42. 27 De HERE zeide tot Mozes: Schrijf u
deze woorden op, want op grond van
deze woorden heb Ik met u en met
Israël een verbond gesloten. 28 En hij
was daar bij de HERE veertig dagen en
veertig nachten, brood at hij niet en
water dronk hij niet, en Hij schreef op
de tafelen de woorden van het
verbond, de Tien Woorden.
43. 29 Toen Mozes van de berg Sinai
afdaalde, – de twee tafelen der
getuigenis nu waren in de hand
van Mozes, toen hij van de berg
afdaalde – wist hij niet, dat de
huid van zijn gelaat straalde,
doordat hij met Hem gesproken
had. 30 Toen Aäron en al de
Israëlieten Mozes zagen, zie, de
huid van zijn gelaat straalde, en zij
durfden hem niet naderen.
44. 31 Toen riep Mozes hen tot zich, en
Aäron en al de vorsten in de
vergadering keerden tot hem
terug en Mozes sprak hen
toe. 32 Daarna naderden al de
Israëlieten en hij gebood hun al
wat de HERE tot hem gesproken
had op de berg Sinai.
45. 33 Toen Mozes geëindigd had met
hen te spreken, deed hij een doek
voor zijn gelaat. 34 Maar
wanneer Mozes kwam voor het
aangezicht des HEREN, om met
Hem te spreken, deed hij de doek
af, totdat hij naar buiten ging;
daarna ging hij naar buiten en
zeide tot de Israëlieten wat
geboden was.
46. 35 Wanneer de Israëlieten aan het
gelaat van Mozes zagen, dat de
huid van zijn gelaat straalde,
deed Mozes de doek weer voor zijn
gelaat, totdat hij naar binnen ging,
om met Hem te spreken.
47. ELB 241 – 1, 2
Wees stil voor het
aangezicht van God
48. Wees stil voor het aangezicht van God (EL 241) t. & m. D.J. Evans; v. P. van Essen
49. Wees stil voor het aangezicht van God (EL 241) t. & m. D.J. Evans; v. P. van Essen
50. Wees stil voor het aangezicht van God (EL 241) t. & m. D.J. Evans; v. P. van Essen
51. Wees stil voor het aangezicht van God (EL 241) t. & m. D.J. Evans; v. P. van Essen
52. Lezen Lukas 9 : 28 – 36
De verheerlijking op de berg
53. 28 En het geschiedde ongeveer acht
dagen na deze woorden, dat
Hij Petrus en Johannes en
Jakobus mede nam en de berg
opging om te bidden. 29 En het
geschiedde, terwijl Hij in
het gebed was, dat het aanzien van
zijn gelaat anders werd, en
zijn kleding werd stralend wit.
54. 30 En zie, twee mannen spraken
met Hem, en
wel Mozes en Elia. 31 Dezen, in
heerlijkheid verschenen, spraken
over zijn uitgang, die Hij te
Jeruzalem zou
volbrengen. 32 En Petrus en die
met hem waren, werden door
slaap overmand en,
55. toen zij ontwaakten, zagen zij zijn
heerlijkheid, en de twee mannen,
die bij Hem stonden. 33 En het
geschiedde, toen dezen van Hem
scheidden,
dat Petrus tot Jezus zeide:
Meester, het is goed, dat wij hier
zijn, laten wij drie tenten opslaan,
voor U een, en voor Mozes een, en
voor Elia een;
56. want hij wist niet, wat hij
zeide. 34 En terwijl hij dit zeide,
kwam er een wolk, en
overschaduwde hen. En zij
werden bevreesd, toen die de wolk
ingingen. 35 En er klonk een stem
uit de wolk, die zeide: Deze is mijn
Zoon, de uitverkorene, hoort naar
Hem.