3. 1) Bedenk wie de opdracht heeft gegeven aan Rembrandt voor het maken van dit groepsportret Alsof ze even opkijken van hun werk - zo portretteerde Rembrandt de vijf staalmeesters van het Amsterdamse lakengilde. De vijf heren zitten rond de tafel waarop een boek ligt, waarschijnlijk bedoeld voor de boekhouding. Achteraan staat hun bediende - de enige die geen hoed maar een kalotje draagt. De staalmeesters vormden een college dat de kwaliteit van geverfd laken controleerde, een fijne wollen stof. Om de kwaliteit van verschillende partijen laken te vergelijken gebruikten ze 'stalen', proeflappen - vandaar hun naam, staalmeesters Een staalmeester werd benoemd voor één jaar, maar kon ook voor meer dan één ambtsperiode gekozen worden. De zittingsperiode liep van Goede Vrijdag tot Goede Vrijdag. Het staalmeesterschap was een ere- functie waar niet voor betaald werd; staalmeesters moesten dus redelijk bemiddeld zijn. Driemaal per week kwamen de staalmeesters bij elkaar om de stoffen te keuren, opdat in Amsterdam alleen laken van de beste kwaliteit verhandeld werd. De staalmeesters die zich door Rembrandt lieten schilderen, oefenden hun taak uit van Goede Vrijdag 1661 tot Goede Vrijdag 1662.. Rembrandts staalmeestersportret is een meesterwerk onder de Nederlandse groepsportretten.
4. 2) Tot welke laag van de bevolking behoorden de staalmeesters? Ontleen drie argumenten aan de bron.
5. Op staatkundig gebied bestond er in de zeventiende eeuw een tegenstelling tussen enerzijds de Republiek en anderzijds Engeland en Frankrijk 3) Leg uit waaruit die tegenstelling bestond.
6. Antwoorden: 1) De vijf staalmeesters van het Amsterdamse lakengilde die vanaf Goede Vrijdag 1661 een jaar lang in functie waren 2) De staalmeesters behoorden tot de gegoede burgerij: - De functie van staalmeester was een erefunctie waarvoor niet betaald werd.- De afgebeelde staalmeesters zijn voornaam en rijk gekleed (in tegenstelling tot de bediende).- De staalmeesters beschikten over de financiële middelen om bij de bekende schilder Rembrandt van Rijn een groepsportret te laten maken. 3) Terwijl de Republiek in de zeventiende eeuw een gedecentraliseerde staat was bestaande uit zeven soevereine gewesten (1 punt), waren Engeland en Frankrijk gecentraliseerde staten met een koning als soeverein.
7. Frankrijk versus de Republiek der Verenigde NederlandenEen vergelijking van de 17e eeuwse maatschappij REPUBLIEK der VERENIGDE NEDERLANDEN Protestant -Katholieken getolereerd Geen centraal geleide eenheidsstaat, maar gewestelijke autonomie Bottom- up Vroedschappen en gewesten bepalen eigen beleid FRANKRIJK Katholiek - Hugenoten vervolgd (godsdienstvrijheid afgeschaft) Absolutisme: absolute macht in handen van de vorst (Lodewijk XIV) droit divin: absoluut gezag is een goddelijk recht Top- down - ‘Intendanten’ leggen verantwoording af aan de koning
8. Politiek in de Republiek: Gewesten: De Republiek der Verenigde Nederlanden was een statenbond van grotendeels zelfstandige gewesten (provincies). oppergezag in ieder gewest lag bij de Gewestelijke Staten: zij regelden bijv. kerkelijke zaken, belastingen en rechtspraak. (de Gewestelijke Staten werden elk op een eigen wijze samengesteld met eigen machts- en gezagsverhoudingen.) In alle Gewestelijke Staten waren de steden door regenten vertegenwoordigd en in sommige (oostelijke) gewesten ook de adel
9. De Republiek De samenwerking tussen de gewesten werd geregeld door de Staten Generaal in Den Haag. Ieder gewest stuurde er afgevaardigden naar toe. De Staten Generaal besliste over buitenlandse politiek en defensie en de daarmee verbonden financiën belangrijke besluiten moesten genomen worden met algemene stemmen. Ieder gewest had dus het recht van veto. Omdat Holland de grootste bijdrage leverde aan de financiën van de Republiek, had dit gewest in de Staten Generaal de grootste invloed De machtigste man van de Staten Generaal was de raadspensionaris van Holland. Hij leidde, als hoogste Hollandse ambtenaar, de Hollandse vertegenwoordiging in de Staten Generaal.
10. De Republiek: In principe koos ieder gewest zijn eigen legeraanvoerder of stadhouder. De Stadhouders voerden het bevel over de legers van de gewesten. In de praktijk waren de stadhouders altijd leden van het Huis van Oranje. Bij een groot deel van de bevolking stonden de stadhouders als prinsen van Oranje in hoog aanzien. Meestal waren er twee stadhouders, een in Holland en een in Friesland, die elk stadhouder van een aantal gewesten waren.
11. De Steden: de steden werden vooral bestuurd door burgers. Een kleine groep, de regenten, speelde een belangrijke rol in de vroedschappen (bestuurscolleges) van de steden de regenten waren vaak tot rijkdom en aanzien gekomen door hun handels – en nijverheidsactiviteiten De steden hadden in de Republiek het overwicht op politiek en sociaal terrein. In het gewest Holland was het overwicht het duidelijkst.
16. Het bestuur in het gewest Vanuit het vroedschap stuurden de steden afgevaardigden naar de: GEWESTELIJKE STATEN: - samenstelling verschilde per gewest (adel/steden) - voorzitter van de staten van Holland was de RAADPENSIONARIS - ieder gewest benoemde een hoogste bestuurder: de STADHOUDER