociale media. De tweede behelst het bevorderen van de bewustwording en acceptatie van de toegevoegde waarde die technologi- sche oplossingen kunnen bieden ter wille van de effectiviteit, accountability en transparantie in alle fasen van crisismanagement. Figuur 2: De EFAS-voorspelling overstromingen Polen (mei 2010) Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201014 Internationale dimensie -
  • 15. 15Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 World Foresight Forum De Summit is een topontmoeting van 150-200 wereldleiders en andere prominente bestuurders. Internationale topsprekers, waaronder José Maria Aznar (voormalig premier, Spanje), Ruth Oniang’O (Rural Outreach Program, Kenia), Avi Gil (Diplomatic Advisor to President Shimon Peres), François Heisbourgh (International Institute for Strategic Studies) en Peter Sutherland (Goldman Sachs International, Londen School of Economics), zullen hun visie geven op het thema secure our homelands for future generations. In tegenstelling tot andere grote fora wil het WFF openstaan voor alle geïnteresseerden, met speciale aandacht voor studenten en jonge professionals. Positionering Het WFF past in de rij van internationale fora zoals het World Economic Forum van Davos en de Veiligheidsconferentie van München. Waar ‘Davos’ zich richt op mondiale economische problematiek, en ‘München’ op defensie, richt het WFF zich op secure our homelands for future generations. Doel is het ontwikkelen van toekomstgerichte roadmaps als antwoord op mondiale uitdagingen zoals verschui- vende machtsverhoudingen, schaarste, de wereldwijde financiële crisis en klimaat- verandering die onze welvaart en veiligheid kunnen aantasten. De initiatiefnemers zijn Granaria Holdings, Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en TNO. Tijdens de kick-off ontving burgemeester Van Aartsen, tevens voorzitter van de Raad van Advies van het WFF, het eerste exemplaar van een WFF-publicatie. Dit is de eerste van een serie publicaties over de uitdagingen waar de wereld voor staat, en die het kader bepalen waarbinnen het WFF zich profileert: geopolitiek en mondiale veiligheid; economie en wetenschap; technologie en innovatie; bestuur, wetgeving en maatschappij. Onvermoede partijen bijeen voor verrassende oplossingen Het WFF wil bijdragen aan een veilige, vreedzame en welvarende maatschappij voor toekomstige generaties. Om tot een integrale aanpak van eerder genoemde mondiale uitdagingen te komen brengt het WFF volgend jaar deelnemers bij elkaar om door synergie tot creatieve oplossingen te komen. Dit zijn wereldleiders, de wereld- wijde top van het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap en relevante (internationale) organisaties die zelden met elkaar over deze thema’s spreken. Lange Voorhout even centrum van de wereld Het WFF is het eerste forum dat zich op een dergelijk allesomvattend terrein begeeft. Het vindt plaats op en rond het bijzondere Lange Voorhout. Hiervoor is gekozen omdat discussies op verschillende locaties mogelijk zijn en bijzondere interactie tussen deelnemers kan plaatsvinden. Bovendien past deze locatie midden in het hart van Den Haag perfect bij de allure van dit evenement van wereldklasse. De intentie om volgend jaar april daadwerkelijk een verschil te maken blijkt uit het WFF motto we think – we speak – we act. Het WFF beoogt een groots, internationaal, spraakmakend, tweejaarlijks evenement te worden dat de uitstraling van Den Haag - al sinds 1899 de internationale stad van vrede en recht - versterkt. Voor meer informatie www.worldforesightforum.org. Michel Rademaker MTL, plv. directeur HCSS, en ir. Paul Vierveijzer, projectmanager World Foresight Forum Op 16 september is in aanwezigheid van burgemeester Van Aartsen het startschot gegeven voor het eerste World Foresight Forum (WFF) dat volgend jaar van 11 tot en met 15 april in Den Haag plaatsvindt. Het WFF zal bestaan uit de Summit, de Convention, de Expo en het Festival. April 2011
  • 16. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201016 Internationale dimensie Europa en internationale assistentie zenden en ontvangen Toen in 2001 de oorspronkelijke versie van het European Civil Protection Mechanism werd ingesteld, was helder dat Europa haar gezamenlijke inspanningen op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding (verder zal de uitdrukking “civil protection” worden gebruikt) wilde stroomlijnen. In een pakket van initiatieven werd een coördinatie centrum ingericht dat zou gaan dienen als een “one-stop shop”voor hulpverzoeken en gecoördi- neerde respons (het Monitoring and Information Centre, MIC). Daarnaast werd besloten om vertegenwoordigers van de deelnemende landen de mogelijkheid te bieden trainingen te volgen om in het veld de Europese assistentie te kunnen coördineren en het getroffen land te helpen in het bepalen van de behoeften (assessment). En de mogelijkheid werd geschapen om in het kader van het Exchange of Experts programma kennis te maken met ontwikkelingen in andere deelnemende landen. Het Mechanisme heeft zich, na de herziening (recast) van 2007, ontwikkeld tot een globale partner. Waar het optreedt in zogenaamde “derde landen” (die landen die niet verbonden zijn aan het Mechanisme) en als de Verenigde Naties aanwezig zijn, zal de uitvoering van de taak gebeuren onder de “over all coordination” van de VN. Bij inzetten binnen Europa zal een European Civil Protection Team haar functie zo moeten inrichten dat zij, binnen de command and control lijnen van het betreffende land, haar taken in aanvulling op de nationale verantwoordelijkheden kan realiseren. Internationale en door de EU grotendeels gefinancierde oefeningen zoals EU FloodEx 2009 in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord en Orion 2010 in het Verenigd Koninkrijk maken het mogelijk voor vertegenwoordigers van het Mechanisme hierin ervaring op te doen, maar ook voor het organiserende land om een eerste idee te krijgen Eric J. van der Horst, gedetacheerd nationaal expert en coördinator European Civil Protection Training program Mensen in crisissituaties zijn bijna per definitie mede afhankelijk van hulp en assistentie van anderen. De ene mens helpt de ander, regio’s helpen elkaar en landen verlenen assistentie vanuit verschillende motieven. Partnerschappen en organisaties doen dit ook. Het European Civil Protection Mechanism is een samenwerkingsverband tussen de Europese Commissie en 31 Europese landen waardoor de daaraan deelnemende landen op een efficiënte en effectieve manier assistentie kunnen verlenen zonder het reeds getroffen land met extra coördinatie vraagstukken te belasten.
  • 17. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 17 wat het betekent als internationale bijstand zou moeten worden aangevraagd en opgevangen. In situaties in derde landen wordt steeds meer ervaring opgedaan. Per jaar worden tussen de 15 en 20 missies uitgezonden, waarin telkens een EU Civil Protection team (EUCPT) de assessment en coördinatie taken voor het Mechanisme in een getroffen land verzorgt. Veel landen zenden ook op bilaterale basis assistentie, wat zeker de coördinatietaken voor een dergelijk team uitdagend maakt. Proberen overzicht te houden van alle (bilaterale of via het Mechanisme) gestuurde assistentie en daarmee het getroffen land ook te vrijwaren van additionele coördinatieproblemen, is een van de moeilijkere opgaven. Gelukkig maken steeds meer lidstaten enkel gebruik van het Mechanisme, waardoor het getroffen land een op voorhand gecoördineerd aanbod kan worden gedaan. Dat het niet eenvoudig is, laten misschien de onderstaande voorbeelden zien. Tijdens de overstromingen in Pakistan zonden Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Malta, Noorwegen, Zweden, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk via het Mechanisme mensen en middelen. Door goede coördinatie tijdens de voorbereidingen vanuit het MIC met de deelnemende landen, alsook ter plekke tussen het EUCPT en de National Disaster Management Agency van de Pakistaanse overheid, de vertegenwoordigers van de Verenigde Naties en vele andere hulporganisaties, werd het mogelijk dat waterzuiveringstabletten, waterzuiveringsmodules (uitvoerende teams), water verdeelstations, veld- hospitaals, emergency health kits, medische goederen, tenten, hoogwaardige voeding en stroomgeneratoren werden overgebracht. Direct na aankomst werden de goederen overgedragen aan die instanties die, op basis van eerder uitgevoerde assessments, de middelen daar zouden inzetten waar de nood hieraan het hoogst was. Naast de “in kind assistance” werd meer dan 230 miljoen Euro aangeboden door de EU. Hierbij kan nog worden aangevuld dat door gedeeltelijke financiering door de Europese Commissie van de transportkosten, het voor de landen mogelijk of aantrekkelijker wordt goederen aan te bieden waar anders de transportkosten een breekpunt zouden kunnen zijn. Voor Pakistan alleen al werd door de Commissie meer dan 1 miljoen Euro aan transportkosten bijgedragen (de helft van de totale kosten), onder meer door het mede financieren van de huur van transportvliegtuigen. In de situatie van Haïti begin dit jaar, liepen de co-financieringskosten van transport op tot meer dan 4 miljoen Euro. Dit maakte het mede mogelijk dat 26 deelnemende landen, waaronder Nederland, onder meer 12 Urban Search And Rescue teams inzetten, 2 veldhospitalen, 43 advanced medical posts (eerste hulp posten, sommige met chirurgische mogelijkheden) en medische teams, 7 assessment teams, tenten voor 20.000 mensen, een volledig basiskamp voor 300 hulpverleners, alsmede een technisch ondersteunings- team, een veldhospitaal en een waterzuiveringsmodule die mede door de EU gefinancierd zijn. Daarnaast werden zeven weken lang drie achtereen- volgende EUCPT’s ingezet met in totaal 13 verschillende getrainde vertegenwoordigers van de deelnemende landen (national experts) en drie vertegenwoordigers van het MIC. Ook vanuit Nederland werd een volledig getrainde expert van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) aangeboden en geselecteerd. Naast het team dat in januari in Albanië werd ingezet met een andere volledig getrainde expert van het LOCC, opnieuw een resultaat van steeds succesvoller samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Uiteraard hebben niet alle catastrofes een dergelijke omvang als Haïti of Pakistan. De totale lijst van activeringen van het Mechanisme in 2010 is er niet minder indrukwekkend om: Albanië - overstromingen, Haïti – aardbeving, Oekraïne - mogelijk lek in een potassium opslag, Chili – aard- beving, Polen en Hongarije – overstromingen, Guatemala – storm, Moldavië – overstromingen, Verenigde Staten – olie vervuiling, Portugal – bosbranden, Hongarije – alkalisch slib, Pakistan – overstromingen en een nieuw team is vertrokken naar Haïti vanwege de cholera uitbraak. Het is aantrekkelijk de mogelijkheden die het Mechanisme biedt volledig te benutten, waardoor getroffen landen optimaal gecoördineerde Europese assistentie tegemoet kunnen zien en niet nog een extra taak krijgen in het verwerken van gefragmenteerde bilaterale hulp.
  • 18. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201018 Internationale dimensie Op federaal niveau heeft het ministerie van Openbare Veiligheid de nationale leiding over de coördinatie van activiteiten op het gebied van crisismanagement en werkt daarbij samen met de provincies, territoria en andere entiteiten. De meeste crises worden veelal op lokaal niveau gemanaged door de eerste lijn van de gemeente- lijke, provinciale of territoriale autoriteiten. De federale overheid is verantwoordelijk voor het management van crises die tot haar bevoegdheid behoren en kan op verzoek van de provincies en territoria niet-financiële ondersteuning verschaffen bij de bestrijding. Modernisering crisismanagementfuncties van de Canadese regering De rol van de federale overheid bij crisismanagement is vastgelegd in de Emergency Management Act (2007) waarin de bestaande praktijk werd gemoderniseerd door een coördinerende en leiderschapsfunctie te creëren onder de vlag van de minister van Openbare Veiligheid. Een belangrijke conclusie die getrokken kon worden uit crises zoals de ijsstorm in 1998, de grootschalige stroom-uitval aan de oostkust van Noord-Amerika in 2003 en de uitbraak van SARS in 2004, was dat er behoefte was aan een centrale coördinerende functie op nationaal niveau. De minister van Openbare Veiligheid vervult een coördinerende rol bij het crisismanagement en de overige ministers leveren hun aandeel door de dreigingen en risico’s te inventariseren die behoren tot of verband houden met hun bevoegdheden - dus ook op het gebied van vitale infrastructuur - en het uitwerken van plannen voor crisismanagement voor die dreigingen en risico’s aan de hand van richtlijnen verstrekt door de minister van Openbare Veiligheid. In dit opzicht is crisismanagement een gedeelde verantwoordelijkheid binnen de Canadese overheid, maar de minister van Openbare Veiligheid is daarnaast nog verantwoordelijk voor het uitwerken van beleid, programma’s, richtlijnen en andere maatregelen om effectief management binnen de gehele federale overheid te bevorderen. Tijdens een crisis zorgt de desbetreffende federale instantie die bevoegd is ter zake van een belangrijk aspect van de crisis voor de eerste respons (dat was tijdens de H1N1-crisis bijvoorbeeld de Public Health Agency) en leveren de overige federale instanties algemene of specifieke ondersteuning, al naar gelang hetgeen er nodig is. Het ministerie van Openbare Veiligheid vervult de coördinerende rol. Deze rollen en verantwoordelijkheden worden omschreven in het Federal Emergency Response Plan. Opzet kader voor nationale samenwerking De verschillende rollen en verantwoordelijkheden van en de relatie tussen de federale overheid en de provincies en territoria zijn vastgelegd in het Emergency Management Framework for Canada (2005), dat momenteel wordt herzien. De geactualiseerde versie wordt naar verwachting in 2011 gepubliceerd. Er wordt nauw samengewerkt tussen de federale overheid, de provincies en territoria bij het vaststellen van beleid en prioriteiten voor de planning van crisismanagement. De functionarissen komen regelmatig bijeen in werk- groepen en besluitvormingsrondes ter bevordering van gemeenschappelijke doelen, zoals het opzetten van een nationaal openbaar alarmeringssysteem voor Canada en het uitwerken van een CBRNE-strategie. Ook organisaties uit de non-gouvernementele en vrijwilligerssector zijn belangrijke partners bij crisismanagement. Ter wille van de verplichtingen uit hoofde van het VN-actiekader van Hyogo hebben de regering van Canada, de provincies en All-hazards risk assessment voor de planning van crisismanagement: de Canadese aanpak Siobhan Harty, Senior Director, Emergency Management Planning Unit, ministerie van Openbare Veiligheid, Canada Crisismanagement in Canada Canada is een federale staat en de bevoegdheden op het gebied van crisismanagement worden dan ook gedeeld tussen de federale overheid, de provincies en de territoria.
  • 19. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 19 de territoria het National Platform for Disaster Risk Reduction in het leven geroepen om actoren uit het maatschappelijk middenveld te betrekken bij het uitwerken van strategieën om de risico’s te beperken. Het platform kwam voor het eerst bijeen in oktober 2010 en de bedoeling is dat jaarlijks te herhalen. Nieuwe instrumenten Zodra de Emergency Management Act van kracht werd in 2007, ontstond er ook een krachtig momentum om de crisismanagementcapaciteit van de Canadese regering te verbeteren. Het ministerie van Openbare Veiligheid heeft ter ondersteuning van de ministeries en instanties bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze wet beleid, plannen en richtlijnen opgesteld. Zo wordt de federale aanpak van crisismanagement geschetst in de Federal Policy for Emergency Management van 2009 en dient de Emergency Management Planning Guide (2010) om een gemeenschappelijke aanpak voor de planning binnen alle federale instanties te bevorderen. De bescherming van de vitale infrastructuur is ook een belangrijk aandachtsgebied waarvoor in 2010 een nieuwe nationale strategie en actieplan zijn gelanceerd. Met behulp van geïntegreerde, allesomvattende en nationale maatregelen kan steeds beter rekening worden gehouden met de geografische en constitutionele factoren die het crisismanagement in Canada bemoeilijken. All Hazards Risk Assessment Framework Zoals deskundigen en de mensen uit de praktijk op het gebied van crisismanagement weten, is kennis van de risicosituatie vereist voor een effectieve planning. Om de ministers te ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van risicoanalyses in het kader van de Emergency Management Act, heeft het ministerie van Openbare Veiligheid het voortouw genomen bij een federaal proces ter ontwikkeling van een kader voor het analyseren van allerlei soorten dreigingen en risico’s. Verwacht wordt dat dit initiatief in het najaar van 2011 als een pilot kan worden geïmplementeerd bij federale instanties die opereren op het gebied van veiligheid en beveiliging. Zodra de implementatie is afgerond zal het kader worden uitgebreid naar de andere ministeries en instanties. Net als de Nederlandse en de Britse regering wil de Canadese regering met behulp van het all hazards risk assessment framework een betrouwbaar, uniform overheids- perspectief verschaffen ter ondersteuning van degenen die op federaal niveau belast zijn met de besluitvorming en planning van crisismanagement. In tegenstelling tot Nederland en het Verenigd Koninkrijk zal de reikwijdte van de risicoanalyse van de regering van Canada echter niet nationaal maar federaal zijn conform de verant- woordelijkheden zoals die zijn vastgelegd in de Emergency Management Act. De uitkomsten van de risicoanalyse dienen ter ondersteuning van de besluitvorming voor beleid en planning binnen de vier pijlers van crisis- management: preventie/risicobeperking, paraatheid, bestrijding en herstel. Ook zijn ze relevant voor de capaciteitenplanning. De ontwikkeling van een allesomvattende inventarisatie van de risico’s aan de hand van de kaders voor all hazards risk assessment verloopt in wezen langs dezelfde wegen die in andere landen worden bewandeld. Als eerste kiezen deskundigenwerkgroepen bestaande uit vertegenwoordi- gers van allerlei federale instanties op het gebied van veiligheid en beveiliging een reeks thema’s voor het afbakenen van de identificatie van risico’s en dreigingen. Vervolgens worden aan de hand van vastgestelde richt- lijnen scenario’s uitgewerkt om te waarborgen dat ze vergelijkbaar zijn. Deze scenario’s worden daarna beoordeeld aan de hand van de mate van waarschijnlijk- heid dat ze zich zullen voordoen en hun gevolgen voor de verschillende aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de economie, de maatschappij, het milieu of de nationale reputatie. Tot slot worden de gevonden risico’s aan de hand van hun scores qua impact en mate van waarschijn- lijkheid in een risicomatrix afgezet tegen het scenario. De uitkomsten van de risicoanalyse worden gedeeld met de besluitvormers en planners die ze vervolgens mee- nemen in de desbetreffende besluitvormingsprocedures. In de loop der tijd zal het proces worden uitgebreid en verder worden verfijnd, zodat de federale capaciteit voor crisismanagement kan worden aangepast aan veranderingen in de risicosituatie. Voor meer informatie en de integrale teksten van de in het artikel genoemde documenten zie: www.publicsafety.gc.ca
  • 20. Immanuel Nijssen en Raimond Duijsens, resp. adviseur strategie beleid en senior beleidsmedewerker, Het Nederlandse Rode Kruis Rotterdam en Rio de Janeiro. Twee ogenschijnlijk verschillende wereldsteden. De ene veilig, de andere gevaarlijk. Dat de problemen en risico’s bij de ene stad wel zichtbaar zijn, betekent niet dat ze bij de andere stad ondenkbaar zijn. Op 13 oktober 2010 bracht het Nederlandse Rode Kruis een groot aantal deskundigen samen tijdens een symposium “Over leven in de stad”, waar zij spraken over stedelijke risico’s in Nederland en daarbuiten, zoals beschreven in het Wereldrampen- rapport van het Internationale Rode Kruis. ‘Iedereen is hulpverlener’ RodeKruisWorldDisastersReportsymposium overhumanitairegevolgenvanverstedelijking Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201020
  • 21. 1 voetnoot Kwetsbaarheid en weerbaarheid De centrale vraag van het symposium was: welke factoren zorgen voor risico’s en kwetsbaarheid in steden en hoe kunnen deze risico’s worden ingedamd en hoe kan kwetsbaarheid worden om gezet in weerbaarheid? Het Rode Kruis richt zich met zijn humanitaire missie op de meest kwetsbare groepen in de samenleving, in Nederland maar ook internationaal. Het verleent noodhulp bij rampen, maar stimuleert ook preventieve maatregelen, zoals het stimuleren van sociale contacten zodat mensen zelfredzaam worden, het planten van mangrove bossen zodat mensen beschermd worden, of het vergroten van Eerste Hulp kennis zodat mensen sneller geholpen worden. Het jaarlijkse Wereldrampenrapport van het Rode Kruis geeft inzicht in kwetsbaarheden en onderliggende factoren. Dit jaar ligt de focus op de risico’s die verstedelijking met zich meebrengt. Mijlpalen in verstedelijking Voor de eerste keer in de geschiedenis wonen er meer mensen in steden dan op het platteland. In Westerse landen zoals Nederland is de verhouding al jaren stabiel, maar vooral in ontwikkelingslanden groeien steden hard, op sommige plaatsen zeer hard. Over het algemeen is die groei een indicatie van de economische ontwikkeling van een land. Hoe harder de economie groeit, hoe sterker de trend van verstedelijking is. Steeds vaker wordt het grootste deel van het BNP verdiend in steden. Bangkok zorgt voor één derde van het BNP van Thailand, en in eigen land is de Randstad zelfs goed voor meer dan de helft van het BNP. Zeker voor ontwikkelingslanden, waar veel is gericht op economische groei, is verstedelijking dus een bood- schapper van goed nieuws. Maar niet iedereen deelt daar automatisch mee in de voordelen van die groei. Sloppenwijken zijn daar het zichtbare resultaat van. Ook die groei gaat hard. Zó hard zelfs dat het zorgt voor de tweede mijlpaal: voor de eerste keer in de geschiedenis wonen er meer dan 1 miljard mensen in sloppenwijken. De verstedelijking en de groei van sloppenwijken zijn trends die de komende jaren alleen maar sterker zullen worden. Vooral in ontwikkelingslanden: daar is de groei van steden vrijwel synoniem voor de groei van sloppenwijken. Humanitaire gevolgen De humanitaire gevolgen van verstedelijking zijn evident. De meeste steden kunnen die explosieve groei niet of nauwelijks aan, en vooral de arme bevolking lijdt daar onder: er is onvoldoende werk en inkomens zijn laag. Grond om op te gaan wonen is niet beschikbaar of veel te duur. Huisvesting is dus vaak illegaal en op een kwetsbare plaats, en meestal beide. De huizen zijn instabiel, en hebben geen schoon water, toilet of elektriciteit. Bovendien wonen de mensen erg dicht op elkaar. De optelsom van dat alles is dat een ramp, áls die zich voordoet, ook direct veel slachtoffers maakt. Een orkaan of een overstro- ming vindt zogezegd veel mensen op z’n pad. En door klimaatverandering zullen die rampenrisico’s alleen maar groter worden. Ná een ramp blijkt de dichte bebouwing vaak ook een enorme hindernis voor snelle en effectieve hulpverlening. Al met al genoeg redenen waarom verstedelijking, vooral in ontwikkelingslan- den, een humanitaire opdracht betekent voor een organisatie als het Rode Kruis. Maar het betreft niet alleen natuurrampen. Een grote concentratie van mensen leidt ook tot sociale problemen. Wanneer armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven kunnen wijken veranderen in ghetto’s. Het zijn verwaarloosde plekken die plaats bieden voor anonimiteit en waar geweld floreert. Illegale handel, vooral in drugs, maar ook gedwongen prostitutie en mensenhandel, maken van die wijken vaak de zelfkant van de maatschappij. De rellen in de banlieus in Parijs, enkele jaren geleden, geven aan dat ghetto-vorming niet beperkt blijft tot ontwikkelingslanden. Een derde humanitaire uitdaging van verstedelijking is gezondheid. In steden wonen veel mensen, dus daar zijn doorgaans de grootste ziekenhuizen. Maar ook hier geldt vaak – en niet alleen in ontwikkelingslanden – dat de toegang tot zorg een functie is van iemands inkomen. Voor grote groepen arme mensen, die in hun dagelijks leven en werk grote gezondheidsrisico’s lopen, is goede medische zorg onbereikbaar. De concentratie van mensen brengt sowieso risico’s met zich mee. In dichtbevolkte gebieden hebben virussen haast vrij spel zich te verspreiden. Meer contact tussen mensen maakt dat ziekten als Mexicaanse Griep of SARS, maar ook HIV/Aids, vooral in steden veel mensen kunnen besmetten. Een pandemie ligt vooral dáár op de loer. Dat het Rode Kruis in die situaties op scherp moet staan is evident. 21Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 Internationale dimensie
  • 22. De laatste uitdaging heeft weer met geweld te maken. Als gevolg van gewapende conflicten zijn grote groepen mensen op de vlucht. In veel gevallen zoeken zij onderdak bij familie of vrienden, in de beschermde omgeving van een stad. De Verenigde Naties schatten dat er wereldwijd ten minste zeven miljoen mensen op deze manier in steden wonen. Vooral de illegale vluchtelingen proberen zo onopvallend mogelijk te leven om arrestatie en uitzetting te voorkomen. Ze gaan op in de volle sloppenwijken, en staan daar bloot aan dezelfde risico’s als de mensen die daar al wonen. En vaak nog meer, omdat oorspronkelijke bewoners hen als bedreiging zien voor hun toch al moeilijke bestaan. Ook hier is de analogie met veel Westerse steden duidelijk. Risico’s in Nederland Ook in Nederland land is sprake van verstedelijking, dus ook hier te lande liggen er humanitaire uitdagingen. Denk aan bebouwing in bepaalde gebieden met overstromingsrisico’s, en wat dat betekent voor de gebouwen en voor de mensen die daar wonen en werken. Hulporganisaties als het Rode Kruis moeten weten waar die kwetsbaarheden het grootst zijn, om snel en adequaat hulp te kunnen verlenen. Maar ook de andere problemen zijn zichtbaar in ons land. Stedelijk geweld misschien nog niet zo scherp als in andere landen, maar de voedingsbodem van marginalisatie, armoede en uitsluiting is ook zeker hier in veel steden aan de orde. Wat ziektes betreft stonden GGD en het Rode Kruis in de startblokken tijdens de Mexicaanse Griepgolf. Stadsbewoners in Nederland kunnen zich goed redden dankzij veel voorzieningen (water, elektriciteit, etc.), maar wanneer die door een extreme gebeurtenis niet meer beschikbaar zijn of functioneren, zijn stads- bewoners ook direct erg kwetsbaar. Het vergroten van zelfredzaamheid is voor zulke situaties van vitaal belang. Het symposium Om een adequaat antwoord te geven op de humanitaire problemen van verstedelijking is samenwerking tussen organisaties belangrijk. Het vinden van oplossingen voor het indammen van stedelijke risico’s kan alleen vanuit een breed blikveld, door kennis te delen en elkaar aan te vullen in expertise. Het Wereldrampen- rapport van dit jaar geeft voldoende aanleiding om die samenwerking te zoeken. Tijdens het symposium troffen deelnemers met een zeer diverse achtergrond elkaar. Zij namen ervaringen mee vanuit de overheid, het bedrijfsleven, de politiek, wetenschap en non-profitorganisaties. Die diversiteit werd benut om buiten de gebaande paden te denken. Er werd ingegaan op hoe we in Nederland kunnen leren van stedelijke risico’s in ontwikkelingslanden, en hoe de situatie er in eigen land uitziet. Tijdens het plenaire gedeelte gaven de sprekers ieder vanuit hun expertise een visie op het thema. Elco Brinkman, voorzitter van Het Nederlandse Rode Kruis en voorzitter Bouwend Nederland, toonde een uiteenzetting van verschillende stedelijke risico’s, waarna Stelios Grafakos, Climate Change Specialist Institute for Housing Urban Development Studies Erasmus Universiteit, een lezing gaf over de relatie tussen stedelijke armoede en rampenrisico’s en de invloed van klimaatverandering. Esther de Kleuver, plv. directeur Nationale Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Aleid Wolfsen, burgemeester van Utrecht, maakten het perspectief vanuit de overheid duidelijk, respectievelijk op nationaal en op plaatselijk niveau. Ten slotte ging Erwin Muller, directeur COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement en hoogleraar Veiligheid en Recht Universiteit Leiden, in op de effectiviteit van de vermindering van stedelijke risico’’s en het belang van publiekprivate partnerschappen. De discussies in de verdiepingssessies die hierop volgden, lieten zien dat kwetsbaarheid nooit gelijk verdeeld is, niet in het Westen maar zeker niet in Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201022 Het vinden van oplossingen voor het indammen van stedelijke risico’s kan alleen vanuit een breed blikveld, door kennis te delen en elkaar aan te vullen in expertise. Internationale dimensie $ $ $ $ $ Rampen, slachtoffers en schade 2009 Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland) Totaal 225 146 111 75 19 576 Totaal aantal rampen per continent (2009) Totale aantal door natuurrampen getroffenen per continent x1.000 (2009) Totale schade door natuurrampen per continent in mln US dollars (2009) Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland) Totaal Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland) Totaal 111.793 24.468 5.776 146 77 142.260 15.449 173 13.337 10.789 1.726 41.474 $ $ $ $ $ $ $ $ $ $ $ $ Rampen Getroffenen Schade in mln US dollars 225 111.793 15.449 75 146 10.789 146 24.468 173 19 77 1.726 111 5.776 13.337 Bron: CRED, WDR/IFRC
  • 23. 1 voetnoot ontwikkelingslanden. Vooral armen en minderheden lopen grote risico’s. Zij hebben vaak geen andere keuze dan die risico’s opzoeken om te kunnen overleven: huisvesting bij rivierbeddingen of op vulkaanhellingen. In Nederland bestaan de risico’s vooral op sociaal vlak. Veel mensen wonen in isolement en hebben weinig of geen contact met buren of buurt. Tegelijkertijd zijn in rampsituaties juist de buurtbewoners de eerste hulpverleners. Het gebrek aan sociale cohesie in Nederland draagt daarmee bij aan kwetsbaarheid tijdens en na een ramp. Bovendien zijn Westerse samenlevingen complex, waardoor de voorspelbaar- heid van een ramp kleiner is, en dientengevolge de impact groter. In het geval van een ramp is het belangrijk dat mensen weten waar ze naartoe kunnen, dat ze beschikken over de juiste informatie en dat ze deze informatie begrijpen. Toegang tot kennis is dus een cruciale factor. Dit maakt een aantal groepen extra kwetsbaar. Onder andere ouderen, analfabeten, gehandicapten en illegalen hebben slecht toegang tot informatie, hebben weinig begrip van de inhoud, of kunnen de gegeven instructies niet uitvoeren. Ook het feit of mensen bekend zijn bij instanties of organisaties is belangrijk. Als niet bekend is dat op een bepaalde plaats illegalen worden, zal daar ook geen hulp worden geboden. Verder zijn veel eenzamen, zonder netwerk, tijdens een ramp helemaal op zichzelf aangewezen. ‘Tafeltje dekje’ komt bijvoor- beeld niet meer. Mensen in Nederland hebben doorgaans weinig kennis van hun ‘handelingsperspectief’ tijdens een ramp of crisis, vooral ook omdat er geen besef is van mogelijke risico’s, of zelfs geen interesse om dit te weten – men waant zich veilig in de eigen woon- of werkomgeving, beschermd door de overheid. Niet ten onrechte, gezien de omvangrijke hulpverlenings-wetgeving, protocollen en plannen waarbinnen overheidsdiensten en het Rode Kruis vastgelegde verantwoordelijkheden hebben. Mocht zich onverhoopt toch een noodsituatie aandienen, dan vertrouwt ment volledig op externe hulp. Hoe meer men zich beschermd voelt, hoe minder men de noodzaak voelt zich voor te bereiden. In de complexe samenleving is het echter niet realistisch te verwachten dat noodhulp direct en aan iedereen gegeven kan worden. Dat bewustzijn, plus de kennis over wat men zelf kan en moet doen, moet worden vergroot – een lastige opgave in een land waar zich (gelukkig) zelden of nooit een ramp voordoet. Een belangrijke eerste stap is het zorgen voor een mentaliteitsverandering. Kennis bieden is cruciaal, omdat dat zekerheid geeft en het risicobewustzijn verhoogt. Door daarbij een handelingsperspectief te bieden - ‘de hulpverlener in uw buurt bent uzelf’ - heeft deze kennis een positieve uitwerking op de houding van de bevolking, voor de eigen veiligheid maar ook voor de zorg voor anderen. Als men doordrongen is van het belang van zelfredzaamheid en gemeenschapszin, en meer weet van het leven van mensen in de naaste omgeving, helpt dat bij een betere voorbereiding op rampen en crises, en worden overlevingskansen vergroot. Vooral in de verstedelijkte wereld wordt kennis over leven dan de voorwaarde voor overleven. Alle lezingen en de uitkomsten van de verdiepings- sessies zijn integraal te lezen op wdr.rode.kruis.nl. 12 oktober 2011 nieuw World Disasters Report symposium In navolging van 2009 en 2010 zal ook in 2011 een World Disasters Report symposium plaatsvinden op de Internationale Dag van de Rampenbestrijding, altijd de tweede woensdag van oktober. 23Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010
  • 24. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201024 Citaten uit programma OESO-conferentie The notion of risk is intrinsically linked to regulation, yet is often only partially acknowledged in regulatory processes and regulatory design. [ ] For regulation to be efficient and effective, policy makers have to explicitly recognise and manage the gap between the level of risk acceptable to policy makers and the level that is achievable through regulation. OESO Op 28 en 29 oktober organiseerde de OESO in Parijs een conferentie over regulering, samen met o.a. de Europese Commissie en het Belgische EU-voorzitterschap, met als titel ‘Regulatory Policy at the Crossroads. Towards a new Policy Agenda’. Dit was de afsluiting van een tweejarig project waarin de OESO de systemen van regelgeving en toezicht in 15 EU-lidstaten onderzocht.1 Het doel van de conferentie was OESO-landen te helpen om na de financiële crisis niet door te schieten in te zware regulering die de economie onnodig afremt, en om materiaal te verzamelen voor herziening van de richtlijnen uit 2005 (OECD Guiding Principles for Regulatory Quality and Performance). Er waren 350 deelnemers uit 51 landen. De OESO is sinds kort actief met het risicothema en heeft hierover laatst een belangwekkend rapport uitgebracht: Risk and Regulatory Policy. Improving the Governance of Risk. Een van de sessies tijdens de conferentie ging dan ook over risico’s. Sessie over risico’s Simon Webb, voormalig DG bij het Britse Cabinet Office, vertelde over zijn ervaringen met de manier Met de Haagse conferentie ‘Dag van het Risico’ in mei bracht het programma Vernieuwing Rijksdienst mensen uit binnen- en buitenland bij elkaar die iets willen doen aan de risico-regelreflex. Dat is het mechanisme van overreactie op nieuwe risico’s en op incidenten, die vaak leidt tot onnodig zware overheidsmaatregelen die niet eens wezenlijk meer veiligheid opleveren. De conferentie heeft geleid tot uitnodigingen voor presentaties bij de OESO en de UNECE. Zowel in Parijs als in Genève trof ik een tamelijk gespecialiseerd gezelschap aan dat op zoek was naar een breder begrip van risico’s. Beide gelegenheden waren ook een weerzien met twee prominente sprekers van de Dag van het Risico: Simon Webb en Donald Macrae. Internationale aandacht voor de risico-regelreflex Jan van Tol, programma- leider Risico’s en Verantwoordelijkheden, ministerie van BZK 1 Het rapport over Nederland heet ‘Better Regulation in Europe: Netherlands’ en staat op www.oecd.org Internationale dimensie
  • 25. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 25 waarop de overheid de risico-regelreflex kan omzeilen. Tijdens een crisis of direct na een incident denkt de overheid vaak dat de brand blussen het enige is dat telt, maar daarbij is ze niet alert genoeg op de risico-regelre- flex. Na analyse van Britse crises en incidenten in de afgelopen twintig jaar constateert Webb dat incidenten vaak een bron zijn van inadequate regelgeving, die bovendien het aanzien van de overheid kan schaden. De meeste kans om in die valkuil terecht te komen is door een verkeerde reactie tijdens de eerste uren en dagen (bijvoorbeeld direct stevige maatregelen toezeggen zonder goede beoordeling van de situatie) en door de manier waarop het vervolg wordt georganiseerd. Het is van het grootste belang dat de overheid de getroffenen helpt, en tegelijk ruimte voor zichzelf schept om een goede structurele reactie te kunnen geven. Bij ongeval- lenonderzoek is het van belang om een scheiding aan te brengen tussen enerzijds feiten, lessen en beleidsopties, en anderzijds de schuld- en verantwoordelijkheidsvraag. Aanbevelingen van een onderzoekscommissie kunnen onmiddellijk een politieke lading krijgen, zeker als ze impliciet gebaseerd zijn op de veronderstelling dat ieder ongeluk voorkomen kan worden.2 Er zijn allerlei praktische handvatten. Prof. Jonathan Wiener gaf een voorproefje van zijn nieuwe boek The Reality of Precaution. Daarin constateert hij dat de VS en de EU ongeveer evenveel doen aan risicobeheersing door middel van regels, alleen op verschillende onderwerpen. Hij stelde dat het publiek meestal niet zo bezorgd is over risico’s als de experts zijn, maar juist wel heftig reageert op ongewone risico’s. De voornaamste uitdagingen voor risicobeleid zijn volgens hem: • risico’s verspreiden zich snel tussen netwerken en over nationale grenzen; • risico brengt beleidsterreinen met elkaar in verbinding als gevolg van het afwegen van voor- en nadelen van veiligheidsmaatregelen (risk-risk tradeoff); • ideëen lenen en uitproberen op mondiale schaal. Wiener wees verder op het World Congress on Risk, dat in juli 2012 in Australië plaatsvindt. De presentatie van prof. Panagiotis Karkatsoulis liet expliciet zien waarom betere regelgeving een relevant thema is voor het veiligheidsdomein. In 2007 werd Griekenland geteisterd door zware bosbranden, waar de overheid opvallend veel moeite mee had. De voornaamste oorzaak daarvan bleek de complexiteit van de regulering. Nadere analyse bracht aan het licht dat er maar liefst 29 verschillende wetten, ministeriële en presidentiële regelingen, en brandweervoorschriften zijn waarin iets wordt geregeld omtrent brandbestrijding. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, zijn de bevoegdheden verdeeld over elf verschillende autoriteiten met een navenant spinneweb aan procedures. Geheel in tegenstelling met deze verkalkte structuren ontwikkel- den vrijwillige blusacties zich spontaan volgens een eenvoudige logica, met zelfs betere resultaten dan de professionele werkwijze. De spreker concludeerde dan ook dat een overdaad aan regels schadelijk is voor de veiligheid, en dat formele regels flexibel genoeg moeten zijn om ruimte te laten aan informele regels die gestalte krijgen in de ‘echte’ wereld. Een interessant punt uit de aansluitende discussie was dat risico’s vaker herzien zouden moeten worden. In Engeland bleek enkele jaren geleden uit analyse van inspectiebevindingen dat controle van de technische staat van een schip eigenlijk niet veel meer toevoegt aan Aandachtspunten ambtelijke top voor de eerste uren en dagen (Simon Webb) • Zoek uit wat er werkelijk gebeurd is (de eerste rapportages zijn bijna altijd onjuist). • Besluit of het een echte crisis is. Zo ja, dan moet er (in het Britse systeem) binnen enkele uren een crisisteam worden samengesteld. Geef daarin ook ruimte aan een skepticus. • Denk aan de bredere context en de gewenste strategische uitkomst wat betreft een proportionele reactie op de feitelijke risico’s. • Geef de minister een bruikbare tekst waarmee hij niet in de verleiding komt om gevoelsmatig een koers te bepalen zonder inzicht in de consequenties. Het aanleren van dergelijke technieken is aan te bevelen, want onverwachte incidenten zetten de overheid onder steeds grotere druk. 2 Vgl. Hans de Bruijn, Een gemakkelijke waarheid. Waarom we niet leren van onderzoekscommissies, NSOB: 2007. 3 Een gezamenlijke directie van Financiën en EZ die zich richt op betere regelgeving en minder regeldruk.