SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  106
Télécharger pour lire hors ligne
Cul-
tuur
dating
        Onderzoek naar, en conceptualisering van een
 sociaal, digitaal cultuurplatform voor jongeren
           met de combinatie ‘data & dates’ als motor


                       Bram Vanderhaeghe | 2007 | Media & Design Academie
Masterproef Communicatie- & Multimedia Design
‘cultuurdating’


Bram Vanderhaeghe, 2007
Media & Design Academie | Katholieke Hogeschool Limburg




Promotors & coaches

Liesbeth Huybrechts en Kris Aerts.



Bedankt...

Vrienden en familie voor het meevolgen en voor fijne afleiding wanneer het nodig was.
Docenten en studenten van C-MD voor twee interessante (en amusante) jaren.
CJP medewerkers en jongerenredactie voor uitgebreide feedback en lekkere koffie.
Alle mensen, al dan niet experts, die tijd maakten om hun mening te geven over het concept
en de uitwerking ervan.
Papa en Stef die elk een grote deel tekst op taalfouten nakeken.


Extra dank aan Liesbeth en Kris om tijd te maken en te coachen tot het absolute einde.




                                                                                         2
“Happiness is not in the mere possession of money;
       it lies in the joy of achievement, in the thrill
                                    of creative effort.”

                                      Franklin D. Roosevelt




                                                         3
Over het taalgebruik
In dit werk worden Engelstalige termen doorheen het Nederlands gebruikt.
De materie die hier behandeld wordt is jong en typisch ervoor is dat ontwikkelingen vaak
geen landsgrenzen — en dus taalgrenzen — kennen.


Termen als social media, social event calendar, content community, … kunnen mits een
beetje taalinventiviteit moeiteloos naar het Nederlands vertaald worden. Het nadeel is dat ze
daarbij hun betekenis gedeeltelijk, en hun bekendheid nagenoeg volledig verliezen.


Omwille van die redenen is in dit werk het breed aanvaarde gebruik om in deze geen
vertalingen door te voeren, gevolgd.




                                                                                            4
Abstract
Communiceren, jongeren en cultuur. Er is al heel wat geschreven en onderzocht over de
combinatie van deze drie termen.
Er is echter iets wat telkens weer opvalt wanneer we bijvoorbeeld in het plaatselijke
jeugdcafé even rondvraag doen: de meerderheid weet niet dat ‘Kommil Foo’ over 3 weken in
het cultuurcentrum speelt. Sommigen weten het dan weer wel, maar kennen niemand die er
heengaat, wat hen tegenhoudt een kaartje te kopen.
Kennissen die enthousiast worden en mee willen gaan, halen in dergelijke etablissementen
zelden een agendaatje boven om de date meteen ook te noteren. Een week na het
optreden, vraagt een enkeling dan “wanneer Kommil Foo nu weer kwam?”.


Die net geschetste situatie zette ons al vaker aan het denken. Het feit dat we ook
ontwikkelaar zijn van de website van een cultuurcentrum én actief social webgebruiker, deed
ons nadenken over een oplossing in de combinatie van cultuur en social media.


Literatuuronderzoek leert ons dat de aangehaalde situatie ook wetenschappelijk te verklaren
is: de ervaring van het bijwonen van een voorstelling wordt sterk beïnvloed door het
gezelschap waarin je vertoeft. Meestal is het veel leuker met anderen naar ‘Kommil Foo’ te
gaan, te genieten van de voorstelling en achteraf nog wat na te praten in de cafetaria, dan er
in je eentje al dan niet te zoeken naar een andere eenzame bezoeker.


Ook social media blijkt in het plaatje te passen. Dat verschijnsel is meer dan een hype. Niet
enkel, maar vooral op het web, is een evolutie van socialisatie zichtbaar. Er vormen zich
zogenaamde online communities: virtuele netwerken van mensen die een interesse delen en
daarover communiceren met elkaar. Ze maken op die manier zelf de inhoud — user
generated content is een vaak gehoord begrip dezer dagen.
Die inhoud is soms cultuur. Vooralsnog doet de cultuursector zelf niet veel moeite om het
potentieel van dat continu groeiende aantal actieve, sociale internetgebruikers te benutten.
Een uitzondering die lichtjes gehyped werd in de cultuursector is de Vooruit. Dit Gentse
cultuurhuis lanceerde onder de naam Vooruit 2.0 een social web applicatie. Jammer genoeg
durfde men geen afstand doen van de klassieke top-down structuur: de organisator bepaalt
de inhoud en creëert het kader, de gebruikers mogen enkel daar op reageren. ‘user
generated comment’ past hier beter.


Jongeren zijn een interessante doelgroep. Niet alleen omdat wij er zelf toe behoren maar
omwille van hun houding tegenover het internet. De jongeren van nu, mensen die vanaf
begin jaren ’80 geboren zijn, maakten de opkomst van het internet niet bewust mee. Ze
worden de M-generatie genoemd. Die M-generatie ziet internet zelden als een wonderlijke,
spannende technologie — tenzij het studenten Communicatie en Multimedia Design zijn. Het
was er altijd al voor hen en is net zo gewoon als televisie vandaag is voor de meesten.

                                                                                                5
We gaan na wanneer e-cultuur — dat is cultuur(communicatie) via het internet — sociaal te
noemen is. Wat houdt dat concreet in en hoe tracht men daarmee de beleving van
cultuurparticipatie te versterken? Net die sociale component is aantrekkelijk voor jongeren,
getuige het succes van MSN, MySpace en zelfs het oprukkende Facebook.
Er wordt besproken wat de belangrijkste factoren zijn die jongeren aanzetten en inspireren
tot cultuurparticipatie en -communicatie en hoe die toepasbaar zijn in het digitaal, sociaal
cultuurplatform dat we voor ogen hebben.


Het basisidee, hetgeen de aanzet vormde voor deze thesis, was een website als
Cultuurweb, waarop kan gezien worden wie er nog naar dat ene evenement gaat. Tijdens de
literatuurstudie, gesprekken met vrienden, medestudenten en de verantwoordelijke voor
jongerencommunicatie in het plaatselijke cultuurcentrum, groeide het idee voor een
uitgebreid digitaal cultuurplatform voor jongeren.


‘Cultuurdating’ is de werktitel van die social web applicatie. Die applicatie is een mix van
een content community en een sociale — door de community gestuurde — kalender, gevuld
met culturele manifestaties. De focus ligt hierbij op het ontwerp: zowel conceptueel als in de
zin van interaction design: grafiek, usability, informatie organisatie, …
Het is niet de bedoeling te bewijzen dat net déze applicatie zal werken. Wel willen we tonen
hoe verschillende (belangrijke) aspecten van cultuurbeleving door jongeren ook — en soms
zelfs vooral — in social media aan bod kunnen komen. We laten zien wat er mogelijk is en
welk potentieel de Vlaamse cultuursector voorlopig onbenut laat.


Het doel is dat jongeren met interesse voor cultuur er elkaar kunnen vinden, ervaringen en
meningen delen. Ze beïnvloeden en stimuleren elkaar bewust én onbewust en breiden zo
hun netwerk uit met gelijkgestemde cultuurminnaars.
Het platform voorziet in een laagdrempelig ‘meeting’ of ‘dating’ systeem: wie zin heeft in een
avondje cultuur hoeft niet alleen te gaan maar vormt een groepje met ‘cultuurdaters’ die
hetzelfde plan hebben.


Een cultuurhuis wordt dan écht sociaal: je bezoekt een museum met mensen die dezelfde
interesse hebben, je ziet op voorhand welke ‘virtuele’ kennissen naar die ‘echte’
theatervoorstelling gaan, …
Vooral handig voor wiens reële kennissenkring geen uitgebreid aantal cultuurminnaars telt,
laat staan cultuurliefhebbers met dezelfde voorkeuren die graag cultuurmanifestaties
afschuimen.




                                                                                               6
Inhoudstafel
Inleiding                                                                                                                                         9



DEEL 1 — LITERATUURSTUDIE: ‘OVER CULTUUR, SOCIAL MEDIA EN JONGEREN’

Cultuur                                                                                                                                           12
 Het begrip ‘cultuur’.................................................................................................................. 12
 Cultuurparticipatie................................................................................................................... 15
 Samengevat.................................................................................................................................. 16


Cultuurgebruik van jongeren                                                                                                                       18
 Cultuur binnen de vrije tijd van jongeren................................................................. 18
 Beweegredenen cultuurparticipatie............................................................................. 22
 Jongeren en organisatie/plannen.................................................................................. 24
 Samengevat.................................................................................................................................. 25


Internetgebruik jongeren                                                                                                                          27
 (Bijna) iedereen surft............................................................................................................... 27
 Waar jongeren naar op zoek zijn..................................................................................... 27
 De M-generatie en social web.......................................................................................... 28
 Samengevat.................................................................................................................................. 29


Social media                                                                                                                                      30
 Karakteristieken.......................................................................................................................... 30
 Social web......................................................................................................................................33
 Het belang van ‘Recommendation’............................................................................... 36


E-cultuur                                                                                                                                         39
 Situering.......................................................................................................................................... 39
 E-cultuur in Vlaanderen......................................................................................................... 41




DEEL 2 — KWALITATIEF ONDERZOEK


Onderzoeksmethodologie                                                                                                                            44
 Virtuele etnogra e.................................................................................................................... 44
 Case study......................................................................................................................................46


‘Upcoming’                                                                                                                                        48

‘MyTaste’                                                                                                                                         52

‘Concertival’                                                                                                                                     54
                                                                                                                                                          7
Detailstudie ‘Last.fm’                                                                                                                               56
 Overzicht........................................................................................................................................ 56
 Aanwezigheid.............................................................................................................................. 57
 Identiteit......................................................................................................................................... 59
 Delen................................................................................................................................................ 62
 Relaties.............................................................................................................................................64
 Conversaties................................................................................................................................. 66
 Groepen.......................................................................................................................................... 68




DEEL 3 — ‘CÔTÉJARDIN’

Concept en strategie                                                                                                                                 71
 Inleiding.......................................................................................................................................... 71
 Doel....................................................................................................................................................71
 Design methodologie............................................................................................................ 72
 Basisidee......................................................................................................................................... 73


Interaction design                                                                                                                                   75
 Ontwikkeltechnologie........................................................................................................... 76
 Informatie architectuur..........................................................................................................77
 Gra sch design........................................................................................................................... 79


Prototyping                                                                                                                                          82
 Mock-ups........................................................................................................................................82
 Feedback concept en mock-ups.................................................................................... 83
 Mock-up ‘frontpage’.................................................................................................................88
 Mock-up ‘agenda’...................................................................................................................... 90
 Mock-up ‘evenement’............................................................................................................. 92
 Mock-up ‘pro el’........................................................................................................................ 94




EPILOOG



BRONNEN

Ongeschreven bronnen                                                                                                                                 103
 Lezingen en evenementen................................................................................................. 103
 Communities waaraan we deelnamen....................................................................... 103
 Interviews...................................................................................................................................... 104


Literatuur                                                                                                                                           105


                                                                                                                                                              8
Inleiding
Sla er Cultuurnet 1 eens op na en je merkt hoeveel er de laatste jaren geschreven en
ondernomen werd om jongeren dichter bij cultuur te brengen.
‘Communicatie’ is het toverwoord in deze materie. Denk maar aan de jaarlijkse ‘Dag van de
cultuurcommunicatie’ van Cultuurnet. Er zijn talrijke onderzoeken gevoerd naar waar,
wanneer en hoe de cultuursector het best aan jongeren kan laten weten wat er te doen is en
hoe die jongeren kunnen overtuigd worden om deel te nemen.


Als mij gevraagd zou worden de bestaande (Vlaamse) initiatieven te beoordelen, dan zou ik
er als communicatie- en nieuwe media designer een vernietigende onvoldoende aan
geven.


Niet omdat men fout bezig is, maar vooral omdat men een enorm potentieel onbenut laat.
De éénrichtingscommunicatie van cultuurhuizen en -organisaties mag dan op maat
gesneden zijn van jongeren, het zet hen niet aan tot onderlinge communicatie. Zowel tussen
jongeren onderling als tussen het cultuurhuis en zijn publiek. En laat net daar de sleutel tot
succes liggen.


Sommigen hebben dat al begrepen. Vooral rond muziek en uitgaan (naar
muziekevenementen) wordt al één en ander gedaan: Last.fm2 en social network site
MySpace3 zijn goeie voorbeelden. Ook het Vlaamse Allnighters gaat over (elelektronische)
muziek en de daarbijhorende events.


Nemen we de iets minder toegankelijke cultuur in het vizier (min of meer hetgeen
cultuurcentra organiseren) dan zijn er slechts enkele noemenswaardige voorbeelden in
Vlaanderen: zowel de Vooruit 2.0 website van de Gentse Vooruit4 als het privé-initiatief
Concertival (zie case study) werden tijdens het schrijven van deze thesis gelanceerd.
Vooruit 2.0 is een aan te moedigen initiatief van een kunsthuis maar tegelijk ook al meteen te
bekritiseren: de inhoud is beperkt tot wat er door de Vooruit georganiseerd wordt en het
hele kader wordt eveneens door die organisator bepaald en gecontroleerd.


Laat ons echter nog een stap verder gaan: we breiden het ontmoeten van en communiceren
met mensen die gelijke interesses tonen, uit tot de echte wereld: samen met
‘internetkennissen’ een voorstelling bijwonen, is misschien het ultieme (en een fantastisch)
gevolg van een online social community.




1   http://www.cultuurnet.be, 2007.
2   http://last.fm, 2007.
3   http://myspace.com, 2007.
4   http://www.vooruit.be, 2007.
                                                                                               9
Het idee over hoe zo’n webcommunity — over cultuur en voor jongeren — er dan wel uit zou
kunnen zien is het vertrekpunt van dit werk, dat in drie delen opgebouwd is.


Indeling

Deel 1 is een uitgebreide literatuurstudie over cultuur, jongeren en social media. Ze moet niet
gezien worden als de basis voor het concept, maar eerder als een referentiekader en de
wetenschappelijke onderbouwing van het concept.


Het tweede deel beschrijft de uitgevoerde case-studies. Hierbij worden interessante punten
van diverse, op één of meerder wijzen gerelateerde cases gewikt en gewogen. Die punten
worden gelinkt aan de theorie uit de case study en in rekening gebracht bij het uiteindelijke
concept. Eén case is een stuk uitgebreider geanalyseerd: de muziek community Last.fm.


In het laatste deel ten slotte wordt het initiële idee (zie ook abstract) conceptueel uitgewerkt,
rekening houdend en steunend op de bevindingen uit de voorgaande delen.




                                                                                              10
Deel 1 —
Literatuurstudie:
‘Over cultuur, social media
en jongeren’




                          11
Cultuur
‘Cultuur’ is een woord met veel betekenissen, afhankelijk van — maar daarom niet precies af
te leiden uit — de context waarin het wordt gebruikt. Ondubbelzinnig vastleggen wat er
onder ‘cultuur’ verstaan wordt, is een belangrijk vertrekpunt. Gebruik makend van wat we
hier uitklaren, doen we hetzelfde voor het begrip ‘cultuurparticipant’.




Het begrip ‘cultuur’

Over de notie ‘cultuur’ bestaat geen consensus binnen de sociaal-wetenschappelijke
literatuur. Dat schrijft ook Rudy Laermans in ‘Het Vlaams cultureel regiem’, waar hij een (2de
orde) observatie maakt van het cultuurbeleid in Vlaanderen. 5 Laermans overloopt er de
meest voorkomende definities en de context waarin ze worden gebruikt. Het lijkt ons een
correcte manier van werken om enkele van die definities hier te parafraseren en net als in
Laermans’ studie vervolgens een eigen omschrijving op te stellen die aangeeft welke
betekenis er in dit werk van toepassing is.


‣ In de klassieke antropologische cultuurvisie die eind 19de eeuw ingang vond, staat
     ‘cultuur’ voor de totale levenswijze van een sociale groepering.
     Het gaat hier over cultuur in de brede betekenis van het woord.
     Het 19de eeuwse darwinisme was hierin richtinggevend. Men maakte het onderscheid
     tussen natuur en cultuur, tussen biologische en verworven levenskenmerken.
     Cultuur wordt gezien als ‘alles wat niet natuur is’, als alles wat door ‘de mens’ — in
     collectief verband — wordt voortgebracht. Het gaat hier zowel over het materiële (kledij,
     huizen,…) als over het immateriële (opvattingen, zeden of gebruiken,...).

‣ Het mentalistisch cultuurbegrip beperkt de cultuurnotie tot het immateriële ‘collectief
     bewustzijn’, het geheel van collectief gedeelde opvattingen, voorstellingen of
     representaties. Daarbinnen wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen overtuigingen
     (‘wat is’), waarden (‘wat moet’) en normen (‘wat hoort’).

‣ “Het semiotisch of symbolisch cultuurbegrip definieert cultuur in termen van een
     collectief betekenisfonds dat mensen toelaat de werkelijkheid actief te interpreteren of
     betekenis te geven. Taal is in deze visie dan ook de harde kern van iedere cultuur. Net als
     alle andere vormen van interpretatie krijgen talige betekenissen pas een publieke
     zichtbaarheid en sociale relevantie dankzij materiële dragers of symbolen.” (citaat)




5   Laermans, Rudi. ‘Het cultureel regiem’. Lannoo, 2002. p. 3-8
                                                                                                12
‣ Binnen de humanistische cultuuropvatting is cultuur synoniem voor wat traditioneel de
     hoge cultuur heet. De online encyclopedie Wikipedia koppelt hier de synoniemen ‘elitaire
     cultuur’ en ‘Cultuur met grote C’ aan vast.6
     Deze ‘hoge Cultuur’ zou omschreven kunnen worden als datgene aan kunstuitingen dat in
     de loop der jaren door een zekere elite als bijzonder en waardevol wordt beschouwd.

De laatste zienswijze bevat een interessant punt dat onze cultuurdefinitie nadert: ook in dit
werk wordt cultuur vooral gezien als een kunstuiting. Toch is de humanistische
cultuuropvatting voorbijgestreefd. Het onderscheid tussen wat men traditioneel elitaire
cultuur (theater, dans, klassieke muziek, ...) en populaire cultuur (popconcerten, televisie,
film, …) — of ook wel de hoge en lage cultuur — noemt, kan wel nog worden gemaakt en zo
worden aangevoeld. De benamingen ‘elitair & populair’ en ‘hoog & laag’ lijken ons echter
sterk achterhaald te zijn. Ze trachten de zogenaamde populaire cultuur als minderwaardig of
niet hoogstaand te bestempelen, als ‘cultuur voor de domme massa’.
Indien we de humanistische cultuuropvatting zouden volgen, dan is een slecht gespeeld
klassiek kamerconcert ‘hoge cultuur’ en een perfect gebracht optreden van technogod
Laurent Garnier op het 10daysoff festival ‘lage cultuur’.


Zo’n voorbeeld illustreert dat definities in deze materie erg relatief zijn. Bovendien lijken
cultuurdeelnemers steeds ongevoeliger te zijn voor het traditionele onderscheid tussen hoge
en lage cultuur. Een nieuw profiel is dan ook alsmaar meer en beter te detecteren: dat van
de culturele omnivoor.



De culturele omnivoor

Maatschappelijke ontwikkelingen verkleinen de afstand tussen de traditionele, hogere
kunsten en de als lager beschouwde cultuurvormen. De vroegere, duidelijke
statusverschillen tussen beide lijken te vervagen. Zogenaamd ‘legitieme cultuur’ omvat
steeds meer genres: film, fotografie, popmuziek, thrillers en strips winnen onmiskenbaar aan
prestige en erkenning.        7




Vooral onder hoogopgeleiden leidt dit tot omnivoor cultureel gedrag. Naar de jaarlijkse
elektronische hoogmis ‘I love Techno’ gaan en de laatste voorstelling van theater Malpertuis
bijwonen, Javier Guzman fantastisch vinden en zich laten inspireren tot nadenken over ‘La
persistencia de la memoría’ van Salvador Dalí.
Andersom, ‘van laag naar hoog’, lijkt het verhaal veel moeilijker en nauwelijks op te gaan:
een laagopgeleide fan van Frans Bauer stapt niet zomaar het concertgebouw van Brugge
binnen.     8




6   http://nl.wikipedia.org/wiki/Cultuur, 2006.
7   Marijnissen, Jan. Interview met Marjolein de Boer, directeur van CJP Nederland, 12 oktober 2005.
    (http://www.janmarijnissen.nl/2005/10/12/en-wat-is-dat-dan-kunst-en-cultuur/)
8   Twaalfhoven, Anita. ‘Hoge en lage cultuur’, Boekman 65. Amsterdam, 2005.
                                                                                                       13
Ook vanuit de kunstwereld zelf komen signalen dat het traditionele onderscheid in vraag
moet worden gesteld. Wat te denken over ‘The Grey Album’ van Danger Mouse (zie
afbeelding), een mash-up waarbij een a capella versie van rapper Jay-Z’s ‘The Black Album’
op muziek wordt gezet die bestaat uit samples en bewerkingen van ‘The White Album’ van
The Beatles, een groep die in huidige tijden door sommigen liefst onder ‘elitair’ wordt
geklasseerd. Voor sommigen — zowel aanhangers van The Beatles als van Jay-Z —
hemeltergend, voor een aantal professionele muziekmagazines een meesterwerk.        9




Frans de Ruiter en Hans van Maanen bekritiseren het gebruikte begrippenkader. De Ruiter
schrijft:
“Laten we hoog en laag in het vervolg gebruiken voor hun eigenlijke betekenis: de hoge en
lage kwaliteit van inhoud en vorm, uitvoering en presentatie, ambacht en beweging.” Van
Maanen zet zich af tegen de trend om begrippen als kunst en cultuur over één kam te
scheren. “Onderscheid moet er zijn,” vindt hij “als alles kunst heet, vervaagt de waarde van
kunst voor de samenleving.”       10




9 Cashmore, P. ‘Danger Mouse : The Grey Album’, NME, s.d.
‘Danger Mouse - The Grey Album’, SPIN.com, 15 april 2004.
Gitlin, Lauren. ‘DJ Makes Jay-Z Meet Beatles’, Rolling Stone, 5 februari 2004.
10   Twaalfhoven, Anita. ‘Hoge en lage cultuur’, Boekman 65. Amsterdam, 2005.
                                                                                           14
Het mag duidelijk zijn dat dit een levende materie is, die verschillende invalshoeken en
bijbehorende meningen kent.


‘Cultuur’ binnen deze context

Het concept ‘culturele omnivoor’ duidt perfect de deelnemer aan van de cultuur die wij voor
ogen hebben. We erkennen het bestaan van de culturele omnivoor en dus impliciet het
bestaan van hoge én lage cultuur, hoewel dat verschil steeds subjectief is.
We richten ons dus niet tot één van beide ‘soorten’ cultuur, maar stellen ons op als een
omnivoor: we hebben aandacht voor ‘moeilijkere’, misschien zelfs ‘meer intellectuele’
cultuur, zonder populaire cultuur als minder waardevol te beschouwen of te negeren.


De termen ‘moeilijker’ en ‘meer intellectueel’ zijn volgens ons een stuk objectiever dan
‘hoog’ of ‘elitair’, wanneer we het hebben over het onderverdelen van cultuur. Het meer
intellectueel zijn, duidt dan vooral op het opleidingsniveau van het publiek dat zo’n
voorstellingen vooral bezoekt.


Worden we heel concreet en denken we aan een uiteindelijke web applicatie, dan past
daarin zowel populaire cultuur als ‘moeilijkere’ cultuur. Dat is niet hetzelfde als zeggen dat
alles dus kan. Het selecteren en beslissen van wat wel en wat niet kan, is niet in regels te
gieten. Zo’n beslissing moet binnen de juiste context genomen worden, gebaseerd op de
subjectieve mening van (redactie)leden. Het is niet ondenkbaar — en wellicht erg
waarschijnlijk — dat die ‘geschikte cultuur’-definitie een organisch gegeven zal zijn, dat
continu verandert en vervormt in de tijd — net zoals de definitie van ‘cultuur’ an sich.




Cultuurparticipatie

Wie een boek leest, kan cultuurparticipant genoemd worden. Hetzelfde geldt voor een
bezoeker van het theater. Maar eveneens voor de acteur in het theaterstuk zelf.
Overigens laten we in het midden of dit theaterstuk al dan niet virtueel plaatsvindt, zoals in
de zeer recente virtuele voorstelling van HETPALEIS, ‘Paola246’ 11. Het medium is van weinig
belang.


Actieve en receptieve cultuurparticipatie

Binnen de tot hiertoe gemaakte afbakeningen en definities, is er nog geen onderscheid
gemaakt tussen actieve en receptieve cultuurparticipatie, noch tussen publiek en uitvoerder.




11   http://paola246.skynetblogs.be, 2007.
                                                                                                 15
Wie de rol van uitvoerder draagt, is altijd een actieve cultuurparticipant: de uitvoerder voert
de cultuuractiviteit uit. Wie tot het publiek behoort kan zowel actief als receptief participeren.
In juli vond het 13e Internationaal Straattheaterfestival plaats, tijdens de Gentse Feesten.
Een grappige Spanjaard koos bij het begin van zijn stuk een grinnikend jongetje uit dat de
hele voorstelling (vijftien minuten) ‘moest’ meedoen. Dat jongetje illustreert mooi het verschil:
hij werd omgetoverd van receptieve participant tot actieve participant.


Ook ‘communiceren over’ is participeren

Binnen het kader rond cultuur en cultuurparticipatie dat we tot hier toe specificeerden, kan
cultuur al snel vooral als een ‘object’ gezien worden. Theaterstukken, boeken,
kunstartefacten, concerten,… zijn dan objecten die ‘cultuur’ zijn. Het bekijken, beluisteren,
betasten, gebruiken,… van die cultuurobjecten, is dan de zogenaamde participatie.


Dat beeld klopt slechts gedeeltelijk. We zien participatie ruimer dan enkel het letterlijk
gebruik van cultuurobjecten. Communiceren over cultuur, nadenken, verwerken, reageren,…
zijn acties die onlosmakelijk verbonden zijn aan onze definitie van cultuurparticipatie.
In het licht van het project dat uiteindelijk wordt uitgewerkt, kunnen we daarom stellen dat
het gebruiken van een online cultuurplatform eveneens onder het label ‘cultuurparticipatie’ te
plaatsen is.




Samengevat

‘Cultuur’ en ‘cultuurparticipatie’ zijn flexibele, organische begrippen. Ze kennen geen vaste,
eenduidige definitie. Over de notie ‘cultuur’ bestaat geen consensus binnen de sociaal-
wetenschappelijke literatuur, schrijft Rudy Laermans 12.
De betekenis die aan deze termen gekoppeld wordt, is afhankelijk van het denkkader
waarbinnen ze worden gebruikt.


Er is vastgelegd dat we ons in dit werk baseren op de betekenis waarin cultuur gezien wordt
als ‘kunstuiting’. We hebben daarbij gewezen op het bestaan van het — quasi
ondefinieerbaar — verschil tussen zogenaamde hoge en lage cultuur.
We richten ons niet tot één van beide ‘soorten’ cultuur, maar stellen ons op als een
cultuuromnivoor: we hebben aandacht voor ‘moeilijkere’ cultuur — waarbij ‘moeilijk’ vooral
iets zegt over het opleidingsniveau van het daarbij gangbare publiek—, zonder populaire
cultuur als minder waardevol te beschouwen of zelfs te negeren.


We leggen verder geen beperking op omtrent de locatie waarop een manifestatie zich uit: die
kan zowel reëel, dan wel virtueel zijn (zie hoofdstuk e-cultuur).


12   Laermans, Rudi. ‘Het cultureel regiem’. Lannoo, 2002. p. 3-8
                                                                                               16
Cultuurparticipatie is uiteraard het participeren aan cultuur — cultuur in de betekenis die we
net vastlegden. We hebben het verschil gegeven tussen actieve en receptieve
cultuurparticipatie. Verder is niet alleen het ‘bekijken’ of ‘uitvoeren’ van een ‘kunstuiting’
participatie, ook het communiceren over de ‘kunstuiting’ valt daaronder. In zekere zin is dat
een deel van het hele proces dat onlosmakelijk met de ‘kunstuiting’ verbonden is. Kunst
wordt zelden voor één persoon gemaakt en bovendien is het veroorzaken van communicatie
misschien wel een voorwaarde om iets als kunst te bestempelen.




                                                                                                 17
Cultuurgebruik van jongeren

Cultuur binnen de vrije tijd van jongeren

Hoeveelheid vrije tijd

Een in 2004 gepubliceerde studie van de Vlaamse Overheid bracht een actueel beeld van
het vrijetijdspatroon van Vlaamse jongeren. 13 Met ‘vrije tijd’ wordt effectief de tijd bedoeld
waarin men ‘vrij’ is: het volgen van dagonderwijs, vakantiewerk, verzorging van kinderen of
ander huisgenoten en essentiële behoeften als slapen, eten en persoonlijke verzorging vallen
daar niet onder.



        weekdag
        zaterdag of zondag
                                                                  18- tot 24-jarigen besteden anno 2003

8u                                                                per weekdag gemiddeld 3 uur en 49

7u                                                                minuten aan vrijetijdsactiviteiten. Vanaf

6u                                                                de leeftijd van 25 jaar daalt dat met

5u                                                                anderhalf uur tot zo’n tweeënhalf uur.

4u                                                                In het weekend verdubbelt de vrije tijd:
                                                                  voor 18- tot 24-jarigen naar 7u25min;
3u
                                                                  de oudere jongeren doen het met
2u
                                                                  ongeveer zes uur.
1u
0u
                                                                  Belangrijker voor ons is wat jongeren
           18 - 24-jarigen              25 - 34 jarigen
                                                                  zoal doen in hun vrije tijd en dan
vooral welke culturele activiteiten. Ook dat is mee onderzocht. Men heeft daarbij de focus
gelegd op non-participanten: die jongeren die in 2003 niet in contact kwamen met de
respectievelijke vrijetijdsactiviteit. Wij richten ons vooral op datgene wat binnen onze context
relevant is.



Het aandeel cultuur

Wanneer we de resultaten bekijken, dan is het aandeel cultuur — zoals wij het definiëren in
deze thesis — goed vertegenwoordigd binnen de vrijetijdsactiviteiten van jongeren.




13 Pauwels, G. & Scheerder, J., Tijd voor vrije tijd? Vrijetijdsparticipatie in Vlaanderen: Sport: cultuur, media,
sociale participatie en recreatie (Stativaria 32), Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Administra-
tie Planning & Statistiek, 2004.
                                                                                                              18
Percentage non-participanten voor een aantal vrijetijdsactiviteiten (2003)

                                                                        18-   25-   35-   45-   55-
                                                                        24j   34j   44j   54j   64j
naar bioscoop gaan                                                        3   13    29    44    65
recreatief internetgebruik                                               19   34    49    62    82
krant lezen                                                              20   28    29    29    25
bibliotheekbezoek                                                        30   53    54    64    78
sportmanifestatie bijwonen                                               35   51    49    54    60
rock- of popconcert bijwonen                                             36   46    59    78    93
kijken naar tv gedurende de week                                         38   43    40    33    15
bezoek aan een museum, tentoonstelling of galerij                        39   50    50    49    53
theater- of toneelvoorstelling bijwonen                                  45   48    51    45    53
zelf creatief of kunstzinnig bezig zijn                                  46   50    55    56    67
klassiek concert bijwonen                                                59   70    65    67    75
folkloristisch concert bijwonen                                          73   76    79    79    81
ballet- of dansvoorstelling bijwonen                                     76   74    76    82    82
jazz- of bluesconcert bijwonen                                           83   84    85    79    93
operavoorstelling bijwonen                                               94   93    94    90    89
actief lid van een vereniging voor kunstbeoefening                       94   95    96    95    96

Gegevens uit Smakers — Jongeren en cultuur 2004        14




Bioscoopbezoek blijkt de populairste vrijetijdsbesteding te zijn van jongeren, slechts 3% van
de 18- tot 24-jarigen is in 2003 niet in een bioscoop geweest. Tegelijk zijn het ook vooral de
jongeren die hun vrije tijd hier besteden: naarmate de leeftijd stijgt, daalt het aandeel
participanten.
Hetzelfde is vast te stellen bij recreatief internetgebruik, het bijwonen van een rock- of
popconcert en bibliotheekbezoek. Er kan dus besloten worden dat dit typische jongeren-
vrijetijdsactiviteiten zijn.


Een klassiek of folkloristisch concert bijwonen of naar een ballet- of dansvoorstelling gaan,
kent voor alle leeftijdsgroepen — ook jongeren — tussen de 60% en de 80% non-
participanten anno 2003.
Een jazz- of bluesconcert of operavoorstelling bijwonen is nog minder populair, eveneens bij
alle leeftijdscategorieën. Hetzelfde geldt voor het actief lid zijn van een vereniging voor
kunstbeoefening.


Belangrijk verder is dat meer dan de helft van de jongeren zelf creatief of kunstzinnig bezig
is, een theater- of toneelvoorstelling bijwoont en niet vies is van een bezoek aan een
museum, tentoonstelling of galerij in de vrije tijd — bezoeken in schoolverband zijn hier zelfs
niet in meegeteld.




14   CJP. ‘Smakers - Jongeren en cultuur 2004’, Brussel, 2005. p. 123
                                                                                                 19
Activiteiten van in cultuur geïnteresseerde jongeren

Het is interessant om na te gaan wat ‘in cultuur geïnteresseerde’ jongeren dan graag doen in
hun vrije tijd, specifiek op het gebied van cultuur. Een studie15 van CJP Nederland kan daar
iets over zeggen. Men stelde hier vragen aan 353 leden waardoor men een inzicht trachtte te
krijgen in de leef- en belevingswereld van deze jongeren op cultureel gebied.


Volgende top 5 zegt iets over de populariteit van verschillende culturele activiteiten. Cultuur
werd daarbij omschreven als zowel kunst, ontspanning als vermaak. De top 5 geeft aan wat
jongeren (17- tot 25-jarigen) spontaan als eerste antwoord gaven op de vraag van welke
culturele activiteiten ze zoals doen:


1.     naar de film gaan (41%);
2.     naar een museum gaan (29%);
3.     naar toneel gaan (16%);
4.     nezen van boeken (poëzie en literatuur) (11%);
5.     naar popconcerten gaan (10%).


De resultaten verschillen naargelang de leeftijd: zo geeft een vijfde van de 18- tot 25-jarigen
het bijwonen van een toneelvoorstelling op, terwijl dat bij de 17-jarigen slechts 10% is.


Wanneer we de hoeveelheid deelnames bekijken, dan zien we een vergelijkend beeld als in
de voorgaande studie: 99% gaat wel eens naar de bioscoop, waarvan bijna de helft
maandelijks. Ruim drie kwart bezoekt
musea, een kwart doet dat maandelijks.                 100

                                                        80
De helft van de ondervraagden gaat naar
toneel, de helft van die toneelliefhebbers              60

gaat maandelijks. Hetzelfde geldt voor                  40
cabaret, het aantal deelnemers bij 18- tot
                                                        20
25-jarigen is zelfs 60%.
Die 18-plussers nemen in gelijke aantallen               0
deel aan popconcerten en ook aan festivals:
                                                                                  bioscoop
beiden ongeveer 60%.
                                                                                  musea
                                                                                  popconcert
Ook het bezoeken van een tentoonstelling kent een gelijk                          festival
succes: 57% van de ondervraagden doet dat al eens, al gaat                        cabaret
                                                                                  toneel
50% minder dan eens per maand.                                                    dansvoorstelling
                                                                                  klassiek concert




15   CJP. ‘Project: 2011 — Jongeren, CJP en cultuur’, Qrius, Amsterdam, november 2002.
                                                                                                     20
Cultuurparticipatie via nieuwe media

De participatie-definitie die we in dit werk definiëren (cfr. hoofdstuk ‘Cultuur’) legt geen
restricties op wat betreft het medium.
Laatst werd op Nederland 3 de nieuwste cabaretvoorstelling van Kommil Foo (‘Spaak’)
uitgezonden. Dergelijke activiteit werd in het hierboven gehanteerde onderzoek onder ‘tv-
kijken’ geklasseerd.




We halen hierbij even het al eerder gegeven voorbeeld van de virtuele voorstelling van
HETPALEIS, ‘Paola246’         16,   aan. In tegenstelling tot Kommil Foo’s nieuweling is die specifiek
gemaakt voor nieuwe media. De voorstelling liep op een blog, op Twitter, via MySpace en op
Youtube (zie figuur).


We willen hiermee aantonen dat ‘tv-kijken’, net zoals ‘internetten’ niet per se een activiteit is
die moet gecatalogiseerd worden als non-cultureel. Het kijken naar een cabaretvoorstelling
op tv en het deelnemen aan een voorstelling die enkel via het internet te bekijken is, zijn
zeker en vast voorbeelden van cultuurparticipatie.


Of de cijfers daarom een verkeerd beeld geven, is onduidelijk. Het zijn misschien vooral de
traditionele cultuurparticipanten die hier ook via tv of internet naar kijken. Er zijn ons geen
onderzoeken bekend die hier meer over zeggen, waardoor dit stukje louter als kritische
bedenking door het leven kan gaan.


De enige conclusie die we hier kunnen aan vastkoppelen is dat de cultuurparticipatie of -
interesse wel eens zou kunnen verschillen van diegene die men in ‘traditionele’ onderzoeken
vaststelt.




16   http://paola246.skynetblogs.be, 2007.
                                                                                                    21
Beweegredenen cultuurparticipatie

Sociale factor

Cultuurparticipatie door jongeren wordt sterk beïnvloed door een sociale factor. De kans dat
er wordt geparticipeerd, daalt namelijk als er geen geschikt gezelschap is.
Zowel het versterken als het verruimen van het sociaal netwerk is — naast een aangename
tijd hebben — de sterkste stimulans om aan cultuur te gaan doen.


In een onderzoek17 dat werd uitgevoerd onder de (jonge) concertgangers van het
muziekcentrum Nijdrop is vastgesteld dat ‘vrienden en gezelligheid’ doorslaggevend zijn
voor een geslaagde muziekavond. De helft van de jongeren krijgen info over de optredens
via hun vrienden en bijna allemaal (96%) gaan ze er in gezelschap naartoe. “Zonder vrienden,
geen ideaal concert”, wordt er besloten.


In ‘Smakers’      18   — een tweejaarlijkse bundeling van rapporten, onderzoeken en trends rond
jongeren & cultuur dat CJP België (Cultureel Jongeren Paspoort) samenstelt — stelt men
vast dat de motivatie van jongeren voor cultuurparticipatie vooral in de
gemeenschapsfuncties van cultuur ligt en niet in het artistiek project an sich:
“Het gaat eerder om de verruiming van het sociaal netwerk, het beleven van plezier, het
ontmoeten van vrienden, het aangenaam invullen van de vrije tijd en het gevoel hebben
opgenomen te worden binnen de maatschappelijk gewaardeerde kring van
cultuurliefhebbers.”


Dat geldt trouwens niet alleen voor jongeren, het is een eigenschap van het algemeen profiel
van de cultuurparticipant dat werd opgesteld door de onderzoeksgroep SMIT (Studies on
Media, Information and Telecommunication) van de Vrije Univsiteit Brussel.
Cultuurparticipatie, zo stelt men, blijkt vooral een sociaal gebeuren te zijn. Het verwerven van
een bepaalde sociale status, sociale waardering, gedragsbevestiging en erkenning spelen
een belangrijke rol. Daarnaast is afstand een belangrijk criterium: een Vlaming participeert
vooral in zijn eigen omgeving, met uitzondering van daguitstappen.19



Imago

De zonet aangehaalde quote toont al een glimp van een andere belangrijke invloed die
meespeelt in het beslissingsproces tot participatie. In één van de interviews die we hadden
met Claire Koreman van CJP werd het belang van het imago, het zich willen onderscheiden
van anderen, aangehaald.         20




17   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 43
18   Smakers - Jongeren & cultuur 2004, p. 11
19   SMIT. ‘Onderzoeksrapport over cultuurparticipatie en ICT. In opdracht van Cultuurnet.’ 2003, Brussel.
20   Interview met Claire Koreman, maart 2007, CJP Brussel
                                                                                                             22
Het is oud nieuws dat vooral jongeren bezig zijn met het vormen en vinden van hun identiteit.
Niet alleen in sociale netwerken waarin zich cultuurgeïnteresseerden bevinden, is
cultuurparticipatie een middel om de eigen maatschappelijke status te verhogen of te
verduidelijken. Aan cultuur — zoals wij het definiëren in het eerste hoofdstuk — kleeft een
zeker imago. Wie aan cultuur doet, laat dat imago voor een stuk op zichzelf afstralen.
Welk imago dat precies is, doet in feite niet ter zake. Belangrijk is dat het een positieve
invloed kan hebben op de maatschappelijke status van een jongere en dat het daarom
aantrekkelijk kan zijn om zich ermee te verbinden.


Dat specifieke imago of die maatschappelijke status is niet iets waarmee de jongere alleen
wilt staan. Hoewel een zekere graad van uniek zijn nagestreefd wordt, kan zo’n jonge
cultuurliefhebber daar toch liefst met enkele leeftijdgenoten over communiceren. “Zeker in
niet-stedelijke gebieden zijn jongeren op zoek naar gelijkgestemden”, schrijft Franky Devos in
een pleidooi voor het ontwikkelen van jongerencultuursites die zich focussen op zowel data
als dates.    21




De mening van anderen

In het voorgaande hebben we het nog niet gehad over de culturele activiteit zelf. Ook wat er
precies aangeboden wordt, is een beslissende factor om al of niet te participeren aan
cultuur. Jongeren willen daarbij vooral weten of iets de moeite waard is. Ze hechten daarbij
veel meer belang aan wat leeftijdgenoten of gelijkgezinden erover zeggen dan aan wat een
brochure of informatiebron hen vertelt.


In december liet CJP België ‘GOBOTS’ los op de surfende jongeren. 22 De bedoeling van die
vernieuwde website is nog altijd dezelfde, namelijk jonge mensen proberen te verleiden tot
cultuur, maar dat wordt nu op een andere manier aangepakt: “We zijn ook lang in de val
getrapt. Je moet niet gewoon vertellen wat er te doen is. Jongeren willen vooral weten of
iets de moeite waard is.”, vertelt Maarten Denys in krant De Morgen. 23


Of iets de moeite waard is, tracht de GOBOTS-site duidelijk te maken aan zijn lezers door
een geselecteerd aantal voorstellingen te bespreken. Die besprekingen worden geschreven
door een jongerenredactie, bestaande uit vrijwilligers tussen 18 en 26 jaar oud. Lezers
kunnen een reactie plaatsen op zo’n bespreking, wat het oordeel van de auteur versterkt,
bijstelt of afzwakt.




21   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 91
22   http://gobots.be, 2006.
23   Denys, Maarten. ‘Gobots.be’, krant De Morgen, 5 december 2006.
                                                                                              23
Net zoals in het echte leven kan het oordeel van iemand met veel autoriteit zwaarder
doorwegen dan het oordeel van een (groot) aantal anderen met minder of weinig autoriteit.
Wat de GOBOTS-site niet doet en echter wel belangrijk is, is dus het stimuleren van lezers
om opmerkingen te schrijven en om een systeem te implementeren dat het mogelijk maakt
om te bepalen aan wie er weinig, dan wel veel autoriteit wordt gegeven. (zie verder bij ‘social
software bouwstenen’)




Jongeren en organisatie/plannen

Jongeren plannen niet graag op voorhand. In ‘Ambrassadeurs’ wordt er opgeroepen om
communicatiekanalen voor jongeren te installeren die zeer kort op de bal spelen. Die zouden
voor jongeren vertrouwd moeten overkomen en hen bijna dagelijks informeren over het
aanbod van de komende dagen.            24


Langlopende campagnes voor voorstellingen die pas maanden later gespeeld worden,
verliezen al snel hun communicatiekracht. De typische seizoenbrochure die de meeste
cultuurhuizen in Vlaanderen jaarlijks verdelen, is dus niet aan jongeren besteed.



Het verschil tussen deelnemen en aangeven te gaan deelnemen

We hadden in een later hoofdstuk nog uitgebreid over muziekcommunity Last.fm. Zoals daar
besproken, kunnen gebruikers er op een kalender aangeven welke muziekoptredens of -
festivals ze binnenkort gaan bezoeken.


Wat daarbij opvalt, is dat enkele van de bekeken (jonge) gebruikers meerdere manifestaties
op dezelfde dag aanstippen. Die gebruikers vinken de optredens aan waaraan ze misschien
zullen — of graag zouden — participeren. Pas later of in een andere omgeving wordt er
beslist om er al dan niet heen te gaan.


In één geval zei een gebruiker daar iets over. De jongeman vertelde dat hij alles aanstipte
waar hij graag naartoe zou gaan. Deels als geheugensteuntje en deels om reactie uit te
lokken van zijn vrienden: zodat die zien wat hij wil doen en dan misschien zeggen mee te
gaan.    25




24   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 61
25   Interview met B. Steurs, maart 2007, Genk.
                                                                                              24
Jeugd@heist-op-den-berg

Met als doel het opstellen van een nieuw jeugdwerkbeleidsplan bevroegen Cultuurcentrum
Zwaneberg, de jeugddienst en de cultuurdienst van Heist-op-den-Berg alle 16- tot 26-
jarigen over het Heistse jeugd- en cultuurbeleid.
De ondervraagden konden hun mening kwijt én actief meedenken via een stellingenspel in
scholen en jeugdbewegingen.


Er kwamen 1009 jongeren aan het woord. Uit de resultaten en de concreet genomen
maatregelen      26   springt voor ons het last-minute ticketsysteem in het oog. Wat elders in dit
hoofdstuk wordt aangehaald, kwam ook hier tot uiting: de Heistse jongeren gaven te kennen
graag op het laatste moment te beslissen of ze een culturele manifestiatie al dan niet
bijwonen.


Naast de klassieke korting, is er voor –26 jarigen een last-minute-systeem (onder de naam
‘YIP-kaarten’) dat speciaal voor die groep enkele tickets beschikbaar houdt tot vlak voor de
aanvang.


Overigens dient hierbij opgemerkt te worden dat zo’n last-minute systeem niet enkel inspeelt
op het planningsgedrag van jongeren. Het creëert ook een exclusiviteitsgevoel, wat zeer
gewaardeerd wordt door jongeren.          27




Samengevat

Het aandeel cultuur is goed vertegenwoordigd binnen de vrijetijdsactiviteiten van jongeren.
Enkele van de meest typische jongeren-vrijetijdsactiviteiten vallen onder de cultuurnoemer:
bioscoopbezoek, het bijwonen van een rock- of popconcert en bibliotheekbezoek. Een
andere interessante, populaire — maar niet per se culturele — jongerenactiviteit is
internetgebruik.


Belangrijk is dat meer dan de helft van de jongeren zelf creatief of kunstzinnig bezig is, een
theater- of toneelvoorstelling bijwoont en niet vies is van een bezoek aan een museum,
tentoonstelling of galerij in de vrije tijd. Een voorbeeld hiervan is ‘AmuseeVous’: dankzij dat
inititatief kan een Rock Werchter bezoeker met zijn polsbandje gratis binnen in 36 musea in
België en Nederland. 18 000 jongeren maakte daar de voorbije twee jaar gebruik van.             28




26Van Campenhout, Daf. ‘AmbRassadeurs 2 - Een duik in de praktijk.’, CultuurNet Vlaanderen, 2005.
Hoofdstuk ‘Jeugd@heis-op-den-berg’
27   Interview met Claire Koreman, maart 2007, CJP Brussel
28   http://www.amuseevous.be, 2007.
                                                                                                     25
We hebben opgemerkt dat in de aangehaalde onderzoeken geen rekening gehouden wordt
met cultuurparticipatie via media als televisie en het internet. Wegens het ontbreken van
cijfers kunnen we enkel besluiten dat de culturele interesse en participatie hoger, maar niet
lager, zou kunnen liggen dan wordt aangenomen.


Bij het aanbieden van informatie over culturele evenementen is kort op de bal spelen de
boodschap: een jongere beslist liefst vandaag wat er vanavond wordt gedaan.
Last-minute tickets zijn daar een goed antwoord op. Zijn die bovendien exclusief voor
jongeren en geven ze garantie op een goede plaats, dan creëert dat een fel gesmaakt
exclusiviteitsgevoel.


De motivatie van jongeren voor cultuurparticipatie ligt vooral in de gemeenschapsfuncties
van cultuur en niet in het artistiek project an sich. De verruiming van het sociaal netwerk en
de versterking van het bestaande zijn belangrijkere redenen. Even belangrijke motivaties zijn
het aangenaam invullen van de vrije tijd en het gevoel hebben opgenomen te worden binnen
de maatschappelijk gewaardeerde kring van cultuurliefhebbers.


Die maatschappelijke status is niet iets waarmee de jongere alleen wil staan. “Zeker in niet-
stedelijke gebieden zijn jongeren op zoek naar gelijkgestemden”, schrijft Franky Devos in een
pleidooi voor het ontwikkelen van jongerencultuursites die zich focussen op zowel data als
dates.    29




De mening van die anderen ten slotte, is eveneens een belangrijke factor in het
beslissingsproces tot cultuurparticipatie. Ze willen weten of iets de moeite waard is en
daarbij luisteren ze veel liever naar een leeftijdgenoot met dezelfde smaak dan naar wat een
journalist in de krant of op een website schrijft.




29   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen.
                                                                                            26
Internetgebruik jongeren
In het voorgaande werd al een kleine hint gegeven over het internetgebruik van jongeren. We
trekken dit gegeven hier verder open: we beperken ons niet enkel tot recreatief gebruik en
bekijken het algemene gebruik.




(Bijna) iedereen surft

Youth Online, een onderzoek dat Insites 30 in 2004 uitvoerde en begin 2005 publiceerde,
geeft aan dat acht op de tien Vlamingen tussen de 18 en de 24 jaar regelmatig op het web
surft.
We hebben geen cijfers uit meer recente onderzoeken voor deze leeftijdsgroep. De evolutie
van het aantal jongvolwassen surfers zegt echter veel: in 2000 surfte 49% regelmatig, in
2002 was dat al 69% en in 2004 stond de teller op meer dan 80%.                    31




Een zeer recent onderzoek door het Onderzoeks- en Informatiecentrum van
Verbruiksorganisaties (Oivo) maakt een zeer duidelijke vaststelling wat betreft 13- tot 18-
jarige jongeren: “iedereen surft”. 96% van de Vlamingen uit die leeftijdsgroep geeft ‘internet
gebruiken’ op als belangrijke vrijetijdsbesteding.           32   Krant ‘De Standaard’ berichtte over het
onderzoek met de veelzeggende kop “Jongere verkiest internet boven televisie”.                 33




Daarenboven surfen jongeren frequent: in 2004, surfte één op de drie elke dag van de week.
Internet is voor jongeren in de eerste plaats een informatiebron, daarna voor velen een
communicatiemiddel en een minderheid geeft ‘entertainment’ op als hoofdreden om te
surfen.    34




Waar jongeren naar op zoek zijn

Informatie over lopende events is de grootste bron van informatie waar jonge
internetgebruikers naar op zoek zijn. Bijna de helft zet dit op de eerste plaats, zo vertelt een
onderzoek dat Franky Devos aanhaalt in Ambrassadeurs.                      35




30   http://www.insites.be, 2006.
31   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen.
32   Studie ‘Jongeren en vrijetijdsbesteding’, OIVO. Brussel, juli 2007.
33   Schepers J. ‘Jongere verkiest internet boven televisie’, De Standaard, do 19 juli 2007.
34   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen.
35   Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 84
                                                                                                        27
Uit een onderzoek dat SMIT uitvoerde in 2003, bleek dat het internet vooral voor jongeren en
toeristen een belangrijk mediakanaal is. Eén van de belangrijkste activiteiten, zo stelde men
ook hier vast, is het gericht zoeken naar informatie. De top 10 van de meest bezochte
websites in België bestaat dan ook bijna uitsluitend uit portaalsites die gerichte informatie
aanbieden.      36




Opnieuw zijn er geen Belgische onderzoeken beschikbaar, toch durven we stellen dat ook in
ons land de kaarten anno 2007 anders geschud zijn. De zogenaamde M-generatie heeft zijn
intrede gedaan.




De M-generatie en social web

De module ‘Experimental Media’           37   die in het masterjaar communicatie- en multimediadesign
gegeven werd, heeft het in een van de eerste hoofdstukken over de M-generatie: jongeren
die geboren zijn vanaf begin jaren ’80 en de opkomst van het internet niet meer bewust
meegemaakt hebben. ‘M’ staat daarbij zowel voor ‘(Multi)Media’ als voor ‘Multitasking’ en
‘Mobile’. We concentreren ons verder op het media-gedeelte.


Media is tegenwoordig overal. Het wordt anders gebruikt als tien jaar geleden en vooral:
media wordt meer dan ooit door ‘ons’ geproduceerd, gevormd en vervormd. Denk daarbij
vooral aan user-generated content: blogs, MySpace, taggs, Flickr, Youtube, ...).


Generatie M stelt zich hier weinig of geen vragen bij. Voor jongeren is internet net zo gewoon
als radio en kranten zijn voor de meesten van ons. Het is te verwachten dat binnenkort
hetzelfde kan worden gezegd over social software.
Het feit dat internet een bidirectioneel systeem geworden is, waarop zelf informatie kan
geplaatst worden, dat echt kan ‘gebruikt’ worden in plaats van enkel gelezen, doet iets
oudere jongeren soms nog versteld staan.
Voor tieners is het ‘normaal’.


Het is interessant om te zien dat al 1200
gebruikers op social software site Last.fm
aangaven dat ze het Pukkelpop festival zullen
bezoeken.      38


Hoewel dat wetenschappelijk gezien niet
representatief is, zegt het wel iets over social
web gebruik in België.



36   SMIT. ‘Onderzoeksrapport over cultuurparticipatie en ICT.’ 2003, Brussel.
37   Hendriks N., Geerts B., Mechels P. ‘Experimental Media’. Media & Design Academie, Genk, 2006.
38   http://www.last.fm/event/92533, stand van zaken op 14 augustus 2007, 16:12u.
                                                                                                     28
Diezelfde vaststelling maakte Jesse Wynants eerder op de blog van het Europese
marketingbureau Boondoggle. Volgens Wynants staat de populariteit van web 2.0 (social
software) platformen aan het begin van een grote groei: “I do have the feeling that the
popular web2.0 platforms are on the rise. Flickr, Last.fm, ... aren't solely early adopter
territory anymore.”     39




Samengevat

“Jongere verkiest internet boven televisie”. De kop waarmee krant De Standaard in juli het
meeste recente vrijetijdsonderzoek bij jongeren aankondigde, vat het mooi samen.


Internet is vanzelfsprekend voor Vlaamse jongeren. 96% van de 13- tot 18-jarigen gebruikt
het regelmatig. De groep 18- tot 24-jarigen klokte in 2004 al op 80% af. Gezien de continue
stijging sinds 2000 en het recentere resultaat van hun jongere medesurfers, durven we
stellen dat ook bij hen internetgebruik een gewoonte is.


Social software of social web zijn geen ‘aparte’ stukken internet. Bekende social software
als chatprogramma MSN en social networking site MySpace zijn goed ingeburgerd. Experten
vermoeden dat nieuwe, meer revolutionaire initiatieven als Last.fm op het punt staan hun
‘early adopters’ fase achter zich te laten.


De M-generatie — mensen die vanaf begin jaren ’80 geboren zijn en de opkomst van het
internet niet bewust meemaakten — is een interessante doelgroep. De M-generatie ziet
internet zelden als een wonderlijke, spannende technologie. Het was er altijd al voor hen en
is net zo gewoon als televisie vandaag is voor de meesten.


Wat social media, social software of social web exact inhoudt, wordt hierna uitgeklaard.




39   Wynants J. ‘Rock Werchter on last.fm’. http://blog.boondoggle.eu, mei 2007.
                                                                                             29
Social media
We geven allereerst enige duiding omtrent ‘social media’ en afgeleiden daarvan. De theorie
daarrond vormt een groot deel van de basis voor wat verder komt.


In het hierop aansluitende hoofdstuk wordt de link gelegd met cultuur. De zogenaamde e-
cultuur kan krachtige voordelen opleveren bij het toepassen van social media principes.




Karakteristieken

Social media kan het best begrepen worden als een groep van nieuwe vormen van online
media die de meeste van volgende karakteristieken delen:           40




‣ Participatie
     Social media moedigt bijdragen en feedback geven sterk aan. Die mogelijkheid is er voor
     iedereen die geïnteresseerd is, waardoor de grens tussen het concept van media en het
     publiek vervaagt.

‣ Openheid
     Typisch staan social media services ook open voor feedback en participatie. Hiermee
     wordt bedoeld dat de informatie die gedeeld wordt en de feedback die gegeven wordt,
     door iedereen in te kijken is. De inhoud is zelden beschermd.
     Meestal is het nodig zich te registreren om te kunnen participeren. Commerciële social
     media services laten veelal iedereen die zich registreert gratis toe, enkel voor extra
     functionaliteit of bepaalde privileges dient in sommige gevallen te moeten worden betaald.

‣ Conversatie
     Daar waar het traditionele media-model over het ‘broadcasten’ — de zender stuurt de
     boodschap in enkele richting naar de ontvangers — van informatie gaat, is ‘conversatie’
     het sleutelwoord bij social media. Communicatie verloopt in beide richtingen, iedereen is
     zowel zender als ontvanger.

‣ Community
     Social media laat het toe om snel een community te vormen, waarbij op een makkelijke en
     efficiënte manier met elkaar gecommuniceerd kan worden over gemeenschappelijke
     interesses.




40   ‘What is social media? (v1.3)’, Spannerworks, januari 2007.
                                                                                              30
‣ Connecties
     De meeste vormen van social media bestaan doordat ze verschillende media met elkaar
     verbinden, combineren en als een duidelijk, werkbaar geheel aanbieden.



Het sociale web

Wie de opkomst van het WWW (World Wide Web), de set van regels die instaat voor de
presentatie van al dan niet grafische pagina’s op het internet, een beetje volgde zal
misschien — terecht — opmerken dat een aantal van de hiervoor besproken social media
principes toch al van bij het begin deel uitmaakten van de filosofie die bij deze ontwikkeling
door de ontwerpers werd gevolgd. Tim Berners-Lee, die samen met de Belg Robert Cailliau
het WWW uitvond, had het toen al over de sociale mogelijkheden van het internet zoals die
nu aan het opkomen zijn, over nieuwe vormen en manieren van communiceren. 41


Die sociale mogelijkheden, die wij eerder onder ‘social media’ bespraken, worden daarnaast
vaak onder de noemer web 2.0 geplaatst. Er zijn echter verschillende groepen mensen die
deze term gebruiken als vaste titel voor verschillende principes. De discussie over wat web
2.0 nu eigenlijk is (een technologische evolutie, een sociale evolutie van het web of een
marketing buzzword) 42 is er één die wellicht nooit tot een eensgezinde conclusie zal leiden.


We wijzen hier kort op deze discussie omdat een aanzienlijk deel van de webontwikkelaars
zich zou kunnen afvragen waarom we de term ‘social media’ verkiezen boven ‘web 2.0’.
Om onduidelijkheid en verwarring uit te sluiten, is het enige antwoord. We hanteren verder
de term ‘social media’, aangezien daarover eensgezinde duidelijkheid is wat betreft de
betekenis en interpretatie ervan: het gaat dan puur over de sociale- en
communicatiegevolgen van de internetevolutie. ‘Social web’ is dan een vorm van social
media, waarbij de communicatie via het medium ‘web’ verloopt.



Metamorfose in de technologiecultuur

Berners-Lee heeft uiteraard gelijk als hij zegt dat het web van begin af aan ontworpen was
zoals het zich nu aan het manifesteren is: “it’s about connecting people”. Toch stellen we dat
er nu werkelijk een evolutie plaatsvindt: het is pas sinds kort dat men overschakelt van ‘het
kopiëren van traditionele media-formats’ naar het soort van ontwikkelen dat mensen in staat
stelt met elkaar te communiceren.




41   Berners-Lee, Tim. Fischetti, Mark. ‘Weaving the Web’, Harper, 1999, San Francisco.
42   Wynants, Jesse. ‘Aggregating the web’, Media & Design Academie (KHLim), 2006, Genk.
                                                                                            31
Op een lezing over social media, haalt Tom De Bruyne van het marketing bureau i-Merge, de
metamorfose aan die zich steeds weer manifesteert in de technologiecultuur.                   43


Die metamorfose werd in 1977 beschreven door Paul Levinson, een Amerikaanse auteur en
professor Communicatie en Media Studies, verbonden aan de Fordham University in New
York.    44




Volgens Levinson kost het enige tijd eer een nieuwe technologie ‘aanvaard’ wordt en eer
men de ‘echte mogelijkheden’ (het volledige potentieel) leert kennen of gebruiken. De manier
van gebruiken doorloopt drie fases: ‘toy’, ‘mirror’ en ten slotte ‘art’.


Om de ‘toy’-fase te illusteren, gebruikt Levinson film als voorbeeld. Toen het voor het eerst
mogelijk was beelden op film vast te leggen en die te projecteren, was de fascinatie voor de
technologie op zich zo groot dat er geen aandacht werd besteed aan de inhoud: “The first
film makers were not artists but tinkerers. … Their goal in making a movie was not to create
beauty but to display a scientific curiosity. The invention of the first cameras and projectors
set a trend that was to repeat itself with the introduction of every new movie invention: the
invention was first exploited as a novelty in itself.”


Een voorbeeld van de ‘mirror’-fase van het internet, hoeven we volgens De Bruyne niet zo
heel ver terug te gaan zoeken. Toen de geschreven pers het web ontdekte, werden
bestaande magazines digitaal aangeboden. De webvariant was vaak een heel letterlijke
kopie van het reële exemplaar. Een frappant voorbeeld is de online versie van de anders wel
vooruitstrevende krant De Morgen: zelfs tot 2006 was dat niet meer dan het gedrukte
exemplaar in PDF-formaat.
Ook een gedeelte van de marketingwereld zit nog in de spiegelfase: net als billboards in het
straatbeeld, vind je op het web een tegenhanger in de vorm van banners. Dat is echter een
achterhaalde reclamevorm: studies wijzen uit dat regelmatige intergebruikers zich ‘trainen’ in
het ontwijken van banners: de typische plaatsen waar die dingen zich bevinden, worden
onbewust ontweken bij het bekijken van een webpagina. De Bruyne vergelijkt ook met de
televisie: in de spiegelfase was het journaal niets meer dan een radiojournaal waar toevallig
een camera op de nieuwslezer stond: alle nieuwsberichten werden gewoon voorgelezen,
zonder filmpjes of foto’s, zonder camerawisselingen of reporters ter plaatse.


De Bruyne denkt dat we nu aan het begin staan van de laatste fase: het internet wordt niet
meer gezien als doel op zich (“ik moet als bedrijf aanwezig zijn op het net”), maar de nadruk
ligt nu veel sterker op de inhoud.




43Tom De Bruyne (i-Merge), lezing op ‘leerstoel Jos Willems — Hoe revolutionair zijn sociale media?’, Inter-
national Convention Center Ghent, 15 maart 2007, Gent.
44   Levinson, P. "Toy, Mirror, and Art: The Metamorphosis of Technological Culture." Etc. (June), 1977.
                                                                                                           32
Social web

Zoals gezegd is ‘social web’ die vorm van social media, waarbij de communicatie via het
medium ‘web’ verloopt. We overlopen de belangrijkste basistypes en bekijken dan enkele
geavanceerde of ‘samengestelde’ types.



Belangrijke basistypes van ‘social web’

‣ Blog
     Een online logboek waarop de auteur(s) persoonlijk getinte artikels plaatst. Het meest
     recente artikel staat altijd bovenaan.
     Lezers kunnen commentaar en bemerkingen schrijven die dan onder het artikel
     verschijnen. Ook op die commentaar kan weer gereageerd worden door medelezers of
     door de auteur van de blog.

‣ Social network site
     Een website waarop de gebruikers ervan op een makkelijke manier een netwerk kunnen
     uitbouwen. Zo’n netwerk kan — net zoals in de offline wereld — bestaan uit vrienden,
     collega’s, professionele contacten of combinaties daarvan.
     Het bekendste voorbeeld is het razend populaire MySpace45 (107 mijoen leden wereldwijd
     op moment van schrijven).

‣ Content community
     Een online community over een bepaald onderwerp. Leden brengen informatie aan die
     door de community wordt gecategoriseerd, beoordeeld en besproken. Men spreekt van
     een zelf-regulerend model.
     Bekende voorbeelden: Flickr 46 (foto’s), del.icio.us 47 (links), YouTube48 (video’s).

‣ Wiki
     Een website waarop gebruikers informatie (tekst) kunnen plaatsen. In tegenstelling tot een
     content community, kunnen andere leden de informatie zelf wijzigen. Er ontstaat zo een
     gemeenschappelijk document waarvan een stijgend aantal gebruikers de auteur zijn.
     Bekendste voorbeeld: Wikipedia 49 (online encyclopedie die 1,5 miljoen artikels bevat in de
     Engelse taal alleen al).




45   http://www.myspace.com, 2007.
46   http://www.flickr.com, 2007.
47   http://del.icio.us, 2007.
48   http://www.youtube.com, 2007.
49   http://www.wikipedia.org, 2007.
                                                                                              33
‣ Forum
     Een online discussie website. Er is meestal één ruim onderwerp dat de leden bindt
     (bijvoorbeeld: ‘rockmuziek’). De discussies, die beginnen doordat een lid een bericht
     plaatst, zijn onderverdeeld in verschillende categorieën (‘optredens’, ‘cd besprekingen’,
     ‘onzin-hoekje’, ‘nieuws’, …).



Social event calendar

We hadden het net over types van social media. Een social event calendar is van het type
content community, waarbij het onderwerp ‘evenementen’ zijn. Het in 2005 door Yahoo
opgekochte Upcoming.org 50 laat leden toe om eender welk evenement toe te voegen aan
een grote database. Andere leden kunnen dan vragen of opmerkingen plaatsen over dit
evenement, het toevoegen aan hun favorieten of zelfs aangeven dat ze er ook aan
deelnemen.


Op die manier kan er bijvoorbeeld gezien worden welke andere Upcoming.org-leden
volgende maand naar het concert van The Red Hot Chilly Peppers gaan in New York. En zie:
het wordt steeds duidelijker welke potentieel de Vlaamse (e-)cultuur ongebruikt laat.



Social event calendar als module

Een steeds vaker voorkomend — en wellicht ook aantrekkelijker — fenomeen is het gebruik
van social event calendars als tool, als een module die in een bestaande social media
website wordt geïntegreerd.


Het relatief bekende Last.fm51 is een content community over muziek. Er zitten andere
types van social media in verwerkt. Zo kan er niet enkel gecommuniceerd worden over een
bepaald concert (content), gebruikers kunnen ook aangeven naar welke concerten ze gaan.
Er ontstaat zo een persoonlijke kalender per gebruiker.


Als gebruiker kun je dan de kalenders bekijken van anderen die bijvoorbeeld dezelfde
muziekvoorkeur hebben als jezelf. Het gaat zelfs nog verder. Er is ook de mogelijkheid om
een dynamische kalender te laten samenstellen door het systeem, die gebaseerd is op
verschillende voorkeuren van jezelf.
Zo wordt er rekening gehouden met de evenementen waar gebruikers die je als ‘vriend’ hebt
aangeduid, met je persoonlijke muziekvoorkeur en met de locatie die je hebt opgegeven.




50   http://www.upcoming.org, 2007.
51   http://last.fm, 2007.
                                                                                                 34
Resultaat: een overzicht met concerten en festivals die bij jou in de beurt plaatsvinden en die
aansluiten bij jouw smaak en/of de smaak van jouw (online) vrienden.


Naast een beschrijving te zijn van een social event calendar, is dit ook een heel mooi
voorbeeld van het hierop naadloos aansluitende volgende stuk: social recommendation.


                                                                                           35
Het belang van ‘Recommendation’

“If you like this, you might also like that”

Het recommendation principe is interessant en wordt steeds meer toegepast. Eén van de
eerste en waarschijnlijk de bekendst website die hiermee begon is de online boeken-, film-
en muziekwinkel Amazon 52.


Het begon met een zinnetje als: “If you like this item, you might also like …”. Dat stond bij
het product dat je aan het bekijken was. Er volgde dan een opsomming van enkele andere
producten waarvan een algoritme bepaalde dat je ze ook wel interessant zou kunnen vinden.



Social recommendation

Binnen social media wordt zo een ‘aanraders’-systeem vaak toegepast. Soms wordt het
expliciet geïmplementeerd als functie, op andere momenten ontstaat het spontaan, als
gevolg van de activiteiten die gebruikers op zo’n website uitvoeren.




Op de Amazon site die bestaat op het moment van schrijven, staat nu bij een product “What
do customers ultimately buy after viewing this item?” en ook “Customers who bought this
item also bought …”.




Amazon brengt die mening en dat gedrag van andere klanten veel prominenter in beeld dan
wat het algoritme voorstelt: het gaat ervan uit dat potentiële klanten veel meer belang
hechten aan wat andere klanten denken, dan aan wat ‘de website’ zegt.




52   http://www.amazon.com, 2006.
                                                                                                36
Er wordt gesproken van social recommendation wanneer mensen die zich in een gelijke
situatie (‘klanten onder elkaar’ en niet ‘bedrijf aan klant’) bevinden, elkaar bewust of
onbewust aanraders doorgeven. 53


Op webapplicatie Last.fm (zie case study), vindt er zowel impliciete als expliciete social
recommendation plaats.


Onbewust en impliciet heeft de dynamische, gepersonaliseerde kalender die functie: je ziet
naar welke muziek je vrienden luisteren en naar welke concerten ze gaan.




Tevens kun je als gebruiker muziek gaan aanraden aan zowel je vrienden als aan een groep
van gebruikers die daarin geïnteresseerd zou kunnen zijn.



The Long Tail

Bovendien heeft zulke software een interessant gevolg, bekend onder de marketingterm
‘The Long Tail’: recommendation engines verhogen de kans op het vinden en/of
consumeren van producten die beschouwd worden als obscuur of als bestemd voor slechts
een kleine groep geïnteresseerden.          54




Anders gezegd: door op Amazon de pagina over de laatste cd van Britney Spears te
bekijken, kan je makkelijk terechtkomen bij Pink en zo bij No Doubt, waar je dan weer The
Selecter wordt aangeraden, een groep die je anders nooit opgevallen zou zijn.




53   http://www.last.fm/tour/discover/, 2007.
54   Anderson, Chris. ‘The Long Tail’, Wired, oktober 2004.
                                                                                             37
Amazon haalt door dit fenomeen meer inkomsten uit de grote groep ‘minder bekende’
artiesten dan uit de eerder kleine groep supervedetten die voor de invoering van het
recommendation systeem voor nagenoeg àlle omzet zorgden.
Je kan dit ook anders bekijken, vanuit het standpunt van de klant: het is veel makkelijker
geworden om datgene te vinden dat het beste aansluit bij jouw wensen.


Indien we het social recommendation systeem toepassen op een culturele portaalsite zoals
Cultuurweb of het op jongeren gericht Gobots 55, dan zou er een digitaal, organisch — want
door de gebruikers zelf in stand gehouden — systeem ontstaan dat het juiste cultuuraanbod
presenteert aan de juiste persoon. En laat dat nu net één van de nieuwe uitdagingen van e-
cultuur zijn. (zie verder)




55   http://gobots.be, 2006.
                                                                                             38
E-cultuur

Situering

De rol van het internet in de relatie tussen publiek en aanbod

Publieksopkomst is al sinds het begin de hoofdrolspeler in het debat rond cultuurparticipatie.
Er is echter het belangrijke besef gekomen dat niet zozeer de hoeveelheid publiek er toe
doet maar wel de hoeveelheid juiste publiek. In marketing-termen spreekt men van sociale
mix. Niet iedereen hoeft overgehaald te worden om elke culturele manifestatie bij te wonen.
Men is beginnen nadenken over de kwaliteit van de relatie tussen publiek en aanbod.


Het Internet is daar een rol in gaan spelen. Het biedt uitgebreide mogelijkheden om het juiste
publiek op een vlotte manier in contact te brengen met de juiste cultuur.


Een artikel56 van Geert Sels, cultuurredacteur van De Standaard, laat enkele specialisten aan
het woord over de mogelijkheden van e-cultuur: Jos de Haan (senior onderzoeker Sociaal
Cultureel Planbureau), Dirk De Wit (Digitaal Platform van de steunpunten Instituut
Audiovisuele Kunst en Instituut Beeldende Kunst), Olga Van Oost en An Lavens
(wetenschappelijke medewerkers vakgroep SMIT, Vrije Universiteit Brussel, en Stefan Kölgen
en Ann Laenen van Kölgen&Laenen.


Er wordt gesteld dat e-cultuur enerzijds — en het speelt dan de rol van marketingtool — kan
helpen bij het optimaliseren van de communicatie van cultuurorganisaties, anderzijds kan het
een omgeving bieden die het mogelijk maakt voor het publiek om dichter bij het (kunst)werk
te komen. Een contentcommunity (zie eerder in ‘Belangrijke types van social media’) rond
cultuur zou daarvan een voorbeeld kunnen zijn.


Zo’n contentcommunity hoeft niet per se de ‘informatie over kunstwerken’ te bevatten, ze
kan ook de kunstwerken zelf bevatten. Een beeldend kunstenaar zou een contentcommunity
als virtueel museum kunnen gebruiken.


We vermoeden — als het al geen werkelijkheid geworden is — dat het niet lang meer zal
duren vooraleer een theatergezelschap een voorstelling speelt in de online wereld Second
Life. Een virtuele theatervoorstelling met virtuele acteurs, voor een virtueel publiek — het
toppunt van e-cultuur.




56   Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003.
                                                                                               39
Een medium voor cultuurparticipatie

Kunstenaars gaan soms nog verder: e-cultuur is dan niet louter een middel om informatie
over ‘afgewerkte’ kunstwerken of manifestaties te voorzien, het is een manier om een
publieke, virtuele ruimte te voorzien waar gebruikers kunnen bijdragen in het
creatieproces. 57


                                 Op het moment van schrijven, begin mei, vond net de opening
                                 van een open source museum plaats in de virtuele wereld Second
                                 Life: het OSMOSA (Open-Source Museum of Open-Source Art).                58




                                 Het is een initiatief van een groep studenten van Brown University.
                                 Het museum ligt in Second Life’s Eson regio        59   en de kunstwerken
                                 die het tentoon stelt, kunnen aangepast, gekopieerd of ook
                                 verwijderd worden.


Het museum zélf is eveneens aan te passen, wat een dynamisch kunstgebouw als resultaat
heeft. Dat aanpassen vond al plaats tijdens de openingsreceptie: iemand bracht onder
andere ruimtehelmen aan op Manets ‘Olympia’.




57   De Wit, Dirk. ‘Digitaal platform van de steunpunten IAK en IBK’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003, p. 33
58   Otero, A. ‘Open-Source Museum Opens in Second Life’, 4 mei 2007, Rhizome.org.
59   secondlife://Eson/30/235/63, 2007.
                                                                                                         40
E-cultuur in Vlaanderen

Eénrichtingsverkeer

Hoewel verschillende Vlaamse cases die in 2003 liepen in die richting wijzen, was (en is) er
twijfel bij specialisten over het verband tussen de net besproken twee rollen. Men durft nog
niet te stellen dat mensen die — aangetrokken door het inhoudelijke klimaat — lid worden
van een virtuele community van een kunsthuis, op een gegeven moment ook werkelijk
opduiken bij manifestaties.


Olga Van Oost (wetenschappelijk medewerker vakgroep SMIT, VUB) stelt dat zo’n
community eerder bijdraagt tot de verdieping van de participatie — het versterken van de
participatie-ervaring dus — dan tot de uitbreiding van het aantal reële participanten.       60




Merk hierbij op dat men het heeft over communities die georganiseerd en opgezet worden
vanuit een kunsthuis. Het voorbeeld dat men in het artikel gebruikt is de community die
nieuwe-mediaspecialist Kölgen&Laenen ontwierp voor Het Paleis.               61




Nog steeds gebruikt het grootste deel van de culturele instellingen het Internet als een
digitaal verlengstuk van de klassieke communicatiemiddelen, zoals programmaboekjes,
mailing, flyers en affiches. De website bevat een programma en er kunnen eventueel meteen
tickets besteld worden via die weg. Hoewel men de informatie in sommige gevallen
gepersonaliseerd aanbiedt, is dit nog steeds puur eenrichtingsverkeer.


Sinds enkele jaren is er de verschuiving van e-cultuur als ‘digitale marketingtool’ naar
‘middel om het publiek actief aan te spreken’ in werking getreden. Ofwel: culturele
instellingen beginnen de mogelijkheden van social media te ontdekken.



Sociale e-cultuur in Vlaanderen

Zoals gezegd kan e-cultuur het toelaten aan culturele organisaties om ruimte te geven aan
een actievere inbreng van het publiek. Hoe moet dat dan concreet gezien worden?


Daar waar bij ‘e-cultuur als marketingtool’ alle initiatief bij de cultuurorganisator ligt — hij
stuurt een nieuwsbrief, eventueel aangepast aan het profiel van de ontvanger, verschuift dit
bij sociale e-cultuur voor een groot gedeelte naar de gebruiker.




60   Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003, p. 20
61   http://www.hetpaleis.be en http://www.kandl.be (2006)
                                                                                                   41
De cultuurorganisator reikt de middelen aan (een website met social media eigenschappen
bijvoorbeeld) en de gebruiker beslist op welke manier die middelen worden gebruikt.
Gebruikers worden niet alleen vrij om te kiezen hoe ze reageren, ze krijgen ook de
mogelijkheid om te kiezen met wie ze dat doen.
Er ontstaat een virtuele community waar mensen met elkaar communiceren over gedeelde
interesses en in die structuur reflecteren op wat de organisator aanbiedt.


Geert Sels somt enkele vaststellingen op, omtrent de niet erg uitgebreide maar
interessante — en in Vlaanderen een voortrekkersrol spelende — communitysite van
theaterhuis Het Paleis.      62   De bestaande site werd uitgebouwd tot een community die
bestond uit een forum, er werden af en toe chatsessies georganiseerd, gebruikers konden
een profiel aanmaken en — in 2003 en zeker in de cultuursector vooruitstrevend — artiesten
hielden een weblog bij over producties die ze aan het voorbereiden waren.


Laten we enkele relevante vaststellingen overlopen en er het daarover recent verschenen
publieksonderzoek 63 aan vastkoppelen:


‣ de website hetpaleis.be kende in één jaar tijd een verdubbeling van het aantal unieke
     bezoekers (3 728 naar 7 865). Dat aantal bleef nog stijgen. Social e-cultuur, besluit men in
     het onderzoek, is aantrekkelijker dan ‘puur informatieve e-cultuur’;

‣ de ondervraagden behoorden overwegend tot de groep 14 tot 24-jarigen, wat zeer goed
     aansluit bij de doelgroep van het theaterhuis. Zo’n 31% komt maandelijks langs, 65% surft
     regelmatig naar de community;

‣ 87% van de websitebezoekers zag ooit al eens een voorstelling in of van Het Paleis. Dat
     betekent dat 13% puur virtuele bezoekers zijn die daar terechtkwamen op zoek naar
     informatie of aangetrokken door de online activiteiten.
     Reële en virtuele bezoekers komen in contact met elkaar en uit opmerkingen van
     respondenten blijkt dat het zeer effectieve marketingfenomeen mond-tot-mondreclame er
     plaatsvond: sommige virtuele bezoekers werden overtuigd of kregen meer interesse om
     deel te nemen aan voorstellingen door reële bezoekers.

Sels maakt ten slotte nog een interessante opmerking: “Tot dusver is de omvang van de
groep niet-participerende, maar wel in cultuur geïnteresseerde mensen nog in geen enkel
onderzoek in kaart gebracht.”
Die zou wel eens groter kunnen zijn dan verwacht. In elke geval bestaat deze groep. De
resultaten van het publieksonderzoek van Het Paleis bewijzen niets, maar wijzen wel in een
aantrekkelijke richting: sociale e-cultuur zou een middel kunnen zijn om geïnteresseerde niet-
participanten te stimuleren tot participatie.



62   Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003.
63 Laenen, Ann. ‘Een portret van HETPALEISpubliek: cijfers, feiten en wetenswaardigheden - Bundeling pu-
blieksonderzoeken 2001-2005, Antwerpen, 2007.
                                                                                                      42
Deel 2 —
Kwalitatief onderzoek




                    43
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)
Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)

Contenu connexe

Similaire à Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)

Cultuurspreiding: uitdagingen en evoluties
Cultuurspreiding: uitdagingen en evolutiesCultuurspreiding: uitdagingen en evoluties
Cultuurspreiding: uitdagingen en evolutiesEvi Gillard
 
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerk
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerkConnectar, jouw eigen cultuurnetwerk
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerkErfgoed 2.0
 
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waarde
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waardeDe bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waarde
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waardeJose Remijn
 
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper Cultuurkritiek
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper CultuurkritiekUniversiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper Cultuurkritiek
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper CultuurkritiekThisco
 
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaert
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaerttalkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaert
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaertladda
 
column crossmedia café
column crossmedia cafécolumn crossmedia café
column crossmedia caféErfgoed 2.0
 
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-Holland
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-HollandSigfried Janzing - Streekarchief Midden-Holland
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-HollandKVANdagen
 
KVAN-dagen 2014 - Programma
KVAN-dagen 2014 - ProgrammaKVAN-dagen 2014 - Programma
KVAN-dagen 2014 - ProgrammaKVANdagen
 
Speech minister Schauvliege
Speech minister SchauvliegeSpeech minister Schauvliege
Speech minister Schauvliegepulsenetwerk
 
MAS - A la karte bevraging Ladda
MAS - A la karte bevraging LaddaMAS - A la karte bevraging Ladda
MAS - A la karte bevraging LaddaLOCUS vzw
 
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1Patrick Berghe
 
1 Sw Inleiding Scw 1ste Les
1 Sw Inleiding Scw 1ste Les1 Sw Inleiding Scw 1ste Les
1 Sw Inleiding Scw 1ste LesWannes Mingels
 
Bibliotheken En Social Media
Bibliotheken En Social MediaBibliotheken En Social Media
Bibliotheken En Social MediaJan Klerk
 
Brochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijs
Brochure beeldgeletterdheid - Departement OnderwijsBrochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijs
Brochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijsgrundvig
 
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door u
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door uRoel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door u
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door uErfgoedland
 
Design for circumstance engagement essay Marvin Fernandes
Design for circumstance engagement essay Marvin FernandesDesign for circumstance engagement essay Marvin Fernandes
Design for circumstance engagement essay Marvin FernandesMarvin Fernandes
 
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...UiTnetwerk - CultuurNet Vlaanderen
 

Similaire à Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007) (20)

Cultuurspreiding: uitdagingen en evoluties
Cultuurspreiding: uitdagingen en evolutiesCultuurspreiding: uitdagingen en evoluties
Cultuurspreiding: uitdagingen en evoluties
 
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerk
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerkConnectar, jouw eigen cultuurnetwerk
Connectar, jouw eigen cultuurnetwerk
 
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waarde
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waardeDe bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waarde
De bibliotheek uit de kast! Een open collectie van betekenis en waarde
 
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper Cultuurkritiek
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper CultuurkritiekUniversiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper Cultuurkritiek
Universiteit Antwerpen Ken Lawrence Paper Cultuurkritiek
 
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaert
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaerttalkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaert
talkie walkie congres - kris rutten en ronald soetaert
 
column crossmedia café
column crossmedia cafécolumn crossmedia café
column crossmedia café
 
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-Holland
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-HollandSigfried Janzing - Streekarchief Midden-Holland
Sigfried Janzing - Streekarchief Midden-Holland
 
KVAN-dagen 2014 - Programma
KVAN-dagen 2014 - ProgrammaKVAN-dagen 2014 - Programma
KVAN-dagen 2014 - Programma
 
scriptieaf
scriptieafscriptieaf
scriptieaf
 
Speech minister Schauvliege
Speech minister SchauvliegeSpeech minister Schauvliege
Speech minister Schauvliege
 
Social media 1 (masterclass 8 LPB-congres 2011)
Social media  1 (masterclass 8 LPB-congres 2011)Social media  1 (masterclass 8 LPB-congres 2011)
Social media 1 (masterclass 8 LPB-congres 2011)
 
MAS - A la karte bevraging Ladda
MAS - A la karte bevraging LaddaMAS - A la karte bevraging Ladda
MAS - A la karte bevraging Ladda
 
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1
Introductie in het beroepsveld: Hoofdstuk 1
 
1 Sw Inleiding Scw 1ste Les
1 Sw Inleiding Scw 1ste Les1 Sw Inleiding Scw 1ste Les
1 Sw Inleiding Scw 1ste Les
 
Bibliotheken En Social Media
Bibliotheken En Social MediaBibliotheken En Social Media
Bibliotheken En Social Media
 
Brochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijs
Brochure beeldgeletterdheid - Departement OnderwijsBrochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijs
Brochure beeldgeletterdheid - Departement Onderwijs
 
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door u
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door uRoel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door u
Roel Daenen en Tijl Vereenooghe - Voor u, met u en door u
 
Buurtbox
BuurtboxBuurtbox
Buurtbox
 
Design for circumstance engagement essay Marvin Fernandes
Design for circumstance engagement essay Marvin FernandesDesign for circumstance engagement essay Marvin Fernandes
Design for circumstance engagement essay Marvin Fernandes
 
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...
UiTforum XL 2017: Als vrijetijdsorganisator samenwerken met een armoedevereni...
 

Plus de Bram Vanderhaeghe

E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)
E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)
E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)Bram Vanderhaeghe
 
Een website die wérkt (EROV, 2012)
Een website die wérkt (EROV, 2012)Een website die wérkt (EROV, 2012)
Een website die wérkt (EROV, 2012)Bram Vanderhaeghe
 
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)Bram Vanderhaeghe
 
Een website die werkt (Hogeschool Gent)
Een website die werkt (Hogeschool Gent)Een website die werkt (Hogeschool Gent)
Een website die werkt (Hogeschool Gent)Bram Vanderhaeghe
 
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)Bram Vanderhaeghe
 
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)Bram Vanderhaeghe
 

Plus de Bram Vanderhaeghe (7)

E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)
E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)
E-commerce vs e-business (Ieper, 27-08-2012)
 
Een website die wérkt (EROV, 2012)
Een website die wérkt (EROV, 2012)Een website die wérkt (EROV, 2012)
Een website die wérkt (EROV, 2012)
 
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)
Responsive Web Design (Microsoft Web & Phone UX Tour 2011)
 
Een website die werkt (Hogeschool Gent)
Een website die werkt (Hogeschool Gent)Een website die werkt (Hogeschool Gent)
Een website die werkt (Hogeschool Gent)
 
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)
E-commerce vs. e-business (Ondernemerscentrum Kortrijk)
 
Design for persuasion 2010
Design for persuasion 2010Design for persuasion 2010
Design for persuasion 2010
 
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)
Een succesvolle web community (Barcamp Gent, 2008)
 

Cultuurdating (master thesis C-MD, 2007)

  • 1. Cul- tuur dating Onderzoek naar, en conceptualisering van een sociaal, digitaal cultuurplatform voor jongeren met de combinatie ‘data & dates’ als motor Bram Vanderhaeghe | 2007 | Media & Design Academie
  • 2. Masterproef Communicatie- & Multimedia Design ‘cultuurdating’ Bram Vanderhaeghe, 2007 Media & Design Academie | Katholieke Hogeschool Limburg Promotors & coaches Liesbeth Huybrechts en Kris Aerts. Bedankt... Vrienden en familie voor het meevolgen en voor fijne afleiding wanneer het nodig was. Docenten en studenten van C-MD voor twee interessante (en amusante) jaren. CJP medewerkers en jongerenredactie voor uitgebreide feedback en lekkere koffie. Alle mensen, al dan niet experts, die tijd maakten om hun mening te geven over het concept en de uitwerking ervan. Papa en Stef die elk een grote deel tekst op taalfouten nakeken. Extra dank aan Liesbeth en Kris om tijd te maken en te coachen tot het absolute einde. 2
  • 3. “Happiness is not in the mere possession of money; it lies in the joy of achievement, in the thrill of creative effort.” Franklin D. Roosevelt 3
  • 4. Over het taalgebruik In dit werk worden Engelstalige termen doorheen het Nederlands gebruikt. De materie die hier behandeld wordt is jong en typisch ervoor is dat ontwikkelingen vaak geen landsgrenzen — en dus taalgrenzen — kennen. Termen als social media, social event calendar, content community, … kunnen mits een beetje taalinventiviteit moeiteloos naar het Nederlands vertaald worden. Het nadeel is dat ze daarbij hun betekenis gedeeltelijk, en hun bekendheid nagenoeg volledig verliezen. Omwille van die redenen is in dit werk het breed aanvaarde gebruik om in deze geen vertalingen door te voeren, gevolgd. 4
  • 5. Abstract Communiceren, jongeren en cultuur. Er is al heel wat geschreven en onderzocht over de combinatie van deze drie termen. Er is echter iets wat telkens weer opvalt wanneer we bijvoorbeeld in het plaatselijke jeugdcafé even rondvraag doen: de meerderheid weet niet dat ‘Kommil Foo’ over 3 weken in het cultuurcentrum speelt. Sommigen weten het dan weer wel, maar kennen niemand die er heengaat, wat hen tegenhoudt een kaartje te kopen. Kennissen die enthousiast worden en mee willen gaan, halen in dergelijke etablissementen zelden een agendaatje boven om de date meteen ook te noteren. Een week na het optreden, vraagt een enkeling dan “wanneer Kommil Foo nu weer kwam?”. Die net geschetste situatie zette ons al vaker aan het denken. Het feit dat we ook ontwikkelaar zijn van de website van een cultuurcentrum én actief social webgebruiker, deed ons nadenken over een oplossing in de combinatie van cultuur en social media. Literatuuronderzoek leert ons dat de aangehaalde situatie ook wetenschappelijk te verklaren is: de ervaring van het bijwonen van een voorstelling wordt sterk beïnvloed door het gezelschap waarin je vertoeft. Meestal is het veel leuker met anderen naar ‘Kommil Foo’ te gaan, te genieten van de voorstelling en achteraf nog wat na te praten in de cafetaria, dan er in je eentje al dan niet te zoeken naar een andere eenzame bezoeker. Ook social media blijkt in het plaatje te passen. Dat verschijnsel is meer dan een hype. Niet enkel, maar vooral op het web, is een evolutie van socialisatie zichtbaar. Er vormen zich zogenaamde online communities: virtuele netwerken van mensen die een interesse delen en daarover communiceren met elkaar. Ze maken op die manier zelf de inhoud — user generated content is een vaak gehoord begrip dezer dagen. Die inhoud is soms cultuur. Vooralsnog doet de cultuursector zelf niet veel moeite om het potentieel van dat continu groeiende aantal actieve, sociale internetgebruikers te benutten. Een uitzondering die lichtjes gehyped werd in de cultuursector is de Vooruit. Dit Gentse cultuurhuis lanceerde onder de naam Vooruit 2.0 een social web applicatie. Jammer genoeg durfde men geen afstand doen van de klassieke top-down structuur: de organisator bepaalt de inhoud en creëert het kader, de gebruikers mogen enkel daar op reageren. ‘user generated comment’ past hier beter. Jongeren zijn een interessante doelgroep. Niet alleen omdat wij er zelf toe behoren maar omwille van hun houding tegenover het internet. De jongeren van nu, mensen die vanaf begin jaren ’80 geboren zijn, maakten de opkomst van het internet niet bewust mee. Ze worden de M-generatie genoemd. Die M-generatie ziet internet zelden als een wonderlijke, spannende technologie — tenzij het studenten Communicatie en Multimedia Design zijn. Het was er altijd al voor hen en is net zo gewoon als televisie vandaag is voor de meesten. 5
  • 6. We gaan na wanneer e-cultuur — dat is cultuur(communicatie) via het internet — sociaal te noemen is. Wat houdt dat concreet in en hoe tracht men daarmee de beleving van cultuurparticipatie te versterken? Net die sociale component is aantrekkelijk voor jongeren, getuige het succes van MSN, MySpace en zelfs het oprukkende Facebook. Er wordt besproken wat de belangrijkste factoren zijn die jongeren aanzetten en inspireren tot cultuurparticipatie en -communicatie en hoe die toepasbaar zijn in het digitaal, sociaal cultuurplatform dat we voor ogen hebben. Het basisidee, hetgeen de aanzet vormde voor deze thesis, was een website als Cultuurweb, waarop kan gezien worden wie er nog naar dat ene evenement gaat. Tijdens de literatuurstudie, gesprekken met vrienden, medestudenten en de verantwoordelijke voor jongerencommunicatie in het plaatselijke cultuurcentrum, groeide het idee voor een uitgebreid digitaal cultuurplatform voor jongeren. ‘Cultuurdating’ is de werktitel van die social web applicatie. Die applicatie is een mix van een content community en een sociale — door de community gestuurde — kalender, gevuld met culturele manifestaties. De focus ligt hierbij op het ontwerp: zowel conceptueel als in de zin van interaction design: grafiek, usability, informatie organisatie, … Het is niet de bedoeling te bewijzen dat net déze applicatie zal werken. Wel willen we tonen hoe verschillende (belangrijke) aspecten van cultuurbeleving door jongeren ook — en soms zelfs vooral — in social media aan bod kunnen komen. We laten zien wat er mogelijk is en welk potentieel de Vlaamse cultuursector voorlopig onbenut laat. Het doel is dat jongeren met interesse voor cultuur er elkaar kunnen vinden, ervaringen en meningen delen. Ze beïnvloeden en stimuleren elkaar bewust én onbewust en breiden zo hun netwerk uit met gelijkgestemde cultuurminnaars. Het platform voorziet in een laagdrempelig ‘meeting’ of ‘dating’ systeem: wie zin heeft in een avondje cultuur hoeft niet alleen te gaan maar vormt een groepje met ‘cultuurdaters’ die hetzelfde plan hebben. Een cultuurhuis wordt dan écht sociaal: je bezoekt een museum met mensen die dezelfde interesse hebben, je ziet op voorhand welke ‘virtuele’ kennissen naar die ‘echte’ theatervoorstelling gaan, … Vooral handig voor wiens reële kennissenkring geen uitgebreid aantal cultuurminnaars telt, laat staan cultuurliefhebbers met dezelfde voorkeuren die graag cultuurmanifestaties afschuimen. 6
  • 7. Inhoudstafel Inleiding 9 DEEL 1 — LITERATUURSTUDIE: ‘OVER CULTUUR, SOCIAL MEDIA EN JONGEREN’ Cultuur 12 Het begrip ‘cultuur’.................................................................................................................. 12 Cultuurparticipatie................................................................................................................... 15 Samengevat.................................................................................................................................. 16 Cultuurgebruik van jongeren 18 Cultuur binnen de vrije tijd van jongeren................................................................. 18 Beweegredenen cultuurparticipatie............................................................................. 22 Jongeren en organisatie/plannen.................................................................................. 24 Samengevat.................................................................................................................................. 25 Internetgebruik jongeren 27 (Bijna) iedereen surft............................................................................................................... 27 Waar jongeren naar op zoek zijn..................................................................................... 27 De M-generatie en social web.......................................................................................... 28 Samengevat.................................................................................................................................. 29 Social media 30 Karakteristieken.......................................................................................................................... 30 Social web......................................................................................................................................33 Het belang van ‘Recommendation’............................................................................... 36 E-cultuur 39 Situering.......................................................................................................................................... 39 E-cultuur in Vlaanderen......................................................................................................... 41 DEEL 2 — KWALITATIEF ONDERZOEK Onderzoeksmethodologie 44 Virtuele etnogra e.................................................................................................................... 44 Case study......................................................................................................................................46 ‘Upcoming’ 48 ‘MyTaste’ 52 ‘Concertival’ 54 7
  • 8. Detailstudie ‘Last.fm’ 56 Overzicht........................................................................................................................................ 56 Aanwezigheid.............................................................................................................................. 57 Identiteit......................................................................................................................................... 59 Delen................................................................................................................................................ 62 Relaties.............................................................................................................................................64 Conversaties................................................................................................................................. 66 Groepen.......................................................................................................................................... 68 DEEL 3 — ‘CÔTÉJARDIN’ Concept en strategie 71 Inleiding.......................................................................................................................................... 71 Doel....................................................................................................................................................71 Design methodologie............................................................................................................ 72 Basisidee......................................................................................................................................... 73 Interaction design 75 Ontwikkeltechnologie........................................................................................................... 76 Informatie architectuur..........................................................................................................77 Gra sch design........................................................................................................................... 79 Prototyping 82 Mock-ups........................................................................................................................................82 Feedback concept en mock-ups.................................................................................... 83 Mock-up ‘frontpage’.................................................................................................................88 Mock-up ‘agenda’...................................................................................................................... 90 Mock-up ‘evenement’............................................................................................................. 92 Mock-up ‘pro el’........................................................................................................................ 94 EPILOOG BRONNEN Ongeschreven bronnen 103 Lezingen en evenementen................................................................................................. 103 Communities waaraan we deelnamen....................................................................... 103 Interviews...................................................................................................................................... 104 Literatuur 105 8
  • 9. Inleiding Sla er Cultuurnet 1 eens op na en je merkt hoeveel er de laatste jaren geschreven en ondernomen werd om jongeren dichter bij cultuur te brengen. ‘Communicatie’ is het toverwoord in deze materie. Denk maar aan de jaarlijkse ‘Dag van de cultuurcommunicatie’ van Cultuurnet. Er zijn talrijke onderzoeken gevoerd naar waar, wanneer en hoe de cultuursector het best aan jongeren kan laten weten wat er te doen is en hoe die jongeren kunnen overtuigd worden om deel te nemen. Als mij gevraagd zou worden de bestaande (Vlaamse) initiatieven te beoordelen, dan zou ik er als communicatie- en nieuwe media designer een vernietigende onvoldoende aan geven. Niet omdat men fout bezig is, maar vooral omdat men een enorm potentieel onbenut laat. De éénrichtingscommunicatie van cultuurhuizen en -organisaties mag dan op maat gesneden zijn van jongeren, het zet hen niet aan tot onderlinge communicatie. Zowel tussen jongeren onderling als tussen het cultuurhuis en zijn publiek. En laat net daar de sleutel tot succes liggen. Sommigen hebben dat al begrepen. Vooral rond muziek en uitgaan (naar muziekevenementen) wordt al één en ander gedaan: Last.fm2 en social network site MySpace3 zijn goeie voorbeelden. Ook het Vlaamse Allnighters gaat over (elelektronische) muziek en de daarbijhorende events. Nemen we de iets minder toegankelijke cultuur in het vizier (min of meer hetgeen cultuurcentra organiseren) dan zijn er slechts enkele noemenswaardige voorbeelden in Vlaanderen: zowel de Vooruit 2.0 website van de Gentse Vooruit4 als het privé-initiatief Concertival (zie case study) werden tijdens het schrijven van deze thesis gelanceerd. Vooruit 2.0 is een aan te moedigen initiatief van een kunsthuis maar tegelijk ook al meteen te bekritiseren: de inhoud is beperkt tot wat er door de Vooruit georganiseerd wordt en het hele kader wordt eveneens door die organisator bepaald en gecontroleerd. Laat ons echter nog een stap verder gaan: we breiden het ontmoeten van en communiceren met mensen die gelijke interesses tonen, uit tot de echte wereld: samen met ‘internetkennissen’ een voorstelling bijwonen, is misschien het ultieme (en een fantastisch) gevolg van een online social community. 1 http://www.cultuurnet.be, 2007. 2 http://last.fm, 2007. 3 http://myspace.com, 2007. 4 http://www.vooruit.be, 2007. 9
  • 10. Het idee over hoe zo’n webcommunity — over cultuur en voor jongeren — er dan wel uit zou kunnen zien is het vertrekpunt van dit werk, dat in drie delen opgebouwd is. Indeling Deel 1 is een uitgebreide literatuurstudie over cultuur, jongeren en social media. Ze moet niet gezien worden als de basis voor het concept, maar eerder als een referentiekader en de wetenschappelijke onderbouwing van het concept. Het tweede deel beschrijft de uitgevoerde case-studies. Hierbij worden interessante punten van diverse, op één of meerder wijzen gerelateerde cases gewikt en gewogen. Die punten worden gelinkt aan de theorie uit de case study en in rekening gebracht bij het uiteindelijke concept. Eén case is een stuk uitgebreider geanalyseerd: de muziek community Last.fm. In het laatste deel ten slotte wordt het initiële idee (zie ook abstract) conceptueel uitgewerkt, rekening houdend en steunend op de bevindingen uit de voorgaande delen. 10
  • 11. Deel 1 — Literatuurstudie: ‘Over cultuur, social media en jongeren’ 11
  • 12. Cultuur ‘Cultuur’ is een woord met veel betekenissen, afhankelijk van — maar daarom niet precies af te leiden uit — de context waarin het wordt gebruikt. Ondubbelzinnig vastleggen wat er onder ‘cultuur’ verstaan wordt, is een belangrijk vertrekpunt. Gebruik makend van wat we hier uitklaren, doen we hetzelfde voor het begrip ‘cultuurparticipant’. Het begrip ‘cultuur’ Over de notie ‘cultuur’ bestaat geen consensus binnen de sociaal-wetenschappelijke literatuur. Dat schrijft ook Rudy Laermans in ‘Het Vlaams cultureel regiem’, waar hij een (2de orde) observatie maakt van het cultuurbeleid in Vlaanderen. 5 Laermans overloopt er de meest voorkomende definities en de context waarin ze worden gebruikt. Het lijkt ons een correcte manier van werken om enkele van die definities hier te parafraseren en net als in Laermans’ studie vervolgens een eigen omschrijving op te stellen die aangeeft welke betekenis er in dit werk van toepassing is. ‣ In de klassieke antropologische cultuurvisie die eind 19de eeuw ingang vond, staat ‘cultuur’ voor de totale levenswijze van een sociale groepering. Het gaat hier over cultuur in de brede betekenis van het woord. Het 19de eeuwse darwinisme was hierin richtinggevend. Men maakte het onderscheid tussen natuur en cultuur, tussen biologische en verworven levenskenmerken. Cultuur wordt gezien als ‘alles wat niet natuur is’, als alles wat door ‘de mens’ — in collectief verband — wordt voortgebracht. Het gaat hier zowel over het materiële (kledij, huizen,…) als over het immateriële (opvattingen, zeden of gebruiken,...). ‣ Het mentalistisch cultuurbegrip beperkt de cultuurnotie tot het immateriële ‘collectief bewustzijn’, het geheel van collectief gedeelde opvattingen, voorstellingen of representaties. Daarbinnen wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen overtuigingen (‘wat is’), waarden (‘wat moet’) en normen (‘wat hoort’). ‣ “Het semiotisch of symbolisch cultuurbegrip definieert cultuur in termen van een collectief betekenisfonds dat mensen toelaat de werkelijkheid actief te interpreteren of betekenis te geven. Taal is in deze visie dan ook de harde kern van iedere cultuur. Net als alle andere vormen van interpretatie krijgen talige betekenissen pas een publieke zichtbaarheid en sociale relevantie dankzij materiële dragers of symbolen.” (citaat) 5 Laermans, Rudi. ‘Het cultureel regiem’. Lannoo, 2002. p. 3-8 12
  • 13. ‣ Binnen de humanistische cultuuropvatting is cultuur synoniem voor wat traditioneel de hoge cultuur heet. De online encyclopedie Wikipedia koppelt hier de synoniemen ‘elitaire cultuur’ en ‘Cultuur met grote C’ aan vast.6 Deze ‘hoge Cultuur’ zou omschreven kunnen worden als datgene aan kunstuitingen dat in de loop der jaren door een zekere elite als bijzonder en waardevol wordt beschouwd. De laatste zienswijze bevat een interessant punt dat onze cultuurdefinitie nadert: ook in dit werk wordt cultuur vooral gezien als een kunstuiting. Toch is de humanistische cultuuropvatting voorbijgestreefd. Het onderscheid tussen wat men traditioneel elitaire cultuur (theater, dans, klassieke muziek, ...) en populaire cultuur (popconcerten, televisie, film, …) — of ook wel de hoge en lage cultuur — noemt, kan wel nog worden gemaakt en zo worden aangevoeld. De benamingen ‘elitair & populair’ en ‘hoog & laag’ lijken ons echter sterk achterhaald te zijn. Ze trachten de zogenaamde populaire cultuur als minderwaardig of niet hoogstaand te bestempelen, als ‘cultuur voor de domme massa’. Indien we de humanistische cultuuropvatting zouden volgen, dan is een slecht gespeeld klassiek kamerconcert ‘hoge cultuur’ en een perfect gebracht optreden van technogod Laurent Garnier op het 10daysoff festival ‘lage cultuur’. Zo’n voorbeeld illustreert dat definities in deze materie erg relatief zijn. Bovendien lijken cultuurdeelnemers steeds ongevoeliger te zijn voor het traditionele onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Een nieuw profiel is dan ook alsmaar meer en beter te detecteren: dat van de culturele omnivoor. De culturele omnivoor Maatschappelijke ontwikkelingen verkleinen de afstand tussen de traditionele, hogere kunsten en de als lager beschouwde cultuurvormen. De vroegere, duidelijke statusverschillen tussen beide lijken te vervagen. Zogenaamd ‘legitieme cultuur’ omvat steeds meer genres: film, fotografie, popmuziek, thrillers en strips winnen onmiskenbaar aan prestige en erkenning. 7 Vooral onder hoogopgeleiden leidt dit tot omnivoor cultureel gedrag. Naar de jaarlijkse elektronische hoogmis ‘I love Techno’ gaan en de laatste voorstelling van theater Malpertuis bijwonen, Javier Guzman fantastisch vinden en zich laten inspireren tot nadenken over ‘La persistencia de la memoría’ van Salvador Dalí. Andersom, ‘van laag naar hoog’, lijkt het verhaal veel moeilijker en nauwelijks op te gaan: een laagopgeleide fan van Frans Bauer stapt niet zomaar het concertgebouw van Brugge binnen. 8 6 http://nl.wikipedia.org/wiki/Cultuur, 2006. 7 Marijnissen, Jan. Interview met Marjolein de Boer, directeur van CJP Nederland, 12 oktober 2005. (http://www.janmarijnissen.nl/2005/10/12/en-wat-is-dat-dan-kunst-en-cultuur/) 8 Twaalfhoven, Anita. ‘Hoge en lage cultuur’, Boekman 65. Amsterdam, 2005. 13
  • 14. Ook vanuit de kunstwereld zelf komen signalen dat het traditionele onderscheid in vraag moet worden gesteld. Wat te denken over ‘The Grey Album’ van Danger Mouse (zie afbeelding), een mash-up waarbij een a capella versie van rapper Jay-Z’s ‘The Black Album’ op muziek wordt gezet die bestaat uit samples en bewerkingen van ‘The White Album’ van The Beatles, een groep die in huidige tijden door sommigen liefst onder ‘elitair’ wordt geklasseerd. Voor sommigen — zowel aanhangers van The Beatles als van Jay-Z — hemeltergend, voor een aantal professionele muziekmagazines een meesterwerk. 9 Frans de Ruiter en Hans van Maanen bekritiseren het gebruikte begrippenkader. De Ruiter schrijft: “Laten we hoog en laag in het vervolg gebruiken voor hun eigenlijke betekenis: de hoge en lage kwaliteit van inhoud en vorm, uitvoering en presentatie, ambacht en beweging.” Van Maanen zet zich af tegen de trend om begrippen als kunst en cultuur over één kam te scheren. “Onderscheid moet er zijn,” vindt hij “als alles kunst heet, vervaagt de waarde van kunst voor de samenleving.” 10 9 Cashmore, P. ‘Danger Mouse : The Grey Album’, NME, s.d. ‘Danger Mouse - The Grey Album’, SPIN.com, 15 april 2004. Gitlin, Lauren. ‘DJ Makes Jay-Z Meet Beatles’, Rolling Stone, 5 februari 2004. 10 Twaalfhoven, Anita. ‘Hoge en lage cultuur’, Boekman 65. Amsterdam, 2005. 14
  • 15. Het mag duidelijk zijn dat dit een levende materie is, die verschillende invalshoeken en bijbehorende meningen kent. ‘Cultuur’ binnen deze context Het concept ‘culturele omnivoor’ duidt perfect de deelnemer aan van de cultuur die wij voor ogen hebben. We erkennen het bestaan van de culturele omnivoor en dus impliciet het bestaan van hoge én lage cultuur, hoewel dat verschil steeds subjectief is. We richten ons dus niet tot één van beide ‘soorten’ cultuur, maar stellen ons op als een omnivoor: we hebben aandacht voor ‘moeilijkere’, misschien zelfs ‘meer intellectuele’ cultuur, zonder populaire cultuur als minder waardevol te beschouwen of te negeren. De termen ‘moeilijker’ en ‘meer intellectueel’ zijn volgens ons een stuk objectiever dan ‘hoog’ of ‘elitair’, wanneer we het hebben over het onderverdelen van cultuur. Het meer intellectueel zijn, duidt dan vooral op het opleidingsniveau van het publiek dat zo’n voorstellingen vooral bezoekt. Worden we heel concreet en denken we aan een uiteindelijke web applicatie, dan past daarin zowel populaire cultuur als ‘moeilijkere’ cultuur. Dat is niet hetzelfde als zeggen dat alles dus kan. Het selecteren en beslissen van wat wel en wat niet kan, is niet in regels te gieten. Zo’n beslissing moet binnen de juiste context genomen worden, gebaseerd op de subjectieve mening van (redactie)leden. Het is niet ondenkbaar — en wellicht erg waarschijnlijk — dat die ‘geschikte cultuur’-definitie een organisch gegeven zal zijn, dat continu verandert en vervormt in de tijd — net zoals de definitie van ‘cultuur’ an sich. Cultuurparticipatie Wie een boek leest, kan cultuurparticipant genoemd worden. Hetzelfde geldt voor een bezoeker van het theater. Maar eveneens voor de acteur in het theaterstuk zelf. Overigens laten we in het midden of dit theaterstuk al dan niet virtueel plaatsvindt, zoals in de zeer recente virtuele voorstelling van HETPALEIS, ‘Paola246’ 11. Het medium is van weinig belang. Actieve en receptieve cultuurparticipatie Binnen de tot hiertoe gemaakte afbakeningen en definities, is er nog geen onderscheid gemaakt tussen actieve en receptieve cultuurparticipatie, noch tussen publiek en uitvoerder. 11 http://paola246.skynetblogs.be, 2007. 15
  • 16. Wie de rol van uitvoerder draagt, is altijd een actieve cultuurparticipant: de uitvoerder voert de cultuuractiviteit uit. Wie tot het publiek behoort kan zowel actief als receptief participeren. In juli vond het 13e Internationaal Straattheaterfestival plaats, tijdens de Gentse Feesten. Een grappige Spanjaard koos bij het begin van zijn stuk een grinnikend jongetje uit dat de hele voorstelling (vijftien minuten) ‘moest’ meedoen. Dat jongetje illustreert mooi het verschil: hij werd omgetoverd van receptieve participant tot actieve participant. Ook ‘communiceren over’ is participeren Binnen het kader rond cultuur en cultuurparticipatie dat we tot hier toe specificeerden, kan cultuur al snel vooral als een ‘object’ gezien worden. Theaterstukken, boeken, kunstartefacten, concerten,… zijn dan objecten die ‘cultuur’ zijn. Het bekijken, beluisteren, betasten, gebruiken,… van die cultuurobjecten, is dan de zogenaamde participatie. Dat beeld klopt slechts gedeeltelijk. We zien participatie ruimer dan enkel het letterlijk gebruik van cultuurobjecten. Communiceren over cultuur, nadenken, verwerken, reageren,… zijn acties die onlosmakelijk verbonden zijn aan onze definitie van cultuurparticipatie. In het licht van het project dat uiteindelijk wordt uitgewerkt, kunnen we daarom stellen dat het gebruiken van een online cultuurplatform eveneens onder het label ‘cultuurparticipatie’ te plaatsen is. Samengevat ‘Cultuur’ en ‘cultuurparticipatie’ zijn flexibele, organische begrippen. Ze kennen geen vaste, eenduidige definitie. Over de notie ‘cultuur’ bestaat geen consensus binnen de sociaal- wetenschappelijke literatuur, schrijft Rudy Laermans 12. De betekenis die aan deze termen gekoppeld wordt, is afhankelijk van het denkkader waarbinnen ze worden gebruikt. Er is vastgelegd dat we ons in dit werk baseren op de betekenis waarin cultuur gezien wordt als ‘kunstuiting’. We hebben daarbij gewezen op het bestaan van het — quasi ondefinieerbaar — verschil tussen zogenaamde hoge en lage cultuur. We richten ons niet tot één van beide ‘soorten’ cultuur, maar stellen ons op als een cultuuromnivoor: we hebben aandacht voor ‘moeilijkere’ cultuur — waarbij ‘moeilijk’ vooral iets zegt over het opleidingsniveau van het daarbij gangbare publiek—, zonder populaire cultuur als minder waardevol te beschouwen of zelfs te negeren. We leggen verder geen beperking op omtrent de locatie waarop een manifestatie zich uit: die kan zowel reëel, dan wel virtueel zijn (zie hoofdstuk e-cultuur). 12 Laermans, Rudi. ‘Het cultureel regiem’. Lannoo, 2002. p. 3-8 16
  • 17. Cultuurparticipatie is uiteraard het participeren aan cultuur — cultuur in de betekenis die we net vastlegden. We hebben het verschil gegeven tussen actieve en receptieve cultuurparticipatie. Verder is niet alleen het ‘bekijken’ of ‘uitvoeren’ van een ‘kunstuiting’ participatie, ook het communiceren over de ‘kunstuiting’ valt daaronder. In zekere zin is dat een deel van het hele proces dat onlosmakelijk met de ‘kunstuiting’ verbonden is. Kunst wordt zelden voor één persoon gemaakt en bovendien is het veroorzaken van communicatie misschien wel een voorwaarde om iets als kunst te bestempelen. 17
  • 18. Cultuurgebruik van jongeren Cultuur binnen de vrije tijd van jongeren Hoeveelheid vrije tijd Een in 2004 gepubliceerde studie van de Vlaamse Overheid bracht een actueel beeld van het vrijetijdspatroon van Vlaamse jongeren. 13 Met ‘vrije tijd’ wordt effectief de tijd bedoeld waarin men ‘vrij’ is: het volgen van dagonderwijs, vakantiewerk, verzorging van kinderen of ander huisgenoten en essentiële behoeften als slapen, eten en persoonlijke verzorging vallen daar niet onder. weekdag zaterdag of zondag 18- tot 24-jarigen besteden anno 2003 8u per weekdag gemiddeld 3 uur en 49 7u minuten aan vrijetijdsactiviteiten. Vanaf 6u de leeftijd van 25 jaar daalt dat met 5u anderhalf uur tot zo’n tweeënhalf uur. 4u In het weekend verdubbelt de vrije tijd: voor 18- tot 24-jarigen naar 7u25min; 3u de oudere jongeren doen het met 2u ongeveer zes uur. 1u 0u Belangrijker voor ons is wat jongeren 18 - 24-jarigen 25 - 34 jarigen zoal doen in hun vrije tijd en dan vooral welke culturele activiteiten. Ook dat is mee onderzocht. Men heeft daarbij de focus gelegd op non-participanten: die jongeren die in 2003 niet in contact kwamen met de respectievelijke vrijetijdsactiviteit. Wij richten ons vooral op datgene wat binnen onze context relevant is. Het aandeel cultuur Wanneer we de resultaten bekijken, dan is het aandeel cultuur — zoals wij het definiëren in deze thesis — goed vertegenwoordigd binnen de vrijetijdsactiviteiten van jongeren. 13 Pauwels, G. & Scheerder, J., Tijd voor vrije tijd? Vrijetijdsparticipatie in Vlaanderen: Sport: cultuur, media, sociale participatie en recreatie (Stativaria 32), Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Administra- tie Planning & Statistiek, 2004. 18
  • 19. Percentage non-participanten voor een aantal vrijetijdsactiviteiten (2003) 18- 25- 35- 45- 55- 24j 34j 44j 54j 64j naar bioscoop gaan 3 13 29 44 65 recreatief internetgebruik 19 34 49 62 82 krant lezen 20 28 29 29 25 bibliotheekbezoek 30 53 54 64 78 sportmanifestatie bijwonen 35 51 49 54 60 rock- of popconcert bijwonen 36 46 59 78 93 kijken naar tv gedurende de week 38 43 40 33 15 bezoek aan een museum, tentoonstelling of galerij 39 50 50 49 53 theater- of toneelvoorstelling bijwonen 45 48 51 45 53 zelf creatief of kunstzinnig bezig zijn 46 50 55 56 67 klassiek concert bijwonen 59 70 65 67 75 folkloristisch concert bijwonen 73 76 79 79 81 ballet- of dansvoorstelling bijwonen 76 74 76 82 82 jazz- of bluesconcert bijwonen 83 84 85 79 93 operavoorstelling bijwonen 94 93 94 90 89 actief lid van een vereniging voor kunstbeoefening 94 95 96 95 96 Gegevens uit Smakers — Jongeren en cultuur 2004 14 Bioscoopbezoek blijkt de populairste vrijetijdsbesteding te zijn van jongeren, slechts 3% van de 18- tot 24-jarigen is in 2003 niet in een bioscoop geweest. Tegelijk zijn het ook vooral de jongeren die hun vrije tijd hier besteden: naarmate de leeftijd stijgt, daalt het aandeel participanten. Hetzelfde is vast te stellen bij recreatief internetgebruik, het bijwonen van een rock- of popconcert en bibliotheekbezoek. Er kan dus besloten worden dat dit typische jongeren- vrijetijdsactiviteiten zijn. Een klassiek of folkloristisch concert bijwonen of naar een ballet- of dansvoorstelling gaan, kent voor alle leeftijdsgroepen — ook jongeren — tussen de 60% en de 80% non- participanten anno 2003. Een jazz- of bluesconcert of operavoorstelling bijwonen is nog minder populair, eveneens bij alle leeftijdscategorieën. Hetzelfde geldt voor het actief lid zijn van een vereniging voor kunstbeoefening. Belangrijk verder is dat meer dan de helft van de jongeren zelf creatief of kunstzinnig bezig is, een theater- of toneelvoorstelling bijwoont en niet vies is van een bezoek aan een museum, tentoonstelling of galerij in de vrije tijd — bezoeken in schoolverband zijn hier zelfs niet in meegeteld. 14 CJP. ‘Smakers - Jongeren en cultuur 2004’, Brussel, 2005. p. 123 19
  • 20. Activiteiten van in cultuur geïnteresseerde jongeren Het is interessant om na te gaan wat ‘in cultuur geïnteresseerde’ jongeren dan graag doen in hun vrije tijd, specifiek op het gebied van cultuur. Een studie15 van CJP Nederland kan daar iets over zeggen. Men stelde hier vragen aan 353 leden waardoor men een inzicht trachtte te krijgen in de leef- en belevingswereld van deze jongeren op cultureel gebied. Volgende top 5 zegt iets over de populariteit van verschillende culturele activiteiten. Cultuur werd daarbij omschreven als zowel kunst, ontspanning als vermaak. De top 5 geeft aan wat jongeren (17- tot 25-jarigen) spontaan als eerste antwoord gaven op de vraag van welke culturele activiteiten ze zoals doen: 1. naar de film gaan (41%); 2. naar een museum gaan (29%); 3. naar toneel gaan (16%); 4. nezen van boeken (poëzie en literatuur) (11%); 5. naar popconcerten gaan (10%). De resultaten verschillen naargelang de leeftijd: zo geeft een vijfde van de 18- tot 25-jarigen het bijwonen van een toneelvoorstelling op, terwijl dat bij de 17-jarigen slechts 10% is. Wanneer we de hoeveelheid deelnames bekijken, dan zien we een vergelijkend beeld als in de voorgaande studie: 99% gaat wel eens naar de bioscoop, waarvan bijna de helft maandelijks. Ruim drie kwart bezoekt musea, een kwart doet dat maandelijks. 100 80 De helft van de ondervraagden gaat naar toneel, de helft van die toneelliefhebbers 60 gaat maandelijks. Hetzelfde geldt voor 40 cabaret, het aantal deelnemers bij 18- tot 20 25-jarigen is zelfs 60%. Die 18-plussers nemen in gelijke aantallen 0 deel aan popconcerten en ook aan festivals: bioscoop beiden ongeveer 60%. musea popconcert Ook het bezoeken van een tentoonstelling kent een gelijk festival succes: 57% van de ondervraagden doet dat al eens, al gaat cabaret toneel 50% minder dan eens per maand. dansvoorstelling klassiek concert 15 CJP. ‘Project: 2011 — Jongeren, CJP en cultuur’, Qrius, Amsterdam, november 2002. 20
  • 21. Cultuurparticipatie via nieuwe media De participatie-definitie die we in dit werk definiëren (cfr. hoofdstuk ‘Cultuur’) legt geen restricties op wat betreft het medium. Laatst werd op Nederland 3 de nieuwste cabaretvoorstelling van Kommil Foo (‘Spaak’) uitgezonden. Dergelijke activiteit werd in het hierboven gehanteerde onderzoek onder ‘tv- kijken’ geklasseerd. We halen hierbij even het al eerder gegeven voorbeeld van de virtuele voorstelling van HETPALEIS, ‘Paola246’ 16, aan. In tegenstelling tot Kommil Foo’s nieuweling is die specifiek gemaakt voor nieuwe media. De voorstelling liep op een blog, op Twitter, via MySpace en op Youtube (zie figuur). We willen hiermee aantonen dat ‘tv-kijken’, net zoals ‘internetten’ niet per se een activiteit is die moet gecatalogiseerd worden als non-cultureel. Het kijken naar een cabaretvoorstelling op tv en het deelnemen aan een voorstelling die enkel via het internet te bekijken is, zijn zeker en vast voorbeelden van cultuurparticipatie. Of de cijfers daarom een verkeerd beeld geven, is onduidelijk. Het zijn misschien vooral de traditionele cultuurparticipanten die hier ook via tv of internet naar kijken. Er zijn ons geen onderzoeken bekend die hier meer over zeggen, waardoor dit stukje louter als kritische bedenking door het leven kan gaan. De enige conclusie die we hier kunnen aan vastkoppelen is dat de cultuurparticipatie of - interesse wel eens zou kunnen verschillen van diegene die men in ‘traditionele’ onderzoeken vaststelt. 16 http://paola246.skynetblogs.be, 2007. 21
  • 22. Beweegredenen cultuurparticipatie Sociale factor Cultuurparticipatie door jongeren wordt sterk beïnvloed door een sociale factor. De kans dat er wordt geparticipeerd, daalt namelijk als er geen geschikt gezelschap is. Zowel het versterken als het verruimen van het sociaal netwerk is — naast een aangename tijd hebben — de sterkste stimulans om aan cultuur te gaan doen. In een onderzoek17 dat werd uitgevoerd onder de (jonge) concertgangers van het muziekcentrum Nijdrop is vastgesteld dat ‘vrienden en gezelligheid’ doorslaggevend zijn voor een geslaagde muziekavond. De helft van de jongeren krijgen info over de optredens via hun vrienden en bijna allemaal (96%) gaan ze er in gezelschap naartoe. “Zonder vrienden, geen ideaal concert”, wordt er besloten. In ‘Smakers’ 18 — een tweejaarlijkse bundeling van rapporten, onderzoeken en trends rond jongeren & cultuur dat CJP België (Cultureel Jongeren Paspoort) samenstelt — stelt men vast dat de motivatie van jongeren voor cultuurparticipatie vooral in de gemeenschapsfuncties van cultuur ligt en niet in het artistiek project an sich: “Het gaat eerder om de verruiming van het sociaal netwerk, het beleven van plezier, het ontmoeten van vrienden, het aangenaam invullen van de vrije tijd en het gevoel hebben opgenomen te worden binnen de maatschappelijk gewaardeerde kring van cultuurliefhebbers.” Dat geldt trouwens niet alleen voor jongeren, het is een eigenschap van het algemeen profiel van de cultuurparticipant dat werd opgesteld door de onderzoeksgroep SMIT (Studies on Media, Information and Telecommunication) van de Vrije Univsiteit Brussel. Cultuurparticipatie, zo stelt men, blijkt vooral een sociaal gebeuren te zijn. Het verwerven van een bepaalde sociale status, sociale waardering, gedragsbevestiging en erkenning spelen een belangrijke rol. Daarnaast is afstand een belangrijk criterium: een Vlaming participeert vooral in zijn eigen omgeving, met uitzondering van daguitstappen.19 Imago De zonet aangehaalde quote toont al een glimp van een andere belangrijke invloed die meespeelt in het beslissingsproces tot participatie. In één van de interviews die we hadden met Claire Koreman van CJP werd het belang van het imago, het zich willen onderscheiden van anderen, aangehaald. 20 17 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 43 18 Smakers - Jongeren & cultuur 2004, p. 11 19 SMIT. ‘Onderzoeksrapport over cultuurparticipatie en ICT. In opdracht van Cultuurnet.’ 2003, Brussel. 20 Interview met Claire Koreman, maart 2007, CJP Brussel 22
  • 23. Het is oud nieuws dat vooral jongeren bezig zijn met het vormen en vinden van hun identiteit. Niet alleen in sociale netwerken waarin zich cultuurgeïnteresseerden bevinden, is cultuurparticipatie een middel om de eigen maatschappelijke status te verhogen of te verduidelijken. Aan cultuur — zoals wij het definiëren in het eerste hoofdstuk — kleeft een zeker imago. Wie aan cultuur doet, laat dat imago voor een stuk op zichzelf afstralen. Welk imago dat precies is, doet in feite niet ter zake. Belangrijk is dat het een positieve invloed kan hebben op de maatschappelijke status van een jongere en dat het daarom aantrekkelijk kan zijn om zich ermee te verbinden. Dat specifieke imago of die maatschappelijke status is niet iets waarmee de jongere alleen wilt staan. Hoewel een zekere graad van uniek zijn nagestreefd wordt, kan zo’n jonge cultuurliefhebber daar toch liefst met enkele leeftijdgenoten over communiceren. “Zeker in niet-stedelijke gebieden zijn jongeren op zoek naar gelijkgestemden”, schrijft Franky Devos in een pleidooi voor het ontwikkelen van jongerencultuursites die zich focussen op zowel data als dates. 21 De mening van anderen In het voorgaande hebben we het nog niet gehad over de culturele activiteit zelf. Ook wat er precies aangeboden wordt, is een beslissende factor om al of niet te participeren aan cultuur. Jongeren willen daarbij vooral weten of iets de moeite waard is. Ze hechten daarbij veel meer belang aan wat leeftijdgenoten of gelijkgezinden erover zeggen dan aan wat een brochure of informatiebron hen vertelt. In december liet CJP België ‘GOBOTS’ los op de surfende jongeren. 22 De bedoeling van die vernieuwde website is nog altijd dezelfde, namelijk jonge mensen proberen te verleiden tot cultuur, maar dat wordt nu op een andere manier aangepakt: “We zijn ook lang in de val getrapt. Je moet niet gewoon vertellen wat er te doen is. Jongeren willen vooral weten of iets de moeite waard is.”, vertelt Maarten Denys in krant De Morgen. 23 Of iets de moeite waard is, tracht de GOBOTS-site duidelijk te maken aan zijn lezers door een geselecteerd aantal voorstellingen te bespreken. Die besprekingen worden geschreven door een jongerenredactie, bestaande uit vrijwilligers tussen 18 en 26 jaar oud. Lezers kunnen een reactie plaatsen op zo’n bespreking, wat het oordeel van de auteur versterkt, bijstelt of afzwakt. 21 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 91 22 http://gobots.be, 2006. 23 Denys, Maarten. ‘Gobots.be’, krant De Morgen, 5 december 2006. 23
  • 24. Net zoals in het echte leven kan het oordeel van iemand met veel autoriteit zwaarder doorwegen dan het oordeel van een (groot) aantal anderen met minder of weinig autoriteit. Wat de GOBOTS-site niet doet en echter wel belangrijk is, is dus het stimuleren van lezers om opmerkingen te schrijven en om een systeem te implementeren dat het mogelijk maakt om te bepalen aan wie er weinig, dan wel veel autoriteit wordt gegeven. (zie verder bij ‘social software bouwstenen’) Jongeren en organisatie/plannen Jongeren plannen niet graag op voorhand. In ‘Ambrassadeurs’ wordt er opgeroepen om communicatiekanalen voor jongeren te installeren die zeer kort op de bal spelen. Die zouden voor jongeren vertrouwd moeten overkomen en hen bijna dagelijks informeren over het aanbod van de komende dagen. 24 Langlopende campagnes voor voorstellingen die pas maanden later gespeeld worden, verliezen al snel hun communicatiekracht. De typische seizoenbrochure die de meeste cultuurhuizen in Vlaanderen jaarlijks verdelen, is dus niet aan jongeren besteed. Het verschil tussen deelnemen en aangeven te gaan deelnemen We hadden in een later hoofdstuk nog uitgebreid over muziekcommunity Last.fm. Zoals daar besproken, kunnen gebruikers er op een kalender aangeven welke muziekoptredens of - festivals ze binnenkort gaan bezoeken. Wat daarbij opvalt, is dat enkele van de bekeken (jonge) gebruikers meerdere manifestaties op dezelfde dag aanstippen. Die gebruikers vinken de optredens aan waaraan ze misschien zullen — of graag zouden — participeren. Pas later of in een andere omgeving wordt er beslist om er al dan niet heen te gaan. In één geval zei een gebruiker daar iets over. De jongeman vertelde dat hij alles aanstipte waar hij graag naartoe zou gaan. Deels als geheugensteuntje en deels om reactie uit te lokken van zijn vrienden: zodat die zien wat hij wil doen en dan misschien zeggen mee te gaan. 25 24 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 61 25 Interview met B. Steurs, maart 2007, Genk. 24
  • 25. Jeugd@heist-op-den-berg Met als doel het opstellen van een nieuw jeugdwerkbeleidsplan bevroegen Cultuurcentrum Zwaneberg, de jeugddienst en de cultuurdienst van Heist-op-den-Berg alle 16- tot 26- jarigen over het Heistse jeugd- en cultuurbeleid. De ondervraagden konden hun mening kwijt én actief meedenken via een stellingenspel in scholen en jeugdbewegingen. Er kwamen 1009 jongeren aan het woord. Uit de resultaten en de concreet genomen maatregelen 26 springt voor ons het last-minute ticketsysteem in het oog. Wat elders in dit hoofdstuk wordt aangehaald, kwam ook hier tot uiting: de Heistse jongeren gaven te kennen graag op het laatste moment te beslissen of ze een culturele manifestiatie al dan niet bijwonen. Naast de klassieke korting, is er voor –26 jarigen een last-minute-systeem (onder de naam ‘YIP-kaarten’) dat speciaal voor die groep enkele tickets beschikbaar houdt tot vlak voor de aanvang. Overigens dient hierbij opgemerkt te worden dat zo’n last-minute systeem niet enkel inspeelt op het planningsgedrag van jongeren. Het creëert ook een exclusiviteitsgevoel, wat zeer gewaardeerd wordt door jongeren. 27 Samengevat Het aandeel cultuur is goed vertegenwoordigd binnen de vrijetijdsactiviteiten van jongeren. Enkele van de meest typische jongeren-vrijetijdsactiviteiten vallen onder de cultuurnoemer: bioscoopbezoek, het bijwonen van een rock- of popconcert en bibliotheekbezoek. Een andere interessante, populaire — maar niet per se culturele — jongerenactiviteit is internetgebruik. Belangrijk is dat meer dan de helft van de jongeren zelf creatief of kunstzinnig bezig is, een theater- of toneelvoorstelling bijwoont en niet vies is van een bezoek aan een museum, tentoonstelling of galerij in de vrije tijd. Een voorbeeld hiervan is ‘AmuseeVous’: dankzij dat inititatief kan een Rock Werchter bezoeker met zijn polsbandje gratis binnen in 36 musea in België en Nederland. 18 000 jongeren maakte daar de voorbije twee jaar gebruik van. 28 26Van Campenhout, Daf. ‘AmbRassadeurs 2 - Een duik in de praktijk.’, CultuurNet Vlaanderen, 2005. Hoofdstuk ‘Jeugd@heis-op-den-berg’ 27 Interview met Claire Koreman, maart 2007, CJP Brussel 28 http://www.amuseevous.be, 2007. 25
  • 26. We hebben opgemerkt dat in de aangehaalde onderzoeken geen rekening gehouden wordt met cultuurparticipatie via media als televisie en het internet. Wegens het ontbreken van cijfers kunnen we enkel besluiten dat de culturele interesse en participatie hoger, maar niet lager, zou kunnen liggen dan wordt aangenomen. Bij het aanbieden van informatie over culturele evenementen is kort op de bal spelen de boodschap: een jongere beslist liefst vandaag wat er vanavond wordt gedaan. Last-minute tickets zijn daar een goed antwoord op. Zijn die bovendien exclusief voor jongeren en geven ze garantie op een goede plaats, dan creëert dat een fel gesmaakt exclusiviteitsgevoel. De motivatie van jongeren voor cultuurparticipatie ligt vooral in de gemeenschapsfuncties van cultuur en niet in het artistiek project an sich. De verruiming van het sociaal netwerk en de versterking van het bestaande zijn belangrijkere redenen. Even belangrijke motivaties zijn het aangenaam invullen van de vrije tijd en het gevoel hebben opgenomen te worden binnen de maatschappelijk gewaardeerde kring van cultuurliefhebbers. Die maatschappelijke status is niet iets waarmee de jongere alleen wil staan. “Zeker in niet- stedelijke gebieden zijn jongeren op zoek naar gelijkgestemden”, schrijft Franky Devos in een pleidooi voor het ontwikkelen van jongerencultuursites die zich focussen op zowel data als dates. 29 De mening van die anderen ten slotte, is eveneens een belangrijke factor in het beslissingsproces tot cultuurparticipatie. Ze willen weten of iets de moeite waard is en daarbij luisteren ze veel liever naar een leeftijdgenoot met dezelfde smaak dan naar wat een journalist in de krant of op een website schrijft. 29 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. 26
  • 27. Internetgebruik jongeren In het voorgaande werd al een kleine hint gegeven over het internetgebruik van jongeren. We trekken dit gegeven hier verder open: we beperken ons niet enkel tot recreatief gebruik en bekijken het algemene gebruik. (Bijna) iedereen surft Youth Online, een onderzoek dat Insites 30 in 2004 uitvoerde en begin 2005 publiceerde, geeft aan dat acht op de tien Vlamingen tussen de 18 en de 24 jaar regelmatig op het web surft. We hebben geen cijfers uit meer recente onderzoeken voor deze leeftijdsgroep. De evolutie van het aantal jongvolwassen surfers zegt echter veel: in 2000 surfte 49% regelmatig, in 2002 was dat al 69% en in 2004 stond de teller op meer dan 80%. 31 Een zeer recent onderzoek door het Onderzoeks- en Informatiecentrum van Verbruiksorganisaties (Oivo) maakt een zeer duidelijke vaststelling wat betreft 13- tot 18- jarige jongeren: “iedereen surft”. 96% van de Vlamingen uit die leeftijdsgroep geeft ‘internet gebruiken’ op als belangrijke vrijetijdsbesteding. 32 Krant ‘De Standaard’ berichtte over het onderzoek met de veelzeggende kop “Jongere verkiest internet boven televisie”. 33 Daarenboven surfen jongeren frequent: in 2004, surfte één op de drie elke dag van de week. Internet is voor jongeren in de eerste plaats een informatiebron, daarna voor velen een communicatiemiddel en een minderheid geeft ‘entertainment’ op als hoofdreden om te surfen. 34 Waar jongeren naar op zoek zijn Informatie over lopende events is de grootste bron van informatie waar jonge internetgebruikers naar op zoek zijn. Bijna de helft zet dit op de eerste plaats, zo vertelt een onderzoek dat Franky Devos aanhaalt in Ambrassadeurs. 35 30 http://www.insites.be, 2006. 31 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. 32 Studie ‘Jongeren en vrijetijdsbesteding’, OIVO. Brussel, juli 2007. 33 Schepers J. ‘Jongere verkiest internet boven televisie’, De Standaard, do 19 juli 2007. 34 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. 35 Devos, Franky. ‘AmbRassadeurs 1’, oktober 2004, CultuurNet Vlaanderen. p. 84 27
  • 28. Uit een onderzoek dat SMIT uitvoerde in 2003, bleek dat het internet vooral voor jongeren en toeristen een belangrijk mediakanaal is. Eén van de belangrijkste activiteiten, zo stelde men ook hier vast, is het gericht zoeken naar informatie. De top 10 van de meest bezochte websites in België bestaat dan ook bijna uitsluitend uit portaalsites die gerichte informatie aanbieden. 36 Opnieuw zijn er geen Belgische onderzoeken beschikbaar, toch durven we stellen dat ook in ons land de kaarten anno 2007 anders geschud zijn. De zogenaamde M-generatie heeft zijn intrede gedaan. De M-generatie en social web De module ‘Experimental Media’ 37 die in het masterjaar communicatie- en multimediadesign gegeven werd, heeft het in een van de eerste hoofdstukken over de M-generatie: jongeren die geboren zijn vanaf begin jaren ’80 en de opkomst van het internet niet meer bewust meegemaakt hebben. ‘M’ staat daarbij zowel voor ‘(Multi)Media’ als voor ‘Multitasking’ en ‘Mobile’. We concentreren ons verder op het media-gedeelte. Media is tegenwoordig overal. Het wordt anders gebruikt als tien jaar geleden en vooral: media wordt meer dan ooit door ‘ons’ geproduceerd, gevormd en vervormd. Denk daarbij vooral aan user-generated content: blogs, MySpace, taggs, Flickr, Youtube, ...). Generatie M stelt zich hier weinig of geen vragen bij. Voor jongeren is internet net zo gewoon als radio en kranten zijn voor de meesten van ons. Het is te verwachten dat binnenkort hetzelfde kan worden gezegd over social software. Het feit dat internet een bidirectioneel systeem geworden is, waarop zelf informatie kan geplaatst worden, dat echt kan ‘gebruikt’ worden in plaats van enkel gelezen, doet iets oudere jongeren soms nog versteld staan. Voor tieners is het ‘normaal’. Het is interessant om te zien dat al 1200 gebruikers op social software site Last.fm aangaven dat ze het Pukkelpop festival zullen bezoeken. 38 Hoewel dat wetenschappelijk gezien niet representatief is, zegt het wel iets over social web gebruik in België. 36 SMIT. ‘Onderzoeksrapport over cultuurparticipatie en ICT.’ 2003, Brussel. 37 Hendriks N., Geerts B., Mechels P. ‘Experimental Media’. Media & Design Academie, Genk, 2006. 38 http://www.last.fm/event/92533, stand van zaken op 14 augustus 2007, 16:12u. 28
  • 29. Diezelfde vaststelling maakte Jesse Wynants eerder op de blog van het Europese marketingbureau Boondoggle. Volgens Wynants staat de populariteit van web 2.0 (social software) platformen aan het begin van een grote groei: “I do have the feeling that the popular web2.0 platforms are on the rise. Flickr, Last.fm, ... aren't solely early adopter territory anymore.” 39 Samengevat “Jongere verkiest internet boven televisie”. De kop waarmee krant De Standaard in juli het meeste recente vrijetijdsonderzoek bij jongeren aankondigde, vat het mooi samen. Internet is vanzelfsprekend voor Vlaamse jongeren. 96% van de 13- tot 18-jarigen gebruikt het regelmatig. De groep 18- tot 24-jarigen klokte in 2004 al op 80% af. Gezien de continue stijging sinds 2000 en het recentere resultaat van hun jongere medesurfers, durven we stellen dat ook bij hen internetgebruik een gewoonte is. Social software of social web zijn geen ‘aparte’ stukken internet. Bekende social software als chatprogramma MSN en social networking site MySpace zijn goed ingeburgerd. Experten vermoeden dat nieuwe, meer revolutionaire initiatieven als Last.fm op het punt staan hun ‘early adopters’ fase achter zich te laten. De M-generatie — mensen die vanaf begin jaren ’80 geboren zijn en de opkomst van het internet niet bewust meemaakten — is een interessante doelgroep. De M-generatie ziet internet zelden als een wonderlijke, spannende technologie. Het was er altijd al voor hen en is net zo gewoon als televisie vandaag is voor de meesten. Wat social media, social software of social web exact inhoudt, wordt hierna uitgeklaard. 39 Wynants J. ‘Rock Werchter on last.fm’. http://blog.boondoggle.eu, mei 2007. 29
  • 30. Social media We geven allereerst enige duiding omtrent ‘social media’ en afgeleiden daarvan. De theorie daarrond vormt een groot deel van de basis voor wat verder komt. In het hierop aansluitende hoofdstuk wordt de link gelegd met cultuur. De zogenaamde e- cultuur kan krachtige voordelen opleveren bij het toepassen van social media principes. Karakteristieken Social media kan het best begrepen worden als een groep van nieuwe vormen van online media die de meeste van volgende karakteristieken delen: 40 ‣ Participatie Social media moedigt bijdragen en feedback geven sterk aan. Die mogelijkheid is er voor iedereen die geïnteresseerd is, waardoor de grens tussen het concept van media en het publiek vervaagt. ‣ Openheid Typisch staan social media services ook open voor feedback en participatie. Hiermee wordt bedoeld dat de informatie die gedeeld wordt en de feedback die gegeven wordt, door iedereen in te kijken is. De inhoud is zelden beschermd. Meestal is het nodig zich te registreren om te kunnen participeren. Commerciële social media services laten veelal iedereen die zich registreert gratis toe, enkel voor extra functionaliteit of bepaalde privileges dient in sommige gevallen te moeten worden betaald. ‣ Conversatie Daar waar het traditionele media-model over het ‘broadcasten’ — de zender stuurt de boodschap in enkele richting naar de ontvangers — van informatie gaat, is ‘conversatie’ het sleutelwoord bij social media. Communicatie verloopt in beide richtingen, iedereen is zowel zender als ontvanger. ‣ Community Social media laat het toe om snel een community te vormen, waarbij op een makkelijke en efficiënte manier met elkaar gecommuniceerd kan worden over gemeenschappelijke interesses. 40 ‘What is social media? (v1.3)’, Spannerworks, januari 2007. 30
  • 31. ‣ Connecties De meeste vormen van social media bestaan doordat ze verschillende media met elkaar verbinden, combineren en als een duidelijk, werkbaar geheel aanbieden. Het sociale web Wie de opkomst van het WWW (World Wide Web), de set van regels die instaat voor de presentatie van al dan niet grafische pagina’s op het internet, een beetje volgde zal misschien — terecht — opmerken dat een aantal van de hiervoor besproken social media principes toch al van bij het begin deel uitmaakten van de filosofie die bij deze ontwikkeling door de ontwerpers werd gevolgd. Tim Berners-Lee, die samen met de Belg Robert Cailliau het WWW uitvond, had het toen al over de sociale mogelijkheden van het internet zoals die nu aan het opkomen zijn, over nieuwe vormen en manieren van communiceren. 41 Die sociale mogelijkheden, die wij eerder onder ‘social media’ bespraken, worden daarnaast vaak onder de noemer web 2.0 geplaatst. Er zijn echter verschillende groepen mensen die deze term gebruiken als vaste titel voor verschillende principes. De discussie over wat web 2.0 nu eigenlijk is (een technologische evolutie, een sociale evolutie van het web of een marketing buzzword) 42 is er één die wellicht nooit tot een eensgezinde conclusie zal leiden. We wijzen hier kort op deze discussie omdat een aanzienlijk deel van de webontwikkelaars zich zou kunnen afvragen waarom we de term ‘social media’ verkiezen boven ‘web 2.0’. Om onduidelijkheid en verwarring uit te sluiten, is het enige antwoord. We hanteren verder de term ‘social media’, aangezien daarover eensgezinde duidelijkheid is wat betreft de betekenis en interpretatie ervan: het gaat dan puur over de sociale- en communicatiegevolgen van de internetevolutie. ‘Social web’ is dan een vorm van social media, waarbij de communicatie via het medium ‘web’ verloopt. Metamorfose in de technologiecultuur Berners-Lee heeft uiteraard gelijk als hij zegt dat het web van begin af aan ontworpen was zoals het zich nu aan het manifesteren is: “it’s about connecting people”. Toch stellen we dat er nu werkelijk een evolutie plaatsvindt: het is pas sinds kort dat men overschakelt van ‘het kopiëren van traditionele media-formats’ naar het soort van ontwikkelen dat mensen in staat stelt met elkaar te communiceren. 41 Berners-Lee, Tim. Fischetti, Mark. ‘Weaving the Web’, Harper, 1999, San Francisco. 42 Wynants, Jesse. ‘Aggregating the web’, Media & Design Academie (KHLim), 2006, Genk. 31
  • 32. Op een lezing over social media, haalt Tom De Bruyne van het marketing bureau i-Merge, de metamorfose aan die zich steeds weer manifesteert in de technologiecultuur. 43 Die metamorfose werd in 1977 beschreven door Paul Levinson, een Amerikaanse auteur en professor Communicatie en Media Studies, verbonden aan de Fordham University in New York. 44 Volgens Levinson kost het enige tijd eer een nieuwe technologie ‘aanvaard’ wordt en eer men de ‘echte mogelijkheden’ (het volledige potentieel) leert kennen of gebruiken. De manier van gebruiken doorloopt drie fases: ‘toy’, ‘mirror’ en ten slotte ‘art’. Om de ‘toy’-fase te illusteren, gebruikt Levinson film als voorbeeld. Toen het voor het eerst mogelijk was beelden op film vast te leggen en die te projecteren, was de fascinatie voor de technologie op zich zo groot dat er geen aandacht werd besteed aan de inhoud: “The first film makers were not artists but tinkerers. … Their goal in making a movie was not to create beauty but to display a scientific curiosity. The invention of the first cameras and projectors set a trend that was to repeat itself with the introduction of every new movie invention: the invention was first exploited as a novelty in itself.” Een voorbeeld van de ‘mirror’-fase van het internet, hoeven we volgens De Bruyne niet zo heel ver terug te gaan zoeken. Toen de geschreven pers het web ontdekte, werden bestaande magazines digitaal aangeboden. De webvariant was vaak een heel letterlijke kopie van het reële exemplaar. Een frappant voorbeeld is de online versie van de anders wel vooruitstrevende krant De Morgen: zelfs tot 2006 was dat niet meer dan het gedrukte exemplaar in PDF-formaat. Ook een gedeelte van de marketingwereld zit nog in de spiegelfase: net als billboards in het straatbeeld, vind je op het web een tegenhanger in de vorm van banners. Dat is echter een achterhaalde reclamevorm: studies wijzen uit dat regelmatige intergebruikers zich ‘trainen’ in het ontwijken van banners: de typische plaatsen waar die dingen zich bevinden, worden onbewust ontweken bij het bekijken van een webpagina. De Bruyne vergelijkt ook met de televisie: in de spiegelfase was het journaal niets meer dan een radiojournaal waar toevallig een camera op de nieuwslezer stond: alle nieuwsberichten werden gewoon voorgelezen, zonder filmpjes of foto’s, zonder camerawisselingen of reporters ter plaatse. De Bruyne denkt dat we nu aan het begin staan van de laatste fase: het internet wordt niet meer gezien als doel op zich (“ik moet als bedrijf aanwezig zijn op het net”), maar de nadruk ligt nu veel sterker op de inhoud. 43Tom De Bruyne (i-Merge), lezing op ‘leerstoel Jos Willems — Hoe revolutionair zijn sociale media?’, Inter- national Convention Center Ghent, 15 maart 2007, Gent. 44 Levinson, P. "Toy, Mirror, and Art: The Metamorphosis of Technological Culture." Etc. (June), 1977. 32
  • 33. Social web Zoals gezegd is ‘social web’ die vorm van social media, waarbij de communicatie via het medium ‘web’ verloopt. We overlopen de belangrijkste basistypes en bekijken dan enkele geavanceerde of ‘samengestelde’ types. Belangrijke basistypes van ‘social web’ ‣ Blog Een online logboek waarop de auteur(s) persoonlijk getinte artikels plaatst. Het meest recente artikel staat altijd bovenaan. Lezers kunnen commentaar en bemerkingen schrijven die dan onder het artikel verschijnen. Ook op die commentaar kan weer gereageerd worden door medelezers of door de auteur van de blog. ‣ Social network site Een website waarop de gebruikers ervan op een makkelijke manier een netwerk kunnen uitbouwen. Zo’n netwerk kan — net zoals in de offline wereld — bestaan uit vrienden, collega’s, professionele contacten of combinaties daarvan. Het bekendste voorbeeld is het razend populaire MySpace45 (107 mijoen leden wereldwijd op moment van schrijven). ‣ Content community Een online community over een bepaald onderwerp. Leden brengen informatie aan die door de community wordt gecategoriseerd, beoordeeld en besproken. Men spreekt van een zelf-regulerend model. Bekende voorbeelden: Flickr 46 (foto’s), del.icio.us 47 (links), YouTube48 (video’s). ‣ Wiki Een website waarop gebruikers informatie (tekst) kunnen plaatsen. In tegenstelling tot een content community, kunnen andere leden de informatie zelf wijzigen. Er ontstaat zo een gemeenschappelijk document waarvan een stijgend aantal gebruikers de auteur zijn. Bekendste voorbeeld: Wikipedia 49 (online encyclopedie die 1,5 miljoen artikels bevat in de Engelse taal alleen al). 45 http://www.myspace.com, 2007. 46 http://www.flickr.com, 2007. 47 http://del.icio.us, 2007. 48 http://www.youtube.com, 2007. 49 http://www.wikipedia.org, 2007. 33
  • 34. ‣ Forum Een online discussie website. Er is meestal één ruim onderwerp dat de leden bindt (bijvoorbeeld: ‘rockmuziek’). De discussies, die beginnen doordat een lid een bericht plaatst, zijn onderverdeeld in verschillende categorieën (‘optredens’, ‘cd besprekingen’, ‘onzin-hoekje’, ‘nieuws’, …). Social event calendar We hadden het net over types van social media. Een social event calendar is van het type content community, waarbij het onderwerp ‘evenementen’ zijn. Het in 2005 door Yahoo opgekochte Upcoming.org 50 laat leden toe om eender welk evenement toe te voegen aan een grote database. Andere leden kunnen dan vragen of opmerkingen plaatsen over dit evenement, het toevoegen aan hun favorieten of zelfs aangeven dat ze er ook aan deelnemen. Op die manier kan er bijvoorbeeld gezien worden welke andere Upcoming.org-leden volgende maand naar het concert van The Red Hot Chilly Peppers gaan in New York. En zie: het wordt steeds duidelijker welke potentieel de Vlaamse (e-)cultuur ongebruikt laat. Social event calendar als module Een steeds vaker voorkomend — en wellicht ook aantrekkelijker — fenomeen is het gebruik van social event calendars als tool, als een module die in een bestaande social media website wordt geïntegreerd. Het relatief bekende Last.fm51 is een content community over muziek. Er zitten andere types van social media in verwerkt. Zo kan er niet enkel gecommuniceerd worden over een bepaald concert (content), gebruikers kunnen ook aangeven naar welke concerten ze gaan. Er ontstaat zo een persoonlijke kalender per gebruiker. Als gebruiker kun je dan de kalenders bekijken van anderen die bijvoorbeeld dezelfde muziekvoorkeur hebben als jezelf. Het gaat zelfs nog verder. Er is ook de mogelijkheid om een dynamische kalender te laten samenstellen door het systeem, die gebaseerd is op verschillende voorkeuren van jezelf. Zo wordt er rekening gehouden met de evenementen waar gebruikers die je als ‘vriend’ hebt aangeduid, met je persoonlijke muziekvoorkeur en met de locatie die je hebt opgegeven. 50 http://www.upcoming.org, 2007. 51 http://last.fm, 2007. 34
  • 35. Resultaat: een overzicht met concerten en festivals die bij jou in de beurt plaatsvinden en die aansluiten bij jouw smaak en/of de smaak van jouw (online) vrienden. Naast een beschrijving te zijn van een social event calendar, is dit ook een heel mooi voorbeeld van het hierop naadloos aansluitende volgende stuk: social recommendation. 35
  • 36. Het belang van ‘Recommendation’ “If you like this, you might also like that” Het recommendation principe is interessant en wordt steeds meer toegepast. Eén van de eerste en waarschijnlijk de bekendst website die hiermee begon is de online boeken-, film- en muziekwinkel Amazon 52. Het begon met een zinnetje als: “If you like this item, you might also like …”. Dat stond bij het product dat je aan het bekijken was. Er volgde dan een opsomming van enkele andere producten waarvan een algoritme bepaalde dat je ze ook wel interessant zou kunnen vinden. Social recommendation Binnen social media wordt zo een ‘aanraders’-systeem vaak toegepast. Soms wordt het expliciet geïmplementeerd als functie, op andere momenten ontstaat het spontaan, als gevolg van de activiteiten die gebruikers op zo’n website uitvoeren. Op de Amazon site die bestaat op het moment van schrijven, staat nu bij een product “What do customers ultimately buy after viewing this item?” en ook “Customers who bought this item also bought …”. Amazon brengt die mening en dat gedrag van andere klanten veel prominenter in beeld dan wat het algoritme voorstelt: het gaat ervan uit dat potentiële klanten veel meer belang hechten aan wat andere klanten denken, dan aan wat ‘de website’ zegt. 52 http://www.amazon.com, 2006. 36
  • 37. Er wordt gesproken van social recommendation wanneer mensen die zich in een gelijke situatie (‘klanten onder elkaar’ en niet ‘bedrijf aan klant’) bevinden, elkaar bewust of onbewust aanraders doorgeven. 53 Op webapplicatie Last.fm (zie case study), vindt er zowel impliciete als expliciete social recommendation plaats. Onbewust en impliciet heeft de dynamische, gepersonaliseerde kalender die functie: je ziet naar welke muziek je vrienden luisteren en naar welke concerten ze gaan. Tevens kun je als gebruiker muziek gaan aanraden aan zowel je vrienden als aan een groep van gebruikers die daarin geïnteresseerd zou kunnen zijn. The Long Tail Bovendien heeft zulke software een interessant gevolg, bekend onder de marketingterm ‘The Long Tail’: recommendation engines verhogen de kans op het vinden en/of consumeren van producten die beschouwd worden als obscuur of als bestemd voor slechts een kleine groep geïnteresseerden. 54 Anders gezegd: door op Amazon de pagina over de laatste cd van Britney Spears te bekijken, kan je makkelijk terechtkomen bij Pink en zo bij No Doubt, waar je dan weer The Selecter wordt aangeraden, een groep die je anders nooit opgevallen zou zijn. 53 http://www.last.fm/tour/discover/, 2007. 54 Anderson, Chris. ‘The Long Tail’, Wired, oktober 2004. 37
  • 38. Amazon haalt door dit fenomeen meer inkomsten uit de grote groep ‘minder bekende’ artiesten dan uit de eerder kleine groep supervedetten die voor de invoering van het recommendation systeem voor nagenoeg àlle omzet zorgden. Je kan dit ook anders bekijken, vanuit het standpunt van de klant: het is veel makkelijker geworden om datgene te vinden dat het beste aansluit bij jouw wensen. Indien we het social recommendation systeem toepassen op een culturele portaalsite zoals Cultuurweb of het op jongeren gericht Gobots 55, dan zou er een digitaal, organisch — want door de gebruikers zelf in stand gehouden — systeem ontstaan dat het juiste cultuuraanbod presenteert aan de juiste persoon. En laat dat nu net één van de nieuwe uitdagingen van e- cultuur zijn. (zie verder) 55 http://gobots.be, 2006. 38
  • 39. E-cultuur Situering De rol van het internet in de relatie tussen publiek en aanbod Publieksopkomst is al sinds het begin de hoofdrolspeler in het debat rond cultuurparticipatie. Er is echter het belangrijke besef gekomen dat niet zozeer de hoeveelheid publiek er toe doet maar wel de hoeveelheid juiste publiek. In marketing-termen spreekt men van sociale mix. Niet iedereen hoeft overgehaald te worden om elke culturele manifestatie bij te wonen. Men is beginnen nadenken over de kwaliteit van de relatie tussen publiek en aanbod. Het Internet is daar een rol in gaan spelen. Het biedt uitgebreide mogelijkheden om het juiste publiek op een vlotte manier in contact te brengen met de juiste cultuur. Een artikel56 van Geert Sels, cultuurredacteur van De Standaard, laat enkele specialisten aan het woord over de mogelijkheden van e-cultuur: Jos de Haan (senior onderzoeker Sociaal Cultureel Planbureau), Dirk De Wit (Digitaal Platform van de steunpunten Instituut Audiovisuele Kunst en Instituut Beeldende Kunst), Olga Van Oost en An Lavens (wetenschappelijke medewerkers vakgroep SMIT, Vrije Universiteit Brussel, en Stefan Kölgen en Ann Laenen van Kölgen&Laenen. Er wordt gesteld dat e-cultuur enerzijds — en het speelt dan de rol van marketingtool — kan helpen bij het optimaliseren van de communicatie van cultuurorganisaties, anderzijds kan het een omgeving bieden die het mogelijk maakt voor het publiek om dichter bij het (kunst)werk te komen. Een contentcommunity (zie eerder in ‘Belangrijke types van social media’) rond cultuur zou daarvan een voorbeeld kunnen zijn. Zo’n contentcommunity hoeft niet per se de ‘informatie over kunstwerken’ te bevatten, ze kan ook de kunstwerken zelf bevatten. Een beeldend kunstenaar zou een contentcommunity als virtueel museum kunnen gebruiken. We vermoeden — als het al geen werkelijkheid geworden is — dat het niet lang meer zal duren vooraleer een theatergezelschap een voorstelling speelt in de online wereld Second Life. Een virtuele theatervoorstelling met virtuele acteurs, voor een virtueel publiek — het toppunt van e-cultuur. 56 Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003. 39
  • 40. Een medium voor cultuurparticipatie Kunstenaars gaan soms nog verder: e-cultuur is dan niet louter een middel om informatie over ‘afgewerkte’ kunstwerken of manifestaties te voorzien, het is een manier om een publieke, virtuele ruimte te voorzien waar gebruikers kunnen bijdragen in het creatieproces. 57 Op het moment van schrijven, begin mei, vond net de opening van een open source museum plaats in de virtuele wereld Second Life: het OSMOSA (Open-Source Museum of Open-Source Art). 58 Het is een initiatief van een groep studenten van Brown University. Het museum ligt in Second Life’s Eson regio 59 en de kunstwerken die het tentoon stelt, kunnen aangepast, gekopieerd of ook verwijderd worden. Het museum zélf is eveneens aan te passen, wat een dynamisch kunstgebouw als resultaat heeft. Dat aanpassen vond al plaats tijdens de openingsreceptie: iemand bracht onder andere ruimtehelmen aan op Manets ‘Olympia’. 57 De Wit, Dirk. ‘Digitaal platform van de steunpunten IAK en IBK’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003, p. 33 58 Otero, A. ‘Open-Source Museum Opens in Second Life’, 4 mei 2007, Rhizome.org. 59 secondlife://Eson/30/235/63, 2007. 40
  • 41. E-cultuur in Vlaanderen Eénrichtingsverkeer Hoewel verschillende Vlaamse cases die in 2003 liepen in die richting wijzen, was (en is) er twijfel bij specialisten over het verband tussen de net besproken twee rollen. Men durft nog niet te stellen dat mensen die — aangetrokken door het inhoudelijke klimaat — lid worden van een virtuele community van een kunsthuis, op een gegeven moment ook werkelijk opduiken bij manifestaties. Olga Van Oost (wetenschappelijk medewerker vakgroep SMIT, VUB) stelt dat zo’n community eerder bijdraagt tot de verdieping van de participatie — het versterken van de participatie-ervaring dus — dan tot de uitbreiding van het aantal reële participanten. 60 Merk hierbij op dat men het heeft over communities die georganiseerd en opgezet worden vanuit een kunsthuis. Het voorbeeld dat men in het artikel gebruikt is de community die nieuwe-mediaspecialist Kölgen&Laenen ontwierp voor Het Paleis. 61 Nog steeds gebruikt het grootste deel van de culturele instellingen het Internet als een digitaal verlengstuk van de klassieke communicatiemiddelen, zoals programmaboekjes, mailing, flyers en affiches. De website bevat een programma en er kunnen eventueel meteen tickets besteld worden via die weg. Hoewel men de informatie in sommige gevallen gepersonaliseerd aanbiedt, is dit nog steeds puur eenrichtingsverkeer. Sinds enkele jaren is er de verschuiving van e-cultuur als ‘digitale marketingtool’ naar ‘middel om het publiek actief aan te spreken’ in werking getreden. Ofwel: culturele instellingen beginnen de mogelijkheden van social media te ontdekken. Sociale e-cultuur in Vlaanderen Zoals gezegd kan e-cultuur het toelaten aan culturele organisaties om ruimte te geven aan een actievere inbreng van het publiek. Hoe moet dat dan concreet gezien worden? Daar waar bij ‘e-cultuur als marketingtool’ alle initiatief bij de cultuurorganisator ligt — hij stuurt een nieuwsbrief, eventueel aangepast aan het profiel van de ontvanger, verschuift dit bij sociale e-cultuur voor een groot gedeelte naar de gebruiker. 60 Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003, p. 20 61 http://www.hetpaleis.be en http://www.kandl.be (2006) 41
  • 42. De cultuurorganisator reikt de middelen aan (een website met social media eigenschappen bijvoorbeeld) en de gebruiker beslist op welke manier die middelen worden gebruikt. Gebruikers worden niet alleen vrij om te kiezen hoe ze reageren, ze krijgen ook de mogelijkheid om te kiezen met wie ze dat doen. Er ontstaat een virtuele community waar mensen met elkaar communiceren over gedeelde interesses en in die structuur reflecteren op wat de organisator aanbiedt. Geert Sels somt enkele vaststellingen op, omtrent de niet erg uitgebreide maar interessante — en in Vlaanderen een voortrekkersrol spelende — communitysite van theaterhuis Het Paleis. 62 De bestaande site werd uitgebouwd tot een community die bestond uit een forum, er werden af en toe chatsessies georganiseerd, gebruikers konden een profiel aanmaken en — in 2003 en zeker in de cultuursector vooruitstrevend — artiesten hielden een weblog bij over producties die ze aan het voorbereiden waren. Laten we enkele relevante vaststellingen overlopen en er het daarover recent verschenen publieksonderzoek 63 aan vastkoppelen: ‣ de website hetpaleis.be kende in één jaar tijd een verdubbeling van het aantal unieke bezoekers (3 728 naar 7 865). Dat aantal bleef nog stijgen. Social e-cultuur, besluit men in het onderzoek, is aantrekkelijker dan ‘puur informatieve e-cultuur’; ‣ de ondervraagden behoorden overwegend tot de groep 14 tot 24-jarigen, wat zeer goed aansluit bij de doelgroep van het theaterhuis. Zo’n 31% komt maandelijks langs, 65% surft regelmatig naar de community; ‣ 87% van de websitebezoekers zag ooit al eens een voorstelling in of van Het Paleis. Dat betekent dat 13% puur virtuele bezoekers zijn die daar terechtkwamen op zoek naar informatie of aangetrokken door de online activiteiten. Reële en virtuele bezoekers komen in contact met elkaar en uit opmerkingen van respondenten blijkt dat het zeer effectieve marketingfenomeen mond-tot-mondreclame er plaatsvond: sommige virtuele bezoekers werden overtuigd of kregen meer interesse om deel te nemen aan voorstellingen door reële bezoekers. Sels maakt ten slotte nog een interessante opmerking: “Tot dusver is de omvang van de groep niet-participerende, maar wel in cultuur geïnteresseerde mensen nog in geen enkel onderzoek in kaart gebracht.” Die zou wel eens groter kunnen zijn dan verwacht. In elke geval bestaat deze groep. De resultaten van het publieksonderzoek van Het Paleis bewijzen niets, maar wijzen wel in een aantrekkelijke richting: sociale e-cultuur zou een middel kunnen zijn om geïnteresseerde niet- participanten te stimuleren tot participatie. 62 Sels, Geert. ‘De mogelijkheden van e-culture’, MMNieuws 9/10, jaargang 5, 2003. 63 Laenen, Ann. ‘Een portret van HETPALEISpubliek: cijfers, feiten en wetenswaardigheden - Bundeling pu- blieksonderzoeken 2001-2005, Antwerpen, 2007. 42
  • 43. Deel 2 — Kwalitatief onderzoek 43